Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERK ZIJN IN ROTTERDAM (CENTRUM)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERK ZIJN IN ROTTERDAM (CENTRUM)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. De stad

Als we ons met dit onderwerp bezig houden is de eerste vraag waarvoor we komen te staan: Wat onderscheidt Rotterdam nu eigenlijk van andere plaatsen?

De overeenkomst met steden als Amsterdam, Utrecht en Den Haag is natuurlijk duidelijk: het zijn alle grote steden in de Randstad.

Maar als we gaan vergelijken met name met Amsterdam en Den Haag valt één verschil waarschijnlijk op: in tegenstelling tot die andere plaatsen heeft Rotterdam een bewoond centrum. In de laatste decennia heeft de binnenstad nauwelijks aan inwoners ingeboet. Er heeft daar woningrenovatie en -nieuwbouw plaats gevonden. De stad valt - in tegenstelling zelfs tot vroeger jaren - na werktijd niet dood. Want er wonen mensen, veel zelfs.

Het centrum heeft ook nog steeds een centrum-functie. Allerlei gebouwen, waarin het culturele leven zijn plaats heeft, staan in het centrum en zijn in gebruik. Daartussen staat ook hier en daar nog een kerk. Hier en daar. Want er zijn wel veel mensen. Maar zeer velen daarvan zijn geen Nederlanders, meestal ook geen christenen en als ze dat al zijn, hebben zij niet de signatuur van één der “gevestigde kerken”. In het stadsbeeld is dat aanwijsbaar.

ledere wat oudere Rotterdammer kan aanwijzen: hier stond de Koninginnekerk, de Noorderkerk, de Kathedraal, de Nieuwe Zuiderkerk, de Bosjeskerk en gaat u zo door. De grote kerken met name hebben de meeste van hun - ook uit stedenbouwkundig oogpunt dominante - kerkgebouwen moeten afstoten. En nog is het einde daarvan niet in zicht. De Grote of St. Laurenskerk wordt weliswaar voor kerkdiensten gebruikt, ook voor wekelijkse middagpauzediensten. Maar om financiële redenen worden er in dit monumentale gebouw ook manifestaties gehouden, die met kerk zijn niets te maken hebben en bovendien -zo wordt het door velen aangevoeld- soms in een bepaald contrast staan tot de eigenlijke functie van het gebouw. Daarom moet soms -ik denk aan mijn laatste middagpauzedienst- de dominee met zijn clubje ten behoeve van het haringfeest, waarvoor de kerk zelf gebruikt werd, maar verhuizen naar de “kubus”, het bijgebouw.

Misschien is dat laatste wel het meest typerend voor Rotterdam-centrum: Het is bij alle levendigheid ook zichtbaar de plaats van de afbraak van de kerk; en dat terwijl er genoeg mensen wonen.

2. De gemeente

Wat heeft één en ander voor gevolgen voor de gemeentesamenstelling? Natuurlijk heeft ook onze kerk te lijden onder een afkalving, die in alle kerken aanwijsbaar is, kerkverlating dus. Toch mogen we verhoudingsgewijs bepaald nog niet klagen. Maar er heeft wel een verschuiving plaats gevonden. In de tijd van mijn verblijf hier heb ik de kerkelijke wijk Centrum zien halveren qua ledental. De helft is verhuisd naar plaatsen, over heel Nederland verspreid, en naar de buitenranden van de stad: bij ons vandaan vooral naar de wijken in het oosten: Alexanderpolder / Ommoord / Zevenkamp e.o. De verhuizers waren vooral de mensen met jonge kinderen. Wie nu in de Verrijzeniskerk in Alexanderpolder preekt, staat voor een “volle bak”.

Het eindresultaat in het stadscentrum is een kleine gemeente in een relatief groot, zij het goed geoutilleerd gebouw. Maar vooral ook: een zeer onevenwichtige leefstijdsopbouw. De kindernevendienst is verleden tijd; en als er al kindertjes bij de oppasdienst zijn is het nog maar de vraag hoe lang het duurt voordat ook hun ouders besluiten eveneens de wijk te nemen naar elders.

Verhoudingsgewijs zijn er dus veel senioren en ook wel -studerende- jongeren. En weinig mensen in de leeftijd van de jonge gezinnen. Dat betekent, wat grof geformuleerd: veel mensen die op één of andere manier wat extra zorg nodig hebben en weinig die die zorg daaraan kunnen besteden.

Bovendien is er, ook al spreken we van “Centrum”, toch nog sprake van een vrij sterke geografische spreiding van die gemeente. Men woont bepaald niet “rondom de kerk”.

3. De bedreigingen

Tot de grote bedreigingen voor onze gemeente reken ik het bovenstaande allemaal niet, al plaatst het wel voor Problemen. Zo loopt het nu eenmaal; daar kunnen wij weinig tot niets aan doen en ik zou niet van enige schuld willen spreken. lets anders ligt het met twee andere zaken die te signaleren zijn en die tot het einde van een gemeente en misschien wel erger kunnen leiden.

De eerste bedreiging is dat mensen, van wie de leeftijdsgroep ondervertegenwoordigd is, de vlucht neemt naar een gemeente waar het allemaal anders -lees: “beter”- is. Bij alle begrip acht ik dit toch een gevolg van een ietwat bedenkelijke consumptie-mentaliteit, waar best eens over te bakkeleien zou zijn. Het hangt sterk samen met wat je van de kerk, het kerk-zijn en de kerk-dienst verwacht. Er is bovendien ook iets aan te doen, met name in verenigingsverband en in het verband van catechisaties. Bij ons zijn de catechisaties van de wijk Centrum gecombineerd met die van de Ned. Geref. kerk van Overschie.

Een tweede bedreiging zie ik in de sfeer van het vertrek van mensen, die in de eigen gemeente, door de samenstelling ervan, te weinig mensen ontmoeten om daarmee samen bijvoorbeeld wat groter opgezette evangelisatiecampagnes uit te voeren. Hier moet voorzichtig en op minstens twee manieren gesproken worden:

a. Het is altijd mooi en te waarderen als mensen vol enthousiasme zijn en bereid zijn taken op zich te nemen. En het is dus jammer als zij, om te dat kunnen, kerkelijk elders onderdak zoeken.

b. Maar ook hier ontwaar ik soms iets van: een zich niet afvragen wat de eigen roeping is of zou kunnen zijn, maar een soort eigenmachtig optreden in het vaststellen daarvan. Ik zou dat laatste niet geschreven hebben als ik hier en daar ook niet de resultaten zou hebben kunnen waarnemen.

In dit verband wil ik toch een kleine link leggen naar het verschijnsel “evangelische gemeente”’ in de stad. Vaak worden vergelijkingen getrokken, die wel mank moeten gaan. Men bezoekt een kerk in het centrum en constateert: relatief weinig mensen in een grote ruimte. Niet veel bijzonders dus, maar zie boven. Nee, dan moet je zijn bij… en vul deze of gene gemeente maar in. Vergeten wordt, dat als iemand van onze gemeente van Centrum verhuist naar het Oosten bijvoorbeeld, deze automatisch lid wordt van een andere gemeente tenzij heel uitdrukkelijk anders verlangd wordt. Dit in tegenstelling tot de vrije gemeenten. Dat zijn per definitie streekgemeenten, die geen grenzen -willen- kennen. Dit soort vergelijkingen gaat dus niet op, zoals er wel meer is dat niet op gaat; maar dat is nu niet aan de orde.

4. De taak

Uit mijn woorden valt te proeven, dat ik er nog niet aan toe ben de kerk in het Centrum maar te sluiten. Dat hangt samen met het feit, dat er een taak ligt. In de eerste plaats is er de blijvende taak, die trouwens ook een gave is: samen te leven onder het Woord van de prediking, in gemeenschappelijk gebed, gemeenschappelijk belijden, gemeenschappelijke lofprijzing, kortom de eredienst. Wie hierover -zoals nogal eens gebeurt- schampert met denigrerende aanduidingen als “overlevingsstrategie” heeft voor het meest wezenlijke geen oog. Alleen al om genoemde reden moet er een kerk blijven.

In de tweede plaats en daarmee samenhangend: er moet een kerk-gebouw blijven. Want er is ook en nog steeds een taak naar buiten.

In deze letterlijk ogenschijnlijk aan het christelijk geloof ontzonken stad moet het evangelie zichtbaar beleden en hoorbaar gepredikt worden.

Vandaar dat ik hecht aan een als kerk herkenbaar gebouw. In dit Centrum waar geleefd en gewerkt wordt moet duidelijk zijn dat de kerk niet dood is. Ze is niet dood, maar dat mag ook gezien worden. Temidden van de beurs, de bank, het winkelcentrum en zoveel meer heeft de kerk haar plaats. Zij behoort die ook in alle duidelijkheid in te nemen. Dat hangt ook samen met wat volgt.

5. De mogelijkheden

Typerend voor ons stadscentrum is, dat er nog steeds veel mensen wonen, van wie boven al het één en ander gemeld werd. Ook zij behoren door ons benaderd te worden met het evangelie. Wij hanteren in dit alles ook nog eens het naambordje “christelijk gereformeerd”. Daar hoeven we ons niet voor te schamen. Maar dat het ook begrepen zal worden kunnen we in dit verband althans maar gewoon even vergeten. Dat verhaal van die ene kerk en de vele kerken is aan geen mens duidelijk te maken, niet aan het meisje uit Erithrea, dat hier door haar vader gedropped is om nog wat van haar leven te kunnen maken, maar ook niet aan die Nederlander, die zich afvraagt wat in vredesnaam, in die kerk gebeurt; zijn opa was gedoopt, maar verder is elke relatie afwezig.

Maar het belangrijkste is dan wel, dat er een als kerk herkenbaar gebouw is waar je zomaar naar binnen kunt. Dat laatste gebèurt ook in dit stadscentrum. De omvang en de samenstelling van onze gemeente maken het niet of nauwelijks mogelijk buiten het radiowerk en de evangelisatiebijeenkomsten in Humanitas-tehuizen om, uitdrukkelijk en grootschalig aan evangelisatie in de buurt te doen. Maar waar een werkelijk belijdende gemeente is, is nog altijd veel te verwachten. En we hoeven daarbij nog steeds geen knieval te maken voor het getal.

Belangrijk is, wat ik zou willen noemen, het karakter van gemeente en kerk(gebouw), letterlijk en figuurlijk dus. Het publiek moet welkom zijn: dat vereist een werkelijk evangelische instelling van de gemeente. Met dankbaarheid constateer ik dat die er is. Het publiek moet ook wéten welkom te zijn. Dat vereist eenvoudigweg publicatie. Op dat vlak kunnen we altijd nog leren.

Het welkom geldt wat mij betreft allereerst de openbare eredienst.

Vooropgesteld dat er hedendaags nederlands gesproken wordt, schaam ik me er absoluut niet voor dit zo te stellen. Ik ben toch weer gereformeerd genoeg om in de lijn van de Dordtse Leerregeis 13 van de prediking van het Woord veel, zo niet alles te verwachten.

Het bezit van het eigen gebouw stelt ook in staat een kinderclub te organiseren. Samen met de (confessionele) Opstandings-wijkgemeente van de Hervormde kerk worden op gezette tijden Thema-(evangelisatie)diensten georganiseerd. We hebben inmiddels twee catechisantjes, die langs deze route zijn binnen gekomen.

Er is nog meer te doen en te bedenken. Daar zijn we dan ook mee bezig. Het is dus nog steeds goed om kerk te zijn in Rotterdam.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1998

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

KERK ZIJN IN ROTTERDAM (CENTRUM)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1998

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's