Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

“Deze rechtvaardige man”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

“Deze rechtvaardige man”

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2 Petr. 2:8)

(Overgenomen en Vertaald uit "The Gospel Standard" van mei 1983 No. 1769)

Het Woord van God maakt het duidelijk, dat Lot een godvruchtig man was. Indien wij het getuigenis van Petrus niet hadden gehad, dan moesten wij wel in twijfel hebben gestaan. Maar wat ernstvol is de zaak Lot!

De zonden, de gebreken van Gods kinderen worden ons niet voorgehouden in de Schrift, om ons een verontschuldiging te geven, doch eerder als een waarschuwing, een lichtbaken. "Die meent te staan, zie toe, dat hij niet valle." Hoe diep kan een kind van God toch wegzinken, wanneer het aan zichzelf wordt overgelaten!

In Genesis 13 hebben wij de keuze van Lot. Er was een twist tussen de herders van

Abraham enLot, zodat Abraham voorstelde, dat zij vaneenscheiden zouden. Wij zien veel genade in Abraham, dat hij Lot toestond eerst te kiezen. En Lots keuze was, op zijn zachtst uitgedrukt, onverstandig. Hij werd door geheel vleselijke beweegredenen bewogen. "Hij hief zijn ogen op." Het is waard op te merken, dat in vers 14 God tot Abraham zegt zijn ogen op te heffen, en hem een wonderbaarlijke belofte doet, "en hij zag de ganse vlakte der Jordaan, dat zij die geheel bevochtigde." Er schijnt niets van genade te zijn geweest in zijn keuze. Hij was hebzuchtig: hij wilde het beste: hij kreeg voldoening. Maar, hoe ernstvol is de verklaring van de Heilige Geest: "Doch (Eng. Vert.) de mannen van Sodom waren boos, en grote zondaars tegen den HEERE.”

"De weg naar het verderf begint aldus, Nederwaarts, als een gemakkelijke afgang.”

Hoevelen, die de Naam van Christus hebben beleden, hebben op soortgelijke wijze gehandeld: een betere baan, aangenamer vooruitzichten: betere scholen: een ruimer huis: een aantrekkelijker stad - en geen plaats der waarheid, geen Evangelie-bediening!

In Genesis 14 zien wij des Heeren hand uitgegaan tegen Lot. Daar is de krijg der koningen en Lot en zijn have werden genomen. Er kwam evenwel redding - recht en goedertierenheid. Door het moedig tussenbeidekomen van Abraham, wordt Lot gered en bevrijd.

Lot en zijn gezin vestigden zich weer in Sodom. Het blijkt, dat het leven van Lot tegengesteld was aan de gelukzalige man in de eerste Psalm - hij wandelde in de raad der goddelozen, hij stond op de weg der zondaren, hij zat in het gestoelte des spotters - in die volgorde: hij wandelde: hij stond: hij zat. Evenwel "eenmaal ontvangen genade kan men nimmer verliezen." Zo zien wij het ongeluk van Lot. Hij was "vermoeid van de ontuchtige wandel der gruwelijke mensen. "Zijn rechtvaardige ziel werd dag op dag gekweld door hun ongerechtige werken." Het blijkt, dat Lot niet schuldig stond aan de zonden van Sodom en Gomorra, maar wat was hij lauw in de goddelijke zaken! In Genesis 19 lezen wij van Lots genadevolle verlossing. Twee engelen worden naar Sodom gezonden, wien Lot met eerbied verwelkomt en gastvrij aanbiedt te ontvangen. Maar wat een afwijzing! "Neen, maar wij zullen op de straat vernachten", (vers 2).

Gevolg gevend aan Lots dringend verzoek, stemmen de engelen toe de nacht te blijven. "Eer zij zich te slapen leiden, zo hebben de mannen dier stad, de mannen van Sodom, van de jongste tot de oudste toe, dat huis omsingeld, het ganse volk, van het uiterste einde af' (vers 4). U ziet, dat Lot het eens was met hen: hij was al één hunner.

Welk een schandelijk verzoek (vers 5): "Breng hen uit tot ons, opdat wij ze bekennen"! En wij aanschouwen Lots verlegenheid (verzen 6 en 7), tot hen uitgaande, de deur sluitende, hen smekende heen te gaan. Wat een ernstvoUe zaak indien, wanneer een zekere godvruchtige leraar, of een zéker lid der gemeente met genade ons komt bezoeken, wij verlegen zijn met vrienden, die tegenwoordig zijn, of vanwege werkzaamheden, waarmede wij bezig zijn!

Dan merken wij op, hoe "gelijkvormig" Lot was geworden aan de wegen van Sodom:

"Ziet toch, ik heb twee dochters, die geen man bekend hebben: ik zal haar nu tot u uitbrengen, en doet haar, zoals het goed is in uwe ogen" (vers 8). En dit is dan "deze rechtvaardige man".

Goddelijke kracht gaat uit, als de zondaren in Sodom met verblindheden worden geslagen, en Lot wordt verlost: "zij deden Lot tot zich inkomen in het huis, en sloten de deur toe" (vers 10).

Toen Lot zijn schoonzoon smeekte Sodom met hem te verlaten, "want de HEERE gaat deze stad verderven", werd er met zijn woorden gespot. "Hij was in de ogen zijner schoonzonen als jokkende" (vers 14). Hij was zo lang in Sodom geweest, was hun wegen zo gelijkvormig geworden, dat zijn getuigenis nietszeggend en ijdel was geworden, zodat op zijn woorden heel geen acht werd geslagen. De wereld zal de kinderen Gods nimmer liefhebben, maar het is droevig, wanneer de belijdenis van een kind van God zelfs niet wordt gerespecteerd door de wereld.

Lot talmt nog steeds - ongelooflijk als het lijkt! Tenslotte werd hij bijna met geweld uit Sodom gesleept. Jawel, "genade is een vaste, doch vriendelijke hand, door God uitgestoken om Zijn eigendom te redden." "En als hij vertoefde (Eng. Vert.) zo grepen dan die mannen zijne hand, en de hand zijner vrouw, en de hand zijner twee dochteren, om de verschoning des HEEREN over hem: en zij brachten hem uit: en stelden hem buiten de stad" (vers 16).

Nog zoekt Lot uitvluchten. De Heere gebiedt hem te vlieden naar het gebergte, maar het stadsleven had zo'n vat op hem gekregen, dat hij pleit om in plaats daarvan naar Zoar te mogen gaan: "Ziet toch, deze stad is nabij, om derwaarts te vluchten, en zij is klein: laat mij toch derwaarts behouden worden (is zij niet klein? )" (vers 20). Dit is de ondergang geweest van duizenden: "Is zij niet klein? " - zulk een geringe zaak, dat het er niet toe doet: niemand zal het opmerken. En dit is "deze rechtvaardige man!" Op zijn weg naar Zoar verliest Lot zijn vrouw. Zij had haar hart achter gelaten in Sodom: en zij ziet achterom. "En zij werd een zoutpilaar" (vers 26). Hoe ernstig toch klinken de woorden van de'Heere Jezus door de eeuwen heen: "gedenkt aan de vrouw van Lot”.

Aldus zingen wij van goedertierenheid en recht - Lot verlost, maar tot welk een prijs! Er is een belangwekkende verklaring over de kracht van de voorbede in vers 29, waar Lots verlossing wordt toegeschreven aan Abrahams gebed: "En het geschiedde, toen God de steden dezer vlakte verdierf, dat God aan Abraham gedacht, en Hij leidde Lot uit het midden dezer omkering". Wij weten niet welke zegeningen tot ons komen in antwoord op de gebeden van onze godvruchtige vrienden.

Onze laatste blik op Lot is buitengewoon droevig. Niet langer de grote stad Sodom, maar in een spelonk, bevreesd (vers 30), beroofd van zijn vrouw en van al zijn bezittingen. Het blijkt niet, dat zijn verblijf in Sodom ook maar enig goed deed. (Hoe hebben wij toch nodig op onze hoede te zijn voor de verzoeking van satan: "indien ik daar heenga, wat zaj het me dan goed gaan"!) Wat een boze wegen leerden zijn dochters in Sodom! Wij laten hem dronken achter, schuldig aan de zonde van bloedschande (en Lots nakomelingen, de Moabieten en Ammonieten waren Israël nooit tot vrienden).

Wat een treurige, deerniswaardige aanblik - een bijna geheel verwoest leven! En toch: "deze rechtvaardige man". Er zijn twee

lessen om ter harte te nemen:1. De wonderen van vrije en soevereine genade. Een zondaar als Lot is nu in de hemel, zingende de lofzangen des Verlossers tot in alle eeuwigheid. Hem werd vergeven.

“Dierbare Heere! zijn dit Uw wegen? Indien rebellen aldus w'orden bevrijd. En bevoorrecht met bijzondere genade, Dan moet genade waarlijk vrij zijn!”

Maar laat niemand misbruik maken!

2. De noodzaak om staande te worden gehouden. Indien Lot, "deze rechtvaardige man", zo diep wegzonk, dan: "houdende mijne gangen in Uwe sporen, opdat mijne voetstappen niet zouden wankelen: "Ondersteun mij, zo zal (alleen dan) ik behouden zijn”.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 september 1991

De Wachter Sions | 8 Pagina's

“Deze rechtvaardige man”

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 september 1991

De Wachter Sions | 8 Pagina's