Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Naarde katechisatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naarde katechisatie

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

150.

DE WET DES HEEREN

Het vijfde gebod (5)

Het vijfde gebod over het gezag vraagt dus gehoorzame onderwerping en eerbiediging van het gezag, waarmede de Heere de ouders bekleed heeft en allen, die over ons gesteld zijn, waaronder begrepen ligt het gezag dat de kerk draagt door de bediening van de sleutelmacht en het gezag, dat de overheid heeft.

Wat betreft het gezag, waarmede de KERK bekleed is, d.i. dus de bediening van de sleutelmacht, hebben wij besproken de 1e sleutel: de verkondiging van het Evangelie, waardoor het Koninkrijk der hemelen wordt ONTsloten of TOEgesloten.

Nu iets over de hantering van de TWEEDE sleutel: de christelijke ban of uitsluiting uit de gemeente, welke tevens is de uitsluiting uit het Koninkrijk der hemelen. Dat is dus een zeer en hoogst ernstige zaak!

Het gaat dus over de kerkelijke tucht.

Nu dienen we hierbij ter dege in het oog te houden en te beseffen, dat de toepassing van de kerkelijke tucht niet een „dwingend”, maar een DIENEND karakter draagt. Het doel van de tucht is toch het BEHOUD van de zondaar en dus niet om maar de persoon zonder meer aan de kant te zetten, om hem kwijt te zijn, al zijn er figuren in het kerkelijk leven, die vreselijk lastig zijn door hun ondeugdelijke critiek steeds en hun „ondergrondse” activiteiten tot grote schade betreffende het welzijn van de gemeente, die nog bij Schrift en belijdenis wenst te leven en wil blijven bij de oude paden der waarheid. We bedoelen niet in de zin van een sleurgodsdienst, maar in de zin van oprechte beleving van het bewandelen van die oude paden.

De TOEPASSING van de tucht dient te zijn overeenkomstig wat de Heilige Schrift voorhoudt. En daarbij gaat het om het broederlijk, gedurig vermaan. De daadwerkelijke uitoefening van de tucht is een lange weg, welke zeer moeilijk is te gaan door een kerkeraad. Maar Gods Woord eist het.

De tucht betreft „leer” en „leven”, zij gaat over „verborgen” en „openbare” zonden.

Onder „verborgen” zonden worden verstaan, zonden, welke nog geen openbaar karakter dragen en ergernis in de gemeente verwekken. Iemand, die van een ander weet, dat dit een „verborgen” zonde aan de hand houdt, mag niet zo maar direct naar een kerkeraad toestappen om die persoon aan te klagen. Men moet dan EERST volgens Mattheus 18 : 15 - 18 te werk gaan. Dat is dus eerst met de bewuste persoon persoonlijk in vertrouwen spreken en hem op broederlijke wijze vermanen. Geeft hij geen gehoor aan het vermaan, dan moet men een tweede persoon als getuige meenemen en die betrokken persoon nogmaals vermanen en wanneer ook dit vermaan niet helpt, dan dient men de kerkeraad ervan in kennis te stellen, die dan verder zal handelen.

Het is lang niet overbodig op deze gang der tucht te wijzen naar Mattheus 18, want daar ontbreekt het nog al eens aan.

Uit de aard der zaak blijve de behandeling van tuchtgevallen binnen de muren van de kerkeraadskamer.

Vóórdat de trappen van censuur in werking treden, gaat een zogenaamde „stille” censuur vooraf. Deze is ontrading van het gebruik van de sacramenten. Bij hardnekkig verwerpen van het vermaan van de kerkeraad, zal deze moeten overgaan tot „afhouding” van het H. Avondmaal des Heeren. Wanneer men evenwel, ondanks alle vermaningen, toch doorgaat met zijn zonde, zullen de drie officiële trappen van de ban moeten worden gevolgd. De eerste is de bekendmaking aan de gemeente van de „halstarrigheid van de zondaar” (art. 77 D.O.K.) met de door hem bedreven zonde. De naam van de zondaar zal nog niet genoemd worden. De bedoeling van deze bekendmaking is, dat de gemeente voor hem zal bidden, dat hij tot inkeer en berouw mag komen. Voordat echter na herhaalde vermaningen tot de TWEEDE trap wordt overgegaan, zal eerst het advies van de classis moeten gevraagd worden. Daarna zal de naam van de overtreder aan de gemeente moeten worden bekendgemaakt met oproeping tot gebed en smeking om het behoud van hem. Blijft men halsstarrig doorgaan met zijn zonde, dan moet de DERDE trap plaats hebben, dat is de openbare afsnijding of uitsluiting van de gemeenschap der kerk met het daartoe gebruikelijke formuüer van afsnijding. Een ontzaggelijk ernstig feit. Want daarmede wordt men ook buiten het koninkrijk der hemelen gesloten, volgens Schrift en belijdenis. Zie Zondag 31. Zijn daarmede echter de vermaningen ook ten einde ? Moet zo iemand dan totaal worden losgelaten en overgegeven? Neen. Dan zal toch bewogen vermaan op zijn plaats zijn. Of dit in de praktijk geschiedt, is een andere vraag.

Is bij deze uitsluiting of afsnijding de ingang in het koninkrijk der hemelen voor goed uitgesloten? O neen. Berouw en bekering is nog mogelijk, zolang het nog is het heden der genade. Wanneer men tot berouw en bekering mag komen door bewerking van de Heilige Geest, zal de betrokken persoon weer opgenomen worden in de gemeente met belijdenis volgens het bestaande formulier.

In de praktijk heeft een afsnijding niet zoveel plaats. Meestal zegt men dan zelf zijn lidmaatschap op.

Uit het hier genoemde over de christelijke ban blijkt wel ernstig, welk een groot onderscheiden voorrecht het is om bewaard te worden voor de uitbreking van het zondekwaad. Nooit mag men laag op zulke gevallenen neerzien. „Wie meent te staan, zie toe, dat hij niet valle” zegt Gods Woord. In ons aller hart ligt het zondebederf, ja, alle zaden der boosheid. En wij zullen daaraan ontdekt moeten worden en er zal waarachtige bekering des harten moeten plaats hebben, zal het wel zijn voor de eeuwigheid. Dat we de oprechte belijdenis mochten leren, voor het eerst of bij vernieuwing:


„’k Bekend’ o Heer, aan U oprecht mijn zonden;
’k Verborg geen kwaad, dat in mij werd gevonden,
Maar ik beleed, na ernstig overleg
Mijn boze daan; Gij naamt diegunstig weg.
Dies zal tot U een ieder van de vromen
In vindenstijd, met ootmoed smekend komen.
Een zee van ramp moog’ met haar golven slaan.
Hoe hoog zij ga, zij raakt hem zelfs niet aan.”


E.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 maart 1974

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Naarde katechisatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 maart 1974

Bewaar het pand | 4 Pagina's