Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

JEZUS als de grote Hogepriester over het huis Gods 24

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

JEZUS als de grote Hogepriester over het huis Gods 24

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

2e. Maar er is ook een ondervinding van het tegenwoordig werk van Jezus aan de rechterhand Gods. Hier is het geloof voornamelijk werkzaam, als voortgetrokken door de kracht Gods. In al onze toenaderingen tot de troon der genade gevoelen wij onze behoefte aan zulk een Middelaar, Advocaat en Voorspraak, als Jezus is aan de rechterhand des Vaders. Hij leeft eeuwig om voor ons te bidden; niet zozeer door woordelijk gebed, maar door de verdiensten van Zijn bloed, die de hemel als met liefelijk en welgevallig reukwerk vervullen. Hij is vooruitgegaan om een plaats voor ons te bereiden; Hij zit aan de rechterhand Gods als onze eeuwiglevende Middelaar, door Wien wij, door één Geest, toegang tot de Vader hebben.

De Persoon van de Heere Jezus Christus is het grote voorwerp des geloofs. In al onze toenaderingen tot de" Vader aller barmhartigheid en de God aller genade, naderen wij derhalve slechts welgevallig als wij tot Hem komen in Jezus Christus, want Hij is de Weg, en de Waarheid, en het Leven; en niemand komt tot de Vader dan door Hem. Hij is de Middelaar, de enige Middelaar Gods en der mensen (1 Tim. 2:5); maar is zulks alleen als Hogepriester, want slechts in die hoedanigheid is Hij „de Middelaar des Nieuwe Testaments" (Hebr. 12 : 24). Het werk des geloofs is dan om Hem te aanschouwen als „gezeten aan de rechterhand des troons der Majesteit in de hemelen" (Hebr. 8 : 1); en in al onze toenaderingen tot God alleen op Hem te zien als onze Voorspraak bij de Vader. Dit gelovig gezicht op Jezus, als altijd voor ons tussentredende, zal ons van tijd tot tijd bemoedigen en vervrijmoedigen om voor de troon te verschijnen en daar al onze behoeften en ellenden uit te storten. Onze gezegende Heere heeft, om ons aan te moedigen om zo te bidden, gezegd: „En zo wat gij begeren zult in Mijn naam, dat zal Ik doen; opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt worde" (Joh. 14 : 13). En wederom: „Indien gij in Mij blijft, en Mijn woorden in u blijven, zo wat gij vdlt zult gij begeren, en het zal u geschieden" (Joh. 15 : 7). Het geloof steunt op zulke en dergelijke beloften, wetende dat ze allen Ja en Amen zijn in Christus Jezus; en elk genadig antwoord moedigt het steeds meer en meer aan om te pleiten op Zijn alvermogende naam. „Zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen" (Hebr. 11 : 6); en hij die wijsheid ontbreekt, en ze van God vraagt, die mildelijk geeft en niet verwijt, moet in het geloof vragen, niet twijfelende (Jac. 1 : 5, 6). Maar dat geloof zal nooit op zichzelf zien, maar op Jezus, als de Middelaar die altijd tussentreedt voor Zijn volk, hun gebeden en smekingen voordraagt, deze aangenaam gemaakt zijnde door het reukwerk van Zijn eigen bloed en gehoorzaamheid. Zo zien wij welk een voortdurende invloed de tegenwoordige voorspraak van Jezus heeft op de ervaring van elk gelovige, want zonder deze kan hij niet, zelfs niet voor de leniging van zijn dagelijkse behoeften, welbehagelijk bidden. Daar Hij eens door Zijn eigen bloed in het heiligdom is ingegaan, geeft Hij Zijn volk kracht en recht om geestelijk en bevindelijk daar binnen te gaan, waar Hij dat werkelijk deed. De Apostel zegt daarom: „Dewijl wij dan, broeders ! vrijmoedigheid hebben om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus, op een versen en levenden weg. welke Hij ons ingewijd heeft door het voor­ hangsel, dat is, door Zijn vlees; en dewijl wij hebben een grote Priester over het huis Gods, zo laat ons toegaan met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs, onze harten gereinigd zijnde van het kwaad geweten, en het lichaam gewassen zijnde met rein water" (Hebr. 10:19-22). Wij zijn en zullen van onzelf, zolang wij hier zijn, arme zondige schepselen blijven, die onbestendig van gemoed, veranderlijk van gestalte zijn, veranderende en veranderlijk in genegenheid van dag tot dag, en van uur tot uur. Van waar kunnen wij dan enige kracht of vrijmoedigheid verzamelen, behalve uit de zalige overtuiging, dat het niet onze zonden en afkeringen zijn die de Vader aanziet, zelfs niet onze gebeden en smekingen, zoals zij op zichzelf zijn, maar dat Hij altijd ziet op Zijn dierbare Zoon aan Zijn rechterhand, en ons in Hem aanneemt ? Maar o wat zijn wij geneigd die Middelaar en Voorbidder uit het oog te verliezen, die altijd de verdiensten van Zijn bloedstorting en dood voor de troon voordraagt; en al weder en wederom verward te geraken in ongeloof, of twijfel en vrees, maar hoe weinig en hoe zelden geven wij ons rekenschap van de gezegende waarheid, dat, „indien iemand gezondigd heeft, wij een Voorspraak bij de Vader hebben, Jezus Christus de rechtvaardige" en dat Hij „een verzoening is voor onze zonden" (1 Joh. 1:2).

Onze beperkte ruimte noopt ons onze „Overdenkingen' 'te besluiten. Wij zouden wel begeren om ook de invloed aan te tonen, die een genadige bevinding van het Hogepriesterschap van Jezus heeft op het leven, het gedrag en de wandel van een waar gelovige. De boom wordt aan zijn vruchten gekend; en alleen die ranken zijn kennelijk met de enige ware Wijnstok verenigd, die Gode vruchten dragen (Joh. 15 : 5). De liefde Christi is het dringend grondbeginsel van alle heilige gehoorzaamheid. „Indien gij Mij lief hebt, zo bewaart Mijn geboden", was stervende Zijn gebod aan Zijn discipelen. Naarmate dan Zijn stervende liefde bevindelijk gekend wordt, zal er een gelijkvormigheid naar Zijn beeld, een gehoorzaamheid aan Zijn wil, een wandelen in Zijn voetstappen zijn. En gelijk Zijn stervende liefde de beweegreden verschaft, zo waarborgt Zijn herrezen leven het vermogen, want Hij heeft gezegd: „Ik leef, en gij zult leven." Opgevaren zijnde in de hoogte, heeft Hij de gevangenis gevankelijk weggevoerd en gaven genomen om uit te delen onder de mensen; en alzo door het uitzenden van de gezegende Geest als de vrucht van Zijn vroeger lijden en tegenwoordige voorspraak, maakt Hij Zijn volk gewillig op de dag Zijner heirkracht en werk in hen beide het willen en het volbrengen naar Zijn welbehagen.

Hier besluiten wij dan onze overdenkingen over het Hogepriesterschap van de Heere Jezus Christus; en moge de God aller genade goedkeurend nederzien op onze zwakke poging, om die Naam voor te stellen die boven alle namen is. Hem worde, in Zijn Drieëenheid van Personen en Eenheid van Wezen, toegebracht alle macht en heerlijkheid, majesteit en heerschappij, in alle eeuwigheid. Amen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 mei 1974

De Wachter Sions | 8 Pagina's

JEZUS als de grote Hogepriester over het huis Gods 24

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 mei 1974

De Wachter Sions | 8 Pagina's