Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Teirzijde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Teirzijde

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ere zij God

Wij lezen dat toen de Heere de aarde grondde en haar hoeksteen legde, de morgensterren te zamen vrolijk zongen en al de kinderen Gods juichten, Job 38. Datzelfde is gebeurd, toen de Grondsteen in Sion, de kostelijke Hoeksteen geboren werd in Bethlehem. Ook van dat God verheerlijkend lied der engelen geldt, dat nauwkeurige lezing vanuit de grondtekst in sommige opzichten dieper inzicht kan geven in de inhoud.

De lofzang der engelen bestaat uit drie punten:1. Ere zij God in de hoogste hemelen; 2. onvrede op aarde; 3. in de mensen een welbehagen. Geheel letterlijk vertaald uit de grondtekst:1. Eer in hoogste aan God; 2. en op aarde vrede; 3. in mensen welbehagen. Geen lidwoorden en geen werkwoord. Op dat laatste willen wij allereerst de aandacht vestigen. Dit ontbreken van werkwoordsvormen in het lied der engelen wijst alweer op een Hebreeuwse achtergrond, al schreef Lukas zijn Evangelie in het Grieks. In onze Nederlandse Bijbel staat wel een werkwoord: re zij God. Maar dat "zij" is cursief gedrukt, als aanwijzing dat het niet in het oorspronkelijke staat.

Wij weten wel, dat dit "zij" aanvoegende wijs is. De aanvoegende wijs wordt doorgaans gebniikt om een wens uit te drukken: "het zij zo, het ga u goed". Maar die wetenschap zou ons juist op een dwaalspoor kunnen brengen. Veelal wordt de uitdrukking "Ere zij God" inderdaad zo opgevat. Alsof de engelen een wens zouden uitspreken, of een aansporing of op wekking zouden doen: het past en betaamt ons God te eren; och dat dat nog eens het geval mocht zijn; God is het zo waardig dat Hem de eer wordt toegebracht, enz. Maar neen, de engelen spreken hier geen wens.

Eer aan God. Of schepselen, engelen of mensen. Hem eer toebrengen of niet, eer aan God. Hij is eeuwig. Zijn eer is eeuwig. Hem alleen komt alle eer toe. En alle eer en heerlijkheid die er in het geschapene gevonden kan worden, komt alles van Hem. Dat schepselen, zoals hier de hemelse scharen in Efrata's velden, de eer bezingen van Zijn aanbiddelijke deugden, is alleen omdat er van eeuwigheid tot eeuwigheid bij Hem in de hoogste hemelen eer is. Hij is Zelf eer. Dat aanbidden de engelen met de woorden: Ere zij God in de hoogste hemelen. Als uitdrukking van de hoogste eerbied voor de hoogste majesteit Gods. Eer aan God. In de oude Engelse Bijbel is hier geen werkwoordsvorm: "Glory to God in the highest, and on earth peace, good will toward men."

Maar wat betekent hier het woord "eer", in de Griekse grondtekst "doxa"? Men moet ook hier weer aan het Hebreeuws denken. Achter doxa staat het Hebreeuwse woord "kabood", de eer, de heerlijkheid des Heeren. "Kabood" is door de onzen zowel door "eer", als door "heerlijkheid" overgezet.

Eli's schoondochter moest uitroepen "Ikabod", dat is: Waar is de eer? " (1 Sam. 4:21). Zij heeft het goed geweten: e eer is weggevoerd uit Israël. Neen, niet omdat het volk tegen de Filistijnen de nederlaag geleden en alzo zijn eer verloren had. God was van Israël geweken om der zonden wil. En wanneer God weg is en Zijn eer, is ook al onze eer vergaan. Maar in de hoogste hemelen is de ere Gods storeloos, want onverbrekelijk met God Zelfverbonden. Daar is de openbaring Zij ner heerlijkheid oneindig meer dan ergens elders. Daar zal God eeuwig en volmaakt de eer en de aanbidding van al Zijn volk ontvangen. Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid, Rom. 11:36. (Weer dat cursieve woordje zij, niet als wens, maar blijk van ootmoedige aanbidding, zie ook Rom. 16:27.)

Eer aan God. Hij heeft alles gewrocht om Zijns Zelfs wil, dat is tot Zijn heerlijkheid. Maar het allerluisterrijkst komt Zijn eer uit in datgene waarvan hier de engelen zingen, het soevereine besluit van Zijn welbehagen, waarin Hij de Zijnen verkoor tot de zaligheid en waardoor Hij hun in de tij d vrede op aarde zal toebrengen. Daarvandaan behaagde het de Heere reeds onder het Oude Verbond Zijn kabood te doen wonen te midden van Israël. Op een zeer bijzondere wijze heeft de heerlijkheid des Heeren gewoond op de berg Sinaï ten tijde van de wetgeving, en de heerlijkheid des Heeren was er als een verterend vuur. Ex. 24:16, 17. De heerlijkheid des Heeren vervulde de tabernakel, zodat Mozes niet kon ingaan vanwege de heerlijkheid. Ex. 40:34, 35. Dergelijke geschiedde ook bij de inwijding van de tempel van Salomo, 2 Kron. 7:1-3. De heerlijkheid des Heeren waarmede Hij wilde wonen onder Zijn volk, wordt ons beschreven als een majesteitelijk luisterrijk licht dat de zon verre te boven ging. De heerlijkheid des Heeren zo met betrekking tot de luister van de tekenen Zijner majesteitelijke tegenwoordigheid, als tot de heerlijkheid van Zijn aanbiddelijke deugden en volmaaktheden, zo ontzaglijk dat al de kinderen Israels die er de getuigen van waren, met hun aangezichten ter aarde bukten en aanbaden en loofden de Heere, dat Hij goed is, dat Zijn weldadigheid is tot in eeuwigheid. Als datreeds in de verschijningZijner heerlijkheid op aarde is, hoe zal het dan zijn in de hoogste hemelen!

Maar in Ezechiël 9 - 11 is te lezen wat het is, als de kabood des Heeren wordt weggenomen. Ezechiël moet profeteren dat het gericht over Jeruzalem en Juda vastelijk besloten is. Dan staat er: En de heerlijkheid van de God Israels hief zich op van de cherub waarop Hij was, tot de dorpel van het huis", 9:3. Hij toeft nog op de dorpel, om te tonen dat Hij traag is tot toorn. Dan lezen we: Toen hief zich de heerlijkheid des Heeren omhoog van boven de cherub op de dorpel van het huis", 10:4. De Heere maakt Zich gereedschap van vertrekken, maar nog wacht Hij om genadig te zijn. "Toen ging de heerlijkheid des Heeren van boven de dorpel des huizes weg en stond boven de cherubs. En de cherubs hieven hun vleugelen op en verhieven zich van de aarde omhoog voor mijn ogen, als zij uitgingen; en de raderen waren tegenover hen; en elkeen stond aan de deur der Oostpoort van het huis des Heeren; en de heerlijkheid van de God Israels was van boven over hen", 10:18, 19. Maar geen stem en geen opmerken, geen komen in de schuld. "Toen hieven de cherubs hun vleugelen op en de raderen tegenover hen, en de heerlijkheid van de God Israels was over hen van boven. En de heerlijkheid des Heeren rees op van het midden der stad", 11:22, 23. Het mocht ons maar aangrijpen, ook als kerkelijke gemeenschap in de omstandigheden waarin wij verkeren aan het einde van het jaar 1992 en aan het begin van een nieuw jaar. Des Heeren geduld is groot, maar niet onuitputtelijk. Wat zal het zijn, als Zijn heerlijkheid ten laatste geheel en al zal wijken?

En toch kunnen wij bij dezelfde Ezechiël, hoofdstuk 43, lezen, dat de heerlijkheid van de God Israels eens terug zou komen tot de tempel. Hoe arm zijn zij die daarvoor uitzien naar chiliastische tijden. Snellijk zal tot Zijn tempel komen die Heere Die gijlieden zoekt, profeteerde Maleachi.

Engelen waren betrokken bij het wijken van de heerlijkheid des Heeren van Jeruzalem. Engelen met een vlammig lemmer eens zwaards bewaarden de toegang tot de hof van Eden. Engelen verkondigen ook bij Bethlehem vrede op aarde, louter en alleen krachtens het goddelijk welbehagen. Ere zij God in de hoogste hemelen.

Maar groter dan het wonder van het lied dier hemelse zangers nog is wat we even tevoren lezen, in vers 9. Ezechiël 43 gaat in vervulling in Lukas 2: "En zie, een engel des Heeren stond bij hen, en de heerlijkheid des Heeren omscheen hen, en zij vreesden met grote vreze." Daar staat in het Grieks voor heerlijkheid hetzelfde woord doxa als waarmede de engelenzang begint. Het is ook in wezen dezelfde kabood. Ere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen.

Wij mochten elkander bij de aanvang van het nieuwe jaar wel toewensen, door hartvernieuwende genade een deelgenootschap aan dat volk, bedeeld met dezelfde vreze als de herders, die de blijmare van de engel mochten horen aangaande de wedergekeerde heerlijkheid des Heeren, om met David, Psalm 145, te getuigen: Ik zal uitspreken de heerlijkheid der eer Uwer majesteit en Uw wonderlijke daden.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 december 1992

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Teirzijde

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 december 1992

De Wachter Sions | 8 Pagina's