Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bij de 12e jaargang

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bij de 12e jaargang

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Samuël nu nam een steen en stelde die tussen Mizpa en tussen Sen, en hij noemde diens naam „Eben Haëzer", en hij zeide: Tot hiertoe heeft ons de Heere geholpen." (1 Sam. 7 : 12)

Wat een heerlijk schouwspel wordt ons in dit hjofdstuk gëtoönd. Een volk, dat zijn schuld en afwijking betreurt voor het aangezicht des Heeren.

Zij gieten in de gebeden het hart als water uit voor het aangezicht des Heeren. Op die grote dag wordt er gevraagd om de voorbede van Samuël. Hoe groot is dat: een biddend volk in verootmoediging en een biddende leidsman. Maar zonder offer kon Samuël niet komen voor Gods aangezicht, zodat hij in zijn voorbede zag op een lam en door dat lam op het komende Lam Gods, uat alleen het vermogen heeft om de zonden weg te dragen.

Niet in het volk, en ook niet in Samuël lag de grond van verwachting, o neen, maar buiten hen in die dierbare Heere Jezus, Die Zichzelf Gode onstraffelijk zou opofferen.

Samuël, hij ontving vrijmoedigheid en mocht pleiten op 's Heeren eigen toezegging, want als zij zich schuldig leerden kennen, dan zou Hij aan Zijn verbond gedenken. Nu gaat het niet óm maar ook niet zónder het zich schuldig kennen. Hoe nodig is het om dat persoonlijk en ook bevindelijk te leren kennen. Ook voor U, mijn jonge vrienden is dat het ene nodige en van harte wens ik dat U zulks eens gebeuren mocht. Hoe groot is de oppervlakkigheid in onze dagen, zodat men de drie stukken onzer catechismus miskennen gaat. Ellende, en dan alleen verlossing, maar dan ook pas kan de ware dankbaarheid beoefend worden.

Hoe kennelijk liet zich de Ileere verbidden, want toen de Filistijnen opkwamen or.i 'eren h< n de "triid aan te bin-«w. J den, donderde de Heere te dien dage met een grote donder over hen. Dit teken van Gods mogendheden toont, clat Hij zélf voor Israël strijdt, hun vijanden in verwarring brengt en hun trotse leger

wijd en zijd verstrooid doet vluchten. Samuël jnocht Gods hand in die uitredding zien en nu is het zijn wens dat dit nimmer mocht worden vergeten. Zie eens hoe een verootmoedigd volk gebedsverhoring ontvangt. Dit wil Samuël zijn volk inprenten. Hij vergenoegt er zich niet mede de weldaden te ontvangen en dan voorts aan de Gever niet meer te denken. De Heere had bij Samuël de eerste plaats en dat bewees hij door een betekenisvolle daad.

Na de overwinning neemt hij een steenklomp, en op dezelfde plaats waar de vijand werd vernederd en het volk werd verlost, richt hij die steen op als een monument ter gedachtenis. Die gedenksteen moet een naam hebben. Want Samuëls daden behoeven niet vereeuwigd te worden, o neen, maar van des Heeren werk moet hij spreken voor het huidige en ook voor het komende geslacht.

Daarom de naam „Eben-IIaëzer"', Steen der Hulpe, opdat de Heere geëerd worde voor Zijn wonderlijke uitredding. Dan is die steen, die daar is opgericht te Mizpa ook tot een getuigenis voor de toekomst. Zij, die uit genade de Heere vrezen, zullen ook op hun weg gedenkstenen hebben. Zij zullen herinnerd blijven aan eigen schuld en diepe onwaardigheid, maar ook aan de daden des Heeren, die Hij gewrocht heeft.

Zij waren tot hiertoe geholpen en waaide vijanden niet vernietigd zijn, zal de hulpe des Heeren nodig blijven, het ganse leven door. Maar dan kan een geloofsblik in het verleden de sterkte zijn voor het heden en een gegronde hoop voor de toekomst.

Elf jaargangen van „Daniël" liggen achter ons; de twaalfde gaan wij bij deze in. En dan mogen wij ook wel betuigen, dat de Heere ook ons tot hiertoe heeft geholpen. Het scheen weleer onmogelijk een blad tot leiding van onze jeugd te krijgen. Vele jaren was er naar gevraagd en sterk naar verlangd en wij

mochten het zien gebeuren. Al was het een Gideonsbende die het werk mocht aanvangen en al werden de hoofden wel eens geschud, of het wel stand zou houden: dit kunnen wij zeggen, niettegenstaande al de schuddingen welke in al clie jaren zijn doormaakt: „Daniël" is er nog! En dat niet omdat wij het gedaan hebben, o neen, maar cle Heere is het, die ook ons tot hier toe heeft geholpen. En als wij vooral nu, op alles zien dan kan vrees wel eens ons hart vervullen en zijn wij geneigd te denken en misschien ook wel om te zeggen „wat zal er nog staan te gebeuren", maar zien wij dan achteruit wat de Heere gedaan heeft, dan is zulks cle enige hoop, die ons hart verlevendigen kan, niettegenstaande onze eigen onwaarden.

Daarom vrienden, laten wij zulk een gedenkteken oprichten, opdat de stenen spreken en wij onder allerlei beroeringen, welke voor onze jonge mensen grote gevaren kunnen medebrengen, aan Gods Woorcl verbonden en ook aan elkander nauw verbonden mochten zijn, om als één enig man samengesnoerd het goede voor elkander te mogen zoeken.

Dat daartoe ons geliefd blad „Daniël" mede dienstbaar gesteld mag worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 juni 1957

Daniel | 8 Pagina's

Bij de 12e jaargang

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 juni 1957

Daniel | 8 Pagina's