Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Twee mensen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Twee mensen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

MEDITATIE

Twee mensen gingen op in den tempel om te bidden, de een was een farizeeër, en de ander een tollenaar. Lukas18: 10

De Heere gaf gedurig eenvoudig onderwijs. Niet zelden door middel van een gelijkenis. Zo ook nu weer, een beeld uit het dagelijkse leven.

Op zichzelf geen opzienbarend gebeuren. Twee keer per dag was er in de tempel 'de ure des gebeds', 's morgens om negen uur en 's middags om drie uur. Twee mensen stelt de Heere zijn hoorders voor: de een was een farizeeër, en de ander een tollenaar. Een groot verschil! Immers een farizeeër was een mens hoog in aanzien, bekleedde een hoge positie op het kerkelijke erf en genoot veel eer. Een tollenaar daarentegen was veracht, men schuwde hem omdat hij zich verrijkte ten koste van zijn eigen volk en heulde met de Romeinen. Hij werd als onreine behandeld.

Twee mensen, ondanks grote verschillen, allebei uit Abrahams zaad én allebei Adams zaad. Dat laatste had de farizeeër niet beleefd. De tollenaar, dankzij genade, wel.

Zo zien we de farizeeër komen naar de tempel om te bidden: De farizeeër staande, bad dit bij zichzelven. De kanttekening merkt hierbij op: staande bij zichzelve. Dit in de betekenis van: hij staat hoog met zichzelf. Dat blijkt uit zijn houding en uit de woorden die hij spreekt.

Daar staat hij, zo dicht mogelijk bij de plaats waar de offerdienst plaats vindt en zo dicht mogelijk bij het heilige. Als hij daar gaat bidden gaan zijn handen omhoog en zijn ogen naar boven. Hij opent zijn mond en spreekt tot God: O God. Dit is toch een ootmoedige aanspraak? Hier beluisteren we toch iets van ootmoed? Hij spreekt verder: Ik dank u. Is het een verbrokene van hart? Helaas! Na die eerste woorden komt de ware aard openbaar ... dat ik niet ben gelijk de andere mensen, rovers, onrechtvaardigen, overspelers; of ook gelijk deze tollenaar Hij dankt God dat hij beter is dan de andere mensen en ... véél beter dan de tollenaar die hij zojuist voorbij gelopen is. O God, ik dank U. De man prijst zichzelf gelukkig. Terwijl hij niet weet dat hij is: ongelukkig. Nooit is één straaltje ontdekkend licht in zijn donkere ziel doorgedrongen. Arme man.

Zijn gebed is nog niet ten einde: Ik vast tweemaal per week, ik geef tienden van alles, wat ik bezit. Hij zegt hiermee: ik leef naar de letter van de wet én doe daarboven nóg meer. Bidden? Hij doet niet anders dan danken voor het overschot van zijn gerechtigheden.

Eigenlijk zegt hij: O God u mag wel ontzettend blij zijn met mij! Arme man, menende in te gaan in het koninkrijk Gods zonder ooit schuldenaar voor God geworden te zijn. Nooit geleerd dat God Zich een ellendig en een arm volk overhoudt, die op de Naam des Heeren zullen betrouwen.

En de ander een tollenaar We lezen van deze man: En de tollenaar, van verre staande. De tollenaar, in ieders oog uitvaagsel. Men spoog hem voor de voeten. Toch ging hij op naar de tempel om te bidden! Naast de farizeeër? Nee, van verre staande, achteraan, liefst voor een ander onopgemerkt. Waarom? Ach, de man was een plaats in de tempel onwaardig. Het was een man die zijn goddeloze leven had teruggekregen in de weg van de overtuiging door God de Heilige Geest. Hij verfoeide zichzelf. Behandelde een ander hem als een onreine, hij had zichzelf als een onreine leren kennen. Hij kon voor die hoge en heilige God niet naderen. Daarom bleef hij: van verre staande!

Had hij dan beter thuis kunnen blijven? O nee, onmogelijk. Al was het van grote afstand, hij wilde de handelingen van de priesters zien én hij wilde zijn hart in het huis van God voor het aangezicht van God uitstorten.

Er werden offers gebracht. Offers die spraken van verzoening van de schuld. En schuld had hij.

Verzoening had hij nodig. Die verzoening had hij verzondigd en daarom staat er: wilde ook zelfs de ogen nietophejfen naarden hemel. Zou zo één als hij God aan durven zien. God, Die met de minste van de zonden geen gemeenschap kan oefenen. O, zijn hart is vervuld met droefheid. Droefheid naar God en droefheid over de zonden. Hij doorleeft daar de verlorenheid van zijn bestaan. O, dat hart als een bron van vuile wanbedrijven en daarom: maar sloeg op zijn borst. Hij zou die bron daar wel dicht vwUen slaan. Het is alsof hij zegt: Heere, hier zit het zondecentrum, hier zit de broedplaats van al mijn ongerechtigheden waarom ik voor U niet kan bestaan.

Maar sloeg op zijn borst, in de beleving: Ik heb gedaan wat kwaad was in Uw oog, dies ben ik Heer' Uw gramschap dubbel waardig. Hoor, hij gaat bidden: O God! wees mij zondaar genadig! Deze mens is dé zondaar voor God geworden. Een mens die alles verzondigd heeft. Zijn vraag is: is er voor zó een nog genade?

Genade waar de offerdienst heenvdjzend over sprak. Bloed dat heenwees naar het bloed van het Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt. Bloed dat sprak over een gerechtigheid beter dan der Schriftgeleerden en der Farizeeën. Waard was hij het niet, daarom stond hij van verre. Zonder kon hij niet, daarom ging hij op.

Daar leert de Heere Zijn Kerk wat het is om hun leven te verliezen. Met alles de dood in en dat verdiend. Daar mogen ze buigen onder Gods rechtvaardige eis en mogen door de liefde de straf over hun zonden aanvaarden.

Daar werd het een wonder voor de tollenaar: Ik zeg ulieden: Deze ging af gerechtvaardigd in zijn huis, meer dan die. In tegenstelling tot die zelfgenoegzame farizeeër mocht de tollenaar ervaren dat God goed is voor een slecht mens.

De schuldvergevende genade van Christus werd aan hem toegepast. Het was zijn bede: O God wees met mij verzoend. Op zijn smeekbede werd hij als een verloren zondaar met God verzoend! Hij kwam op met schuld, hij ging afzonder schuld. Het werd waar: de schuld Uws volks hebt G' uit Uw boek gedaan, ook ziet Gij geen van hunne zonden aan. Een oorzaak van eeuwige verwondering!

Twee mensen gingen op in de tempel... Zij kregen allebei waar zij om gevraagd hadden. U zegt: maar die farizeeër kreeg toch niets? Dat is juist, maar hij vroeg ook niets! De tollenaar vroeg om verzoening, hij verkreeg het om niet!

Farizeeërs die zichzelf verhoogd hebben, gaan heen om voor eeuwig vernederd te worden. Tollenaars die door genade zichzelf vernederen, gaan heen om eeuwig behouden te zijn. Twee mensen gingen op in de tempel. .., wie van de twee bent u?

Scherpenisse,

ds. E. Bakker

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 februari 2009

De Saambinder | 16 Pagina's

Twee mensen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 februari 2009

De Saambinder | 16 Pagina's