Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nicodémus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nicodémus

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Oohannes 3 : 1-16; 7 : 50-53; 19 : 39)

r^yfi/lcodémus was een Parizeer. En zeker niet ^ 1/ de eerste de beste. Hij was een Overste der Joden, lid van het Sanhedrin, de Hoge Joodse Raad. Bovendien was hij een leraar in Israël, een vermaard geleerde. Hij bestudeerde nauwgezet de Boeken van het Oude Testament en gaf zijn kennis door aan zijn leerüngen. In één woord: In de kring van de Parizeen, een leidinggevende figuur. Een rechtschapen en welmenend man, die büjkbaar minder afwerend tegenover Jezus stond dan de meeste van zijn medegenoten. Deze man is zeer onder de indruk van de tekenen die Jezus deed. Het bijzondere in Jezus' optreden raakte hem innerlijk. Het heeft hem tot nadenken gebracht. Heeft hij aan de mogehjkheid gedacht, dat deze Jezus de verwachte Messias zou zijn? Hij verlangt met deze Rabbi een persoonlijk, vertrouwehjk onderhoud om zekerheid te krijgen over alles wat hem bezighoudt. Zo gaat hij in de nacht naar Jezus. Waarom in de nacht? Uit vrees voor mensen. Het mag niet gebeuren, dat iemand hem, de hooggeplaatste Parizeer naar Jezus ziet gaan! Onaanvaardbaar verües van prestige. Bovendien zouden de Joden hem uit de synagoge kunnen werpen. Nicodéraus, zijn naam betekent: „Volksoverwinnaar". Maar zijn gang in de nacht is niet die van een overwinnaar. Jezus wist wat in de mens was. Hij kent het hart. Hij wist, dat het Nicodémus ging om dingen die verband hielden met het Koninkrijk van God. Hij zag ook: „Dat het hart van Nicodémus was vol doornen en door veel onkruid verstikt" (Calvijn). Daar staat Nicodémus voor Jezus. Nicodémus opent het gesprek. Hij zegt: „Rabbi wij weten, dat Gij zijt een leraar van God gezonden; want niemand kan deze tekenen doen die Gij doet, zo God met hem niet is." Het klinkt welwillend, maar tegehjk zelfverzekerd ...: Wij weten. Toch is die zekerheid schijn. Nicodémus is onzeker. Hij komt tot Jezus om meer zekerheid.

Wij weten. Hij spreekt niet alleen voor zichzelf, maar treedt op als behorend tot een groep: Het güde van de rabbijnen. Nicodémus en zijn collega's erkennen Jezus als geüjkwaardig ... Jezus is een rabbi, zij ook. Maar Jezus negeert die erkenning. Nog voor Nicodémus een vraag kan stellen, valt Hij hem in de rede. Hij spreekt een afsnijdend woord. Nicodémus kan over watjezus doet niet oordelen. „Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Tenzij dat iemand wederom geboren wordt, hij kan het Koninkrijk van God niet zien." Niet „zien" dat is: Niet kennen, niet de kracht ervan ervaren. Daaraan geen deel hebben. Daartoe moet men worden „wedergeboren", van Boven af verwekt worden. Of om het met de kanttekeningen te zeggen: „Door de HeiUge Geest van de aangeboren verdorvenheid verlost, en tot een nieuw geesteüjk leven vernieuwd worden." De mens zoals hij is, mist het vermogen om de openbaring van God te benaderen. De geboorte uit het menselijk geslacht, door Jezus in Johannes 1 vers 13 een „geboorte uit het bloed, uit de wil des mans" genoemd, is onvoldoende.

Wat Christus hier zegt, verstaat Nicodémus niet. Hoe kan een mens, die oud geworden is, geboren worden? Kan hij opnieuw in de moederschoot ingaan? Jezus antwoordde hem, dat wedergeboren betekent: Geboren worden uit water en Geest. Water ...dat is een zinspeUng op de doop van Johannes... het ondergaan van de oude, zondige mens. Geest ...dat is de geboorte van de nieuwe mens... het herrijzen, herleven. Die nieuwe geboorte, die geboorte van Boven, is noodzakehjk. Er is in de mens geen aanknopingspunt voor God. Ook het beste van de mens is vlees d.i. aards, zondig. God begint helemaal van voren af aan, maakt een nieuw begin, dat is wedergeboorte. Nicodémus moet verstaan, dat hij met al zijn kennis van het Woord, nog niet de eerste beginselen van het Koninkrijk van God kent. Hij moet weten: Bij al mijn deugden, mijn strenge onderhouding van de Wet; bij al mijn ijver voor de dienst van God, ben ik niet wat ik zijn moet, om te kunnen ingaan. Het gesprek stokt. In het hart van Nicodémus rijst verzet. Dit gooit zijn hele godgeleerdheid ondersteboven. Maar ook is in hem verwondering over de wonderhjke zaken, die hem vreemd bleven.

„Er is een vreemde stilte om dit gesprek, de stilte van de nacht, waarin we de winden horen waaien, die opsteken vanuit hun duistere oorsprongen." In de nachteUjke stilte, is er het ruisen van de wind. In die stilte khnkt het woord van Jezus: „De wind blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid; maar gij weet niet, vanwaar hij komt en waar hij heengaat: Alzo is een iegehjk, die uit de Geest geboren is." Het Grieks heeft een woord, dat zowel door „geest", als door „wind" vertaald kan worden. Vandaar deze vergehjking van de wind met de Geest. Het is alsof Jezus wil zeggen: „Nicodémus, hoort gij het waaien van de wind? Zó is de Geest: Onnaspeurlijk in zijn herkomst. Het is een kracht, die we alleen merken, zonder te weten vanwaar en waarheen. Gij weet niet vanwaar Hij komt, maar gij hoort zijn geluid. Zijn werking laat zich duideüjk gevoelen." Zo wordt in het geestelijke de werking van de Geest openbaar in haar gevolgen. Er wordt een nieuw leven geboren... het oude is voorbijgegaan, zie, het is alles nieuw geworden. Waarbij bedacht dient te worden, dat deze wedergeboorte niet los staat van de verkondiging van het Woord van God. „Het middel waardoor de mens wedergeboren wordt, dit is alleen het Woord Gods 't zij gelezen, 't zij gehoord, 't zij op wat voor wijze hij ook komt tot kennis van de Waarheid, alleen door het Woord geopenbaard" (W. a Brakel). Nicodémus wil er meer van weten. Hij vraagt: „Hoe kunnen deze dingen geschieden? " Als antwoord stelt Jezus hem een wedervraag: „Zijt gij een leraar in Israël en weet gij deze dingen niet? " Deze Schriftgeleerde had ook uit het Oude Testament weet kunnen hebben van deze dingen. Want ook al wordt het woord „wedergeboorte" daarin niet genoemd, de zaak zelf bUjft niet onvermeld. Zo in Jeremia 31 : 33: „...Ik zal mijn Wet in hun binnenste geven en zal die in hun hart schrijven." Of in Ezechiël 18 : 31: „Werpt van u weg al uw overtredingen, waardoor gij overtreden hebt, en maakt u een nieuw hart en een nieuwe geest, want waarom zoudt gij sterven, o huis Israels? " Lees bij diezelfde profeet hoofdstuk 36:25-27, waar o.a. staat: „En Ik zal u een nieuw hart geven, en zal een nieuwe geest geven in het binnenste van u; en Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen." En in Psalm 51 bidt David: „Schep mij een rein hart, o God! en vernieuw in het binnenste van mij een vaste geest..." (vers 12).

