Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zijn er bijzondere beloften voor het Joodse volk?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zijn er bijzondere beloften voor het Joodse volk?

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

De vorige keer stelden we vast, dat de profeet kon en mocht wijzen op de bewaring van Gods volk, omdat hij de dag van Christus zag. Wat we lezen in Zach. 9 : 8 (En Ik zal Mij rondom Mijn huis legeren...) mag niet losgemaakt worden van het volgende vers (Verheug u zeer, gij dochter Sions! juich, gij dochter Jeruzalems! Ziet, uw Koning zal u komen...) Deze verzen vormen samen de ene heerlijke heilsopenbaring.

Dat gold voor de Kerk van de oude dag, dat geldt voor de Kerk van de nieuwe dag, dat geldt ook in de toepassing van het heil voor ieder persoonlijk.

Als we nu ons afvragen welke de bijzondere plaats en funktie was van het volk der Joden en waarom God dit volk bijzonder met zijn beloften omringde, dan moet het ons duidelijk zijn, dat het enige antwoord kan zijn; God behield het volk der Joden in het leven en had het uitverkoren uit alle volken der aarde met het oog op de komst van Zijn Zoon in het vlees. De Heere had zijn verbond gesloten met Abraham: In uw zaad zullen alle geslachten der aarde gezegend worden. — Zo moest dan het heil (de Messias) uit Israël komen.

De duivel heeft met alle helse macht gezocht de weg naar Bethelehem op te breken en Gods voornemen te verijdelen. Doch God gedacht zijn verbond met Abraham. Hoe groot ook de zonde van afval in de loop der eeuwen geweest was en hoezeer ook de oordelen Gods daarover het volk Israël moesten treffen, nochtans gedacht de Heere steeds weer in het midden van die oordelen des ontfermens. Dat kon en wilde Hij doen om zijn voornemen in Christus, ziende op diens komst in het vlees. En het volk der Joden moest tegelijk ook daartoe in stand worden gehouden, want de zaligheid zou immers uit de Joden zijn.

In dit licht gezien spreekt onze tekst ons ook bijzonder aan. Zij zegt immers, dat de Heere zich zou legeren rondom zijn huis..., want... ziet, uw Koning zal u komen... God zou dus het volk der Joden als zijn bondsvolk in de oude dag bij alle wereldbranden bewaren, opdat de Verlosser komen zou.

Andere volken, zoals de Filistijnen, Ammonieten en Moabieten zouden ondergaan, maar Juda zou blijven staan. Jeruzalem zou zijn tempel, zijn vrijheden en zijn hogepriester behouden, totdat... de Silo zou komen. —

Hiermee is nu echter ook tevens al een antwoord gegeven op de vraag of deze belofte Gods — zoals ook vele andere — nog iets zegt aangaande het Joodse volk van thans, met name de staat Israël.

Er zijn christenen, die dergelijke Oud- Testamentische beloften willen zien als vervuld of aanvankelijk vervuld in het volk Israël, zoals dat nu zijn plaats onder de volken inneemt. Of ook menen zij, dat deze beloften in het bijzonder thans nog het volk der Joden gelden en aan hen daarom zeker vervuld zullen worden in stoffelijke aardse zin.

Dat is een misvaating. Want dan worden degerlijke beloften geheel losgemaakt uit het verband, waarin ze gesteld zijn, ja, uit het verband van het geheel der openbaring, waarin het immers gaat om het voornemen Gods in Christus. Men geeft er dan een andere, geheel verkeerde zin aan. Men legt dan de belofte uit en past ze toe op Joodse, in plaats van op christelijke wijze. Men maakt dan — om bij onze tekst te blijven — het achtste vers (Ik zal Mij rondom Mijn huis legeren...) los van het negende (verheug u zeer, gij dochter Sions! zie uw Koning is u komende...).

De Joden hebben echter hun bijzondere plaats allereerst ontvangen om de Messias, met het oog op zijn komst. Nu de Ster in Jakob is opgegaan en dus het Woord is vlees geworden en onder ons heeft gewoont, heeft het volk der Joden deze bijzondere taak vervuld. En als zodanig neemt het niet meer een bijzondere plaats in onder de volken. —

Dat wil echter toch niet zeggen, dat we

het daarbij moeten laten. Er is immers nog wel wat anders te zeggen. Want ondanks hun verwerping van de Christus zijn de Joden — naar het apostolisch woord — aangaande de verkiezing gebleven beminden om der vaderen wil (Rom. 11 : 28). God blijft hen altijd op een bijzondere wijze in het oog houden.

Het heil ligt voor de Joden — evenals voor de heidenen — enig en alleen in de Messias Jezus en het buigen aan de voeten van deze Vredevorst. Maar daarbij blijven ze toch altijd in een enige verhouding tot God staan en daarom zullen ze — voor zover ze tot de erkenning van Jezus Christus als de Messias komen — een aparte plaats innemen in het geheel van de verloste mensheid.

We zouden het zo kunnen zeggen: Alle heil ligt voor de Joden daarin, dat zij in bekering tot en geloof in de Christus terugkeren naar hun huis, dat zij in verwerping van Hem de rug hebben toegekeerd. — In datzelfde huis zijn echter de heidenen — voor zover zij tot het geloof gekomen zijn — voor het eerst ingegaan. In dat huis — Abraham's Thuis — ontmoeten Joden en heidenen elkaar in belijdenis en aanbidding van de enige Vredevorst Jezus Christus: De Joden als oorspronkelijke — nu weer teruggekeerde, de heidenen als nieuwe er aan toegevoegde huisgenoten.

Maar hoe zeer dan ook waar is, dat de Joden een aparte plaats innemen, dat doet niets af aan het feit, dat het geloof in Jezus als de Messias voor hen de enige weg is om te delen in de beloften Gods, die in Christus Ja en Amen zijn. Evenals voor de heidenen. Buiten Christus vallen deze beloften onherroepelijk voor hen weg, of liever — worden ze omgezet in hun tegendeel.

Daarom is het vals, is het niet christelijk maar Joods, als men Oud-Testamentische beloften op het huidige Israël en zijn land laat slaan, hoe palestijns deze beloften ook mogen gekleurd zijn en hoe verleidelijk het ook is om dat te doen.

Maar — nog eens — dat wil niet zeggen, dat we niet zouden mogen en moeten denken aan bijzondere leidingen Gods met de Joden. Juist het tegendeel geldt, daar zij immers aangaande de verkiezing beminden zijn om der vaderen wil. En daarom komt dan ook Paulus' woord als een vermaning naar ons toe: Broeders, de toegenegenheid van mijn hart, en het gebed, dat ik tot God voor Israël doe, is tot, beoogt hun zaligheid (Rom. 10 : 1).

De Kerk heeft dan ook grote verwachting voor Israël te koesteren. Van God vandaan, tegen alle schijnbare onmogelijkheden in. En zij heeft dienovereenkomstig ten opzichte van het volk der Joden — gezien haar houding in het verleden — veel goed te maken en een heilige roeping. Paulus heeft het over een „hen tot jaloersheid verwekken" (Rom. 11 : 11, 14).

Alles samenvattend zouden we het zo kunnen zeggen: Voor het Joodse volk op zichzelf genomen is geen bijzondere taak meer weggelegd, maar in en vanuit Christus is er voor het geloof uitzicht op een heerlijke morgen, die voor hen zal rijzen.

Ik bedoel dit: Als het geloof mag luisteren naar de belofte van b.v. Zach. 9 : 8 en 9 in het licht der toekomende heerlijkheid, gaat de hoop uitzien. Want God in Christus legert zich rondom zijn huis. d.i. zijn Kerk. Totdat Christus komen zal in zijn heerlijkheid. De Oud-Testamentische belofte krijgt Nieuw-Testamentisch perspektief. , , De Heere zal zich legeren rondom zijn huis; Hij zal beschermen tegen de heen en weer trekkende machten en de drijver zal niet door haar heengaan. Want: verheug u zeer, gij dochter Sions, ziet, uw Koning zal komen... —

Het zal voor de Kerk — ook in het laatst der dagen, als alles afbrokkelt — geen verloren zaak zijn. In de Kerk zullen Jood en heiden verenigd zijn — naar de verkiezing Gods — in één lichaam (Ef. 2 : 16). Aan Jood en heiden zal vervuld worden: U ook aangaande, door het bloed des verbonds. heb Ik uw gebondenen uit de kuil, daar geen water in is, uitgelaten (Zach. 9:11). Ze zullen terugkeren, zonen Abrahams, tot hun vaderlijk Thuis, naar de verkiezing Gods die onberouwelijk is. De verharding is voor een deel over Israël gekomen, totdat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn (Rom. 11 : 25). — Maar: gelijkerwijs ook gijlieden (christenen uit de heidenen) eertijds Gode ongehoorzaam geweest zijt, maar nu barmhartigheid verkregen hebt door hun ongehoorzaamheid, alzo zijn ook dezen nu ongehoorzaam geweest, opdat ook zij door uw barmhartigheid zouden barmhartigheid verkrijgen... (vs 30 en 31).

Zo worstelt het geloof om toevloed der Joden en verwacht die ook. Ja, de Kerk zal daarin dynamisch betrokken zijn als degene, die tot jaloersheid verwekken moet. — Zo leven we heen naar het volle lichaam van Christus uit Joden en heidenen, naar de verkiezing Gods.

In hoeverre de huidige situatie en het land Kanaan daarin een rol spelen, laten we aan God over. We mogen niet wijs zijn boven hetgeen we vermogen.

Maar als die volheid van „gans Israël' — naar Gods maat in Christus — is vervuld, zal er het einde dezer bedeling zijn en zal de nieuwste bedeling aanbreken, namelijk die der heerlijkheid.

Het geloof luistert naar het Woord , , En Ik zal Mij rondom Mijn huis legeren — ziet, uw Koning zal u komen — God zal zijn alles in allen". En de hoop neemt in één greep de Kerk uit Jood en heiden, in één lichaam, verzoend door het kruis, en springt op van vreugde: Geen machten zullen meer benauwen; geen drijver zal meer door Sion gaan; het zal alles door de vrede bloeien. —

Ziet, o dochter Sions! uit Jood en heiden samen, van het gehele rond der aarde: daar is uw Koning in heerlijkheid. — En de honderdvierenveertig duizend verzegelden uit alle geslachten Israëls zullen Hem aanschouwen en God dienen dag en nacht. En een grote schare, die niemand tellen kan, uit alle natie en geslachten en volken zal staan voor de troon. Zij zullen niet meer hongeren en zullen niet meer dorsten, en de zon zal op hen niet vallen, noch enige hitte. Want het Lam, dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en zal hun een leidsman zijn tot de levende fonteinen der wateren; en God zal alle tranen van hun ogen afwissen. - —

Dat is de vervulling, de volle uitdieping van de belofte van Zach. 9 : 8, 9.

Dit grote einddoel zal eenmaal bereikt zijn, omdat God zijn Woord der belofte getrouw zal hebben vervuld: En Ik zal Mij rondom Mijn huis legeren... Ja, er zit in zulke beloften ook voor de Joden nog veel kostelijks, maar niet zoals vlees zich dat droomt. Het gaat om de waarheid, die in

Jezus Christus is.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 februari 1972

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Zijn er bijzondere beloften voor het Joodse volk?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 februari 1972

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's