Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERK EN KERKRECHT 38

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERK EN KERKRECHT 38

De Dordtse Kerkorde, artikel 6

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zal ook geen dienaar dienst mogen nemen in enige particuliere heerlijkheden, gasthuizen of anderszins, tenzij dat hij voorheen geadmitteerd en toegelaten zij, volgens de voorgaande artikelen; en zal ook niet minder dan anderen aan de kerkenordening onderworpen zijn. i

Beroeping tot bijzondere arbeid

Kerk en ambt zijn niet te scheiden, en niemand mag kerkedienst verrichten zonder beroeping en zonder verband met een plaatselijke kerk. De regels van de beroeping, in de artikelen 3, 4 en 5 aangegeven, gelden ook voor predikanten, in „particuliere heerlijkheden gasthuizen of anderszins". Hier vallen dan ook onder de leger- en vlootpredikant en de missionair predikant. In het allereerste begin van de Reformatie waren er geen predikanten in heerlijkheden en gasthuizen; de bepaling van dit artikel was dan ook niet nodig. Toen de vrijheid kwam en de Prins van Oranje een hof prediker aanstelde, kwamen er ook andere hoge, adellijke families, die ook een eigen predikant begeerden. Toen kwam ook de vraag vanzelf op, welke positie deze predikers innamen. De kerken waren van oordeel dat voor de dienst aan de hoven dezelfde regels behoorden te gelden als voor de dienst in de kerken. Deze predikanten moesten evenals andere predikanten onderworpen zijn aan een wettelijke beroeping, aan de belijdenis, aan de kerkorde en aan een kerkeraad. In het geval van een hof predikant dan aan een hofkerkeraad, maar zodanig dat ook deze kerkeraad onderworpen was aan het kerkverband en aan de besluiten van de meerdere vergaderingen. Nam een vorst zonder de hofkerkeraad daarin te kennen een particulier tot predikant in dienst, dan konden de kerken dat niet verhinderen, maar deze predikant was voor de kerk geen wettig dienaar en had dan ook geen toegang tot classis en synode. Anders was het wanneer de hofkerkeraad op verzoek van de vorst een wettig predikant beriep. Door deze bepalingen werd de macht van de vorsten en van de adellijke heren zeer ingekort. Dat was ook wel nodig, daar menig eigenaar van een particuliere heerlijkheid op zijn. eigen houtje een predikant aanstelde, die niet wettig geëxamineerd en geordend was. Ook bleken deze bepalingen nodig te zijn voor de gasten weeshuizen. Gasthuizen waren liefdadige gestichten voor oude lieden, hofjes, ook wel ziekenhuizen ter verpleging van onvermogenden. Deze stichtingen stelden een afzonderlijke predikdienst aan met een eigen predikant, maar ook de regenten moesten de toestemming vragen aan de kerkeraad ter plaatse. Ook een dergelijke predikant werd toegelaten onder de voorwaarde, „dat de predikant zich in leer en kerkelijke vergaderingen voegde met de andere dienaren". In de 16e eeuw waren er in Amsterdam na de Reformatie zes Nederduitse Geref. Kerken, namelijk vijf gewone en één gasthuiskerk. Ook in Delft was er een beroemde gasthuiskerk. Uit de besluiten van de synoden bleek echter wel, dat deze het niet juist achtten, dat elk hof, gast- of weeshuis een eigen kerk instelde. Dit was op grond der Schrift geheel juist gezien. Hoogstens kon toegelaten worden dat een hofhouding, de bewoners van een heerlijkheid of het personeel van een weeshuis of stichting, als een afzonderlijk deel van de plaatselijke kerk, op zichzelf vergaderden, maar dan in verband met en onder leiding van de kerkeraad van de plaatselijke kerk. Voor het beroepen van een predikant in de gasthuiskerk te Amsterdam was 'n „ordonnantie" opgemaakt, die inhield dat de kerkeraad deze predikant beriep als predikant van Amsterdam, maar om dienst te doen in „het gasthuis", om daar te preken, zonder echter de sacramenten te bedienen. Deze predikant was ook lid van de kerkeraad en verrichte ambtelijke dienst, maar hij was daarbij ook gebonden aan de instructie van de burgemeesters, die de uren voor de prediking, de catechisaties en het bezoeken van de zieken en de bejaarden regelden. .

Artikel 6 bepaalde dus, dat bovengenoemde predikanten altijd een officiële opdracht moesten hebben van een plaatselijke kerk. Die opdracht tot geestelijke verzorging kan niet geschieden door particuliere of overheidsinstanties. Ditzelfde komt ook ter sprake bij een vloot- of legerpredikant. Die moet worden uitgezonden door zijn eigen gemeente. Ook zendelingen worden door een plaatselijke kerk aangewezen en uitgezonden, en de band met de zendende kerk blijft altijd bestaan. Zij behoren een kerkelijke instructie te hebben, waarin hun roeping tot verantwoording dient te worden omschreven.

De Geref. Kerken in ons land hebben in de herziene kerkorde bepaald, dat predikanten, die met bewilliging van de kerkeraad, met goedkeuring van de classis en de deputaten, geestelijke arbeid verrichten, die in rechtstreeks verband staat met de verkondiging van het evangelie, zodat zij hun taak in eigen gemeente niet langer kunnen verrichten, de eer en de naam van een predikant blijven behouden en in de ambtelijke positie tot hun laatste gemeente verbonden blijven. Ook dat de Geref. synode een dienaar des Woords kan benoemen tot arbeid in opdracht en ten behoeve van de gezamenlijke kerken, om arbeid te doen die in rechtstreeks verband staat met de roeping tot de verkondiging van het evangelie, en dat een dergelijke predikant geacht zal worden in dienst te staan van de gezamenlijke kerken, en de eer en de naam van een dienaar behouden zal.

De Chr. Geref. Kerken hebben artikel 6 als volgt gereviseerd: Een dienaar des Woords zal geen benoeming tot bijzondere arbeid, als: geestelijke verzorging van militairen, in stichtingen van barmhartigheid en dergelijke, mogen aannemen, tenzij hij verbonden blijft aan een gemeente. De verhouding, waarin deze dienaar tot de betrokken gemeente staat, dient geregeld te worden onder goedkeuring van de classis.

's-Gravenhage

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 november 1963

De Saambinder | 4 Pagina's

KERK EN KERKRECHT 38

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 november 1963

De Saambinder | 4 Pagina's