Nu moet Nicodémus zwijgen. Jezus heeft nu het woord alleen. In de verzen 13-17, ontvouwt de Heiland de hemelse dingen d.i. wat in de hemel besloten en begonnen is. Hij Die van boven is, moet van de aarde verhoogd worden, gehjk als de slang in de woestijn aan een hout. „Gehjk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft (Numeri 21), alzo moet de Zoon des mensen verhoogd worden." De Heere Jezus wijst heen naar het kruis. Zo gaat het diepzinnig gesprek over de wedergeboorte over in de verkondiging van het Evangehe in dat wondere woord, dat wel genoemd is het „evangehe" in het Evangehe: „Want alzo hef heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegehjk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe." Jezus had tot Nicodémus gezegd, dat hij zelfs het Koninkrijk der hemelen niet zou zien, zolang hij niet was wedergeboren. Anders gezegd: Hij zou dat Koninkrijk niet kunnen zien, zolang hij niet gelovig opzag tot Christus, niet als Leraar, maar als Zahgmaker! De woorden van de Heere Jezus hebben Nicodémus niet meer losgelaten. Het nachtehjk gesprek heeft vrucht gedragen. Dat bewijst het vervolg. Nog tweemaal wordt in het Evangehe, na de vermelding van het nachtehjk gesprek, van Nicodémus gesproken (Johannes 7 : 50-53; Johannes 19: 39)- Uit deze Schriftplaatsen bhjkt, dat geleidehjk, als in een groeiproces, het hart van Nicodémus is ingewonnen voor de Heere Jezus.

Iets daarvan bleek, toen in het Sanhedrin een poging werd beraamd, om de Heiland gevangen te nemen. Toen nam Nicodémus het woord en vroeg naar welke wet iemand onverhoord mag worden veroordeeld. Neen, hij komt nog niet met een persoonhjke behjdenis van Jezus Zelf. Het is een vraag in algemene zin: Men mag toch niet oordelen vóór een grondig onderzoek. Verstaat gij werkehjk wat Hij doet? Oohannes 7 : 50-53). Het was aUes nog bedekt en met bedekte termen. De hefde van deze leraar in Israël voor de Heiland, ofschoon toen nog onuitgesproken, kon echter niet verborgen bhjven.

Dat bhjkt later. Dat was toen de Heere Jezus was doodgebloed aan het kruis. Dan drijft bij Nicodémus de hefde de vrees buiten. Zijn schuchter geloof komt tot helder doorbreken. Het doet hem aUe gevaren trotseren. Hij kwam in de nacht tot Jezus. Nu komt hij overdag bij het kruis, terwijl de discipelen zijn gevlucht. „Hij kwam in de nacht, maar staat later op klaarhchte dag bij het kruis van Jezus."

Jozef van Arimathea vraagt aan Pilatus om het hchaam van de Heiland te mogen wegnemen. Het wordt toegestaan. Jozef laat Jezus in zijn tuin begraven. Zo gaat het geschonden hchaam des Heeren over in de handen der mensen. Stil en eerbiedig, maar wat haastig om de naderende Sabbath, verzorgen zij het hchaam. En wat lezen we dan? „En Nicodémus kwam ook." Hij is zijn vrees kwijtgeraakt. Christus is met deze man begonnen. Zijn woorden zijn in zijn hart gevallen als een zaad... als het zaad der wedergeboorte. „En Nicodémus kwam ook." En hij bracht wat mee! Hij zorgt voor specerijen in massa ...aloë en mirre... wel 100 pond, d.i. omgerekend bijna 33 kilogram... een kapitaal aan specerijen! Mirre is het welriekende hars van de mirrestruik. Aloë is een kostbaar, welriekend hout. Men droogde de beide bestanddelen, wreef het tot poeder, mengde het dooreen en strooide het tussen de windsels. Nicodémus was bUjkbaar niet onbemiddeld. Hij kon het doen, maar dééd het dan ook! Als de Uefde van Christus dringt, mag het wat kosten. Dan verdwijnt alle krenterigheid. Dan zalft Maria van Bethanië haar Heiland met de welriekende maar zeer dure narduszalf zó overvloedig, dat het gehele huis met de heerlijke geur vervuld werd. Zo mocht op de grote dag van Gods heirkracht, deze Parizeer van aanzien, zich scharen bij het zeer gewiUige volk. „TotJezus kwam Nicodémus bij nacht, Maar 't vleien zijns monds, had op Jezus geen macht; „ Gij moet" sprak de Meester, die wars is van schijn, „ Van nieuws geboren zijn." Een ieder, die 't Koninkrijk Gods eens wil zien,

B. Moet nieuwgeboren zijn."

H.H.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 maart 1999

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Nicodémus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 maart 1999

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's