Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dank-, Vast- en Bededagen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dank-, Vast- en Bededagen

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Biddag voor het gewas
In de eerste of tweede week van maart wordt op vele plaatsen in ons land weer de jaarlijkse biddag voor het gewas gehouden.
Naarmate onze maatschappij een verschuiving te zien geeft van het agrarische naar het industriële, naar die mate is ook „de biddag voor het gewas" uitgebreid tot een „biddag voor gewas en arbeid", terwijl deze dag in uitgesproken vissersplaatsen „biddag voor de visserij" heet. Op het platteland is er vaak nog twee keer dienst, 's morgens of 's middags en 's avonds. In de grotere plaatsen, waar veel gemeenteleden elders hun werk vinden, is er alleen 's avonds dienst, terwijl in de grote steden de bidstond vaak verschoven is van de woensdagavond naar de zondag. Maar in elk geval zijn de biddagen of bidstonden nog in ere, en dat mag gezien worden als een in praktijk brengen wat wij met de Kerk van de Reformatie in Zondag 10 belijden dat loof en gras, regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, spijze en drank, gezondheid en krankheid, rijkdom en armoede en alle dingen, niet bij geval, maar van Gods Vaderlijke hand ons toekomen.

Uit Overijssel
Waar komt dat gebruik om biddag voor het gewas te houden vandaan? Dan moeten we drie eeuwen terug in de geschiedenis naar de provincie Overijssel. Daar wendden de gedeputeerden van de Particuliere Synode zich in 1653 tot de overheid met het verzoek om een provinciale biddag voor te schrijven. Als motief voerden zij aan „dat het Opperwezen eenige jaren herwaarts het gewest had bezogt met schadelijke droogten en andere landverdervende plaagen". De overheid ging op het verzoek in en gelastte de kerken een biddag te houden „tot afweering van Godes plaagen en tot het verkrijgen van eenen gezeegenden zomer". De Staten van Overijssel beseften dat men niet alleen om de zegeningen moest bidden, maar ook voor de zegeningen danken en schreven in het najaar een dankdag uit „voor de veelvoudige verkreegene zeegeningen en weldaden".
Daar ligt dus de oