Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET LIED VAN DEBORA

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET LIED VAN DEBORA

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET BOEK DER RICHTEREN - 9

Dit volk heb ik Mij geformeerd, zij zullen Mijn lof vertellen. Ook Debora mag nu door cle Heilige Geest God de eer geven van Zijn wonderlijke verlossing, waarbij zij ook de gevoelens van het hart van Barak vertolkt (5 : 1). De echte dankbaarheid aan de Heere klimt altijd uit het stof. Dat wil zeggen dat die dankbaarheid komt uit een verslagen hart, met belijdenis van zonde. Wanneer Debora in haar lied de uiterste ellende aangeeft, waarin het volk verkeerd heeft (v 6, 7, 8), belijdt zij voor de Heere ook de oorzaak, n.1. de zonde. Hoor maar (v 8): verkoos hij nieuwe goden".

Die hij is Israël. Die nieuwe goden zijn de afgoden van de omringende volkeren. Keer op keer verliet Israël de HEERE en diende de afgoden.

Omdat zij Hem verlieten, kwamen zij onder de rechtvaardige toorn en was straffende hand over hen. Gods

Toch verloste de HEERE Zijn volk Israël. De reden daarvoor ligt alleen in Hem zelf. Hij verkoos Israël uit vrije goedheid. Hij werd hun Verbondsgod. In het Lam, dat geslacht is van voor de grondlegging der wereld, wilde Hij Zich over Israël ontfermen. Daarvan zingt Debora nu (v. 3, 4, 5). Zij herinnert aan de komst des HEEREN tot Israël. Israël kwam uit Egypte, uit het westen. Bij de Sinaï kwam de HEERE. Alsof Hij hen tegemoet kwam, vanuit het oosten, uit de richting van Seïr (Edom). En de ganse berg Sinaï beefde zeer!

Debora herinnert hier ook aan de weg, die de HEERE baande toen Israël niet door Edom Kanaan mocht binnentrekken. Hij versloeg al de vijanden. Diepe indruk heeft dat op de heidenvolken gemaakt.

Zij herinnert ook aan wat de HEERE hier in de strijd tegen Sisera deed; de hemel en de wolken dropen van water (zie bijbelstudie 7).

Haar hart is vol van Gods trouw en wonderen. Looft clen HEERE! (v. 2, 9).

Debora wekt ook het volk op om de daden des HEEREN te vertellen. In vers 10 worden de voornaamsten van het volk en de reizende kooplieden aangesproken. En in vers 11 spreekt zij tot de boeren, arbeiders en herders, die nu weer in de steden en bij de drinkplaatsen kunnen komen, zonder angst voor roofzuchtige vijanden.

Nu gaat Debora in haar lied de eigenlijke strijd bezingen. En dan is haar hart zo vol, dat zij de HEERE te hulp roept om al haar gevoelens te kunnen vertolken: „Waak cp, waak op, Debora, waak op, waak op, spreek een lied" (v. 12).

In haar lied betrekt zij dan het gedrag der stammen. Sommige stammen worden geprezen, anderen bestraft. Weliswaar moest Barak in het bijzonder de stammen Naftali en Zebulon oproepen, omdat clie het meest van de verdrukking te lijden hadden', maar blijkens dit lied is Debora's oproep door heel het land gegaan.

En de stam van Efraïm kwam het eerst, gevolgd door Benjamin. De laatste stam was bijzonder bekend om haar boogschutters en slingeraars. De stam van Manasse (hier genoemd Machir, de eerstgeborene van Manasse) leverde aanvoerders. In Zebulon was er een algemene mobilisatie geweest door middel van het rondsturen van brieven (v. 14). Ook Issaschar was onder leiding van haar oudsten en voornamen op Debora's oproep gekomen.

Debora spreekt ook haar blijdschap uit over de komst van Barak, die op z'n voeten wilde strijden tegen ijzeren strijdwagens! Ook spreekt zij haar blijdschap uit over allen', van hoog tot laag, die zich gewillig hebben aangeboden (v. 2, 9, 15). Mijn volk zal zeer gewillig zijn op de dag van Mijn heirkracht!

Thans moet Debora de stammen, die niet meetrokken streng bestraffen. De HEERE had Israël verlossing beloofd, en toch kwamen zij niet. Zij verachtten Zijn roepstemmen en Zijn goedertierenheid. En de andere stammen laten zij nog lijden onder de verschrikkelijke verdrukking.

Zij zochten alleen hun eigen belang.

Daar is dan de stam van Ruben. Was hij niet de oudste zoon van Jakob? 't Is waar wat Jakob op z'n sterfbed zei: gij zult de voortreffelijkste niet zijn. Deze stam woonde in het Overjordaanse. Zij hadden veel vee; een rustig landelijk leven en weinig last van de vijand. Als Debora's oproep komt vindt het eerst weinig weerklank. Al die onrust...

Maar dan zeggen ze later tegen elkaar: wij moeten onze broeders niet alleen laten vechten, wij moeten ze helpen! En ze praten, praten, uren lang. Geweldige plannen worden gemaakt. Maar wie zal voor het vee zorgen? Wie voor de achterblijvende vrouwen en kinderen. Nee, de bezwaren zijn toch eigenlijk wel groot. En met al hun gepraat gebeurde er net niets. Ze bleven toch liever in cle stal en tussen het geblaat van de kudde.

Vlijmscherp is clan Decora's bestraffing, die daarmee ten diepste Gods bestraffing overbrengt: „In Rubens gedeelten waren de inbeeldingen des harten groot. Waaorm bleef gij zitten tussen' de stallingen, om te horen de blatingen der kudde? " (v. 15, 16). Ligt hier ook geen waarschuwing voor ons? Wat heeft de Heere aan praatchristenen, zonder dat de vruchten van ware Godsvreze gezien worden?

Maar ook andere stammen bleven weg. Gilead bleef ook mooi aan de andere zijde van de Jordaan. En Dan? Die moesten zo nodig handel drijven met. de Phoeniciërs, die met hun schepen over zee kwamen.

En Aser bleef ook thuis. Zij bleven bij de gescheurde plaatsen. Mogelijk worden hier kreken bedoeld, waar men veel vis kon vangen. Dan en Aser hadden het veel te druk met hun wereldse voorspoed. Zij hadden God en Zijn dienst niet nodig. Bovendien was er de Kaïnsgeest: ben ik mijns broeders hoeder?

O, mijn jonge vrienden, zegt Christus niet: „wat baat het de mens, zo hij de gehele wereld gewint, en lijdt schade aan zijn ziel? "

De stammen Zebulon en Nafthali hebben echter hun leven voor de verlossing van Kanaan overgehad (v. 18). Dan zegt de Heere: die Mij eren, zal Ik eren. De stammen Juda cn Simeon worden niet genoemd. Het zou kunnen zijn, dat zij zelf te strijden hadden tegen de invallende Filistijnen.

Vervolgens verhaalt Debora de grote overwinning des Heeren' door middel van plotseling optredende wateroverlast, waarover wij reeds geschreven hebben. In dichterlijke taal brengt zij dit alles onder woorden. Ook hoe de vijanden een grote nederlaag behaalden. Koning Jabin en zijn bondgenoten rekenden vast op een grote buit, maar zo dicht dan Debora: zij brachten geen gewin des zilvers daarvan! Integendeel, de vijand werd verslagen. Het gebeurde in het dal van Megiddo. Daarin ligt een heenwijzing naar wat eens geschieden zal volgens Openbaring 16. De anti-christelijke machten zullen samenspannen tegen God en Zijn volk. Het zal bij Ar-mageddon zijn (= berg van Megiddo). Hoewel wij niet precies weten wat hiermede bedoeld is, zal echter de bedoeling wel zijn, dat God op dezelfde wonderbaarlijke wijze als Hij hier Sisera en zijn leger verslagen heeft, ook clan als cle grote Overwinnaar tevoorschijn zal komen. En was het land nu 40 jaar stil (v 31), clan zal het eeuwig vrederijk aanbreken. En Zijns Koninkrijks zal geen einde zijn!

Debora bezingt ook de dood van Sisera door de hand van Jaël. In cle voorgaande bijbelstudie hebben wij daar reeds aandacht aan geschonken.

Op één tekst moeten wij nu nog de aandacht vestigen, n.1. vers 23.

„Vloekt Mercz, zegt de engel des HEEREN, vloekt haar inwoners geduriglijk; omdat zij niet gekomen zijn tot hulp des HEEREN, tot de hulp des HEEREN, met de helden". Deze plaats lag nabij d.e beek Kison. Toen het leger van Sisera vluchtte hadden de inwoners van deze stad hen een beslissende slag kunnen toebrengen. Maar zij staken hun hand niet uit. En hoewel de HEERE niemand nodig heeft, hadden zij toch mee moeten strijden. Be HEERE werkt immers middellijk en het was Zijn bevel. Het ging ook orn cle zaak van heel het volk; het ging om de zaak en de Naam des Heeren. Hier kon God niet straffeloos toezien.

Daarom is het de engel des HEEREN zelf, de Zoon van God, die hier deze plaats gaat vervloeken.

En deze vloek is ook gekomen. Meroz wordt in de bijbel niet meer genoemd, 't Blijft toch maar altijd waar: Gij roeit hen uit die afhoereren, en U de trotse nek toekeren. Wee onzer, indien Zijn vloek ons eeuwig treffen zal! Als Hij zeggen moet: gijlieden hebt niet gewild dat Ik Koning over u zou zijn.

Maar, en dat moet je ook weten, Hij wil nu nog volgaarne Zijn zegenende handen uitbreiden over zondaren, die met hun vloek en verlorenheid aan Gods genadetroon nederknielen. Want, o wonder van genade, Hij heeft voor de overtreders gebeden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 september 1974

Daniel | 24 Pagina's

HET LIED VAN DEBORA

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 september 1974

Daniel | 24 Pagina's