TOELICHTING OP DE DORDTSE KERKENORDENING

Art. 71. De kerkelijke tucht, (vervolg)

Bij de voorwerpen van de tucht valt ook nog te vermelden, dat er toezicht dient te zijn van de kerkeraad op het verenigingsleven en de zondagschool voorzover die er zijn, zoals het dan alles staat op de grondslag van Gods Woord en de belijdenis der gemeenten, en zich dienovereenkomstig bezig houdt met het onderzoek van Gods Woord en het godsdienstig en geestelijke leven.

Nu zijn er in onze kringen niet veel verenigingen enz., maar wel dient hier ook nadruk gelegd te worden op het toezicht van de kerkeraden op het onderv/ijs op de scholen. De kerkeraden dienen te trachten toezicht te krijgen op de geschiktheid zowel van de leerkrachten, als op het religieus of godsdienstig gehalte van het onderwijs.

Het staat daarmee (met het pnderwijsgehalte) in onze dagen over het algemeen

zeer droevig gesteld. Het beste was zeker, dat elke gemeente, die er toe staat is, een eigen söhool mocht hebben, om de kinderen in de zuivere leer der waarheid te doen onderwijzen.

Namens de geimeenten is een synodale commissie indertijd aangesteld voor moeilijkheden, die zich voordoen kunnen ten opzichte van scholen, tot welke commissie men zich wenden kan met noden of bezwaren, en welke commissie nader in het jaarboekje der gemeenten is aangegeven.

Wat is het doel van de tucht? Om de zondaar met de kerk en zijn naaste te verzoenen, en de ergernis uit de gemeente Christi weg te nemen, luidt het slot van art. 71.

Twee doeleinden worden hier medegedeeld. De zondaar moet met de gemeente en de naaste verzoend worden, en de ergernis moet uit de gemeente weggenomen worden. Nu weten we dat er ergernis geven is, maar ook ergernis nemen, tegen welk laatste euvel mede dient gewaakt te worden. Maar door de tuchtwaardige handeling is de gehele gemeente in een bepaalde, de eenheid door (hem geschonden, verhouding tot hem gekomen. Hij heeft de naam der gemeente aangetast, en zijn handeling werkt ook besmettend.

Calvijn voegt er nog een derde doeleind bij, dat wel voorop dient te staan, en dat is, dat Gods Naam en eere er mede gemoeid is.

Nodig is de tucht dus voor het welzijn van de gemeente. Gods toom wordt over de gemeente verwekt, als zij toelaat, dat de Sacramenten ontheiligd worden door valse leer en onheilig leven. De dwaling vreet voort als de kanker, als ze niet tijdig luitgesneden wordt, en verwereldlijking wordt haar vloek, als ze zich niet onbesmet van de wereld houdt. De Apostel Paulus zag het gevaar wel zo groot, dat hij de Corinthiërs alle omgang met de in 1 Cor. 5 : 11 getekende boze verbood.

De tucht is niet minder nodig ook voor hem of haar, die afdwaalt in leer of leven. De ziel wordt slechts door getrouw en oprecht handelen langs deze weg gered, terwijl zij zonder tucht al verder weg zou glijden. Daarom vermaant de Apostel in 2 Thess. 3 : 6 zich te onttrekken aan hen die ongeregeld wandelen en in vs. 14 zich niet te vermengen met maiar te tekenen hem, die de vermaningen niet gehoor zou geven.

Ja, de Apostel vermaant zelfs in 1 Cor. 5, om de boze daar toen over te geven aan de satan, tot verderf des vleesches, maar tot behoud des geestes.

Maar bovenal is de tucht nodig vanwege de Naam en de eere desi Heeren. Zijn heilige Naam wordt anders maar gelasterd, en daaro: m zegt de Catechismus dan ook, dat het de bede der gemeente zij, dat Gods Naam om onzentwille niet gelasterd maar geëerd en geprezen worde, wat dan niet alleen gebeden dient te worden, maar ook in de tucht gehandhaafd moet worden.

Voetius stelt wel 7 doeleiniden op:

1. De eere Gods. 2. De bekering van de zondaar. 3. Bescherming van de goeden in de gemeente tegen verleiding en verlokking tot zonden, en ter bevestiging in de waarheid en het goede. 4. Tot opscherping van belijdende en doopleden. 5. tot opbouw van de kerk. 6. Tot getrouwer uitoefening van het ambt door de diena-. ren. 7. Tot mondstopping van vreemden en vijanden van de kerk.

Dit drieërlei doel van de tucht wordt ook vermeld in het formulier van de ban of uitsluiting uit de gemeente, waarbij het dan al ver gekomen is, maar toch ook dan iiog medisch van aard is, als het daar luidt, dat ten opzichte van de overtreder zelf hij alsnog tot schaamte over zijn zonden ge-1 bracht worde; en met het oog op de ge-'rneente, dat dit ongeneeslijke lid het gehele lichaam der gemeente niet in gevaar stelle, en met het oog op de Heere, dat ^ijn heilige Naam niet gelasterd worde.

''anzelfsprekend gaat ons artikel er van ^it, dat kerkeraad en gemeente in de rechj^ afhankelijke verhouding staan tot de Koning der Kerk en uit de liefde naar Zijne bevelen, opdat degene die onder de tucht komt behouden mocht blijven. Dat er geen zweem zelfs gevonden wordt bij de ambtsdragers, om eigen zin door te zetten, of om eigen hoogheid te bevorderen, of de tegenstanders te treffen; noch ook om lastige mensen kwijt te raken. Dat immers, zou ook ontheiliging zijn van het verbond Gods, en de toorn Gods, als zo iets zou plaats vinden, zou ook deswege over de gemeente komen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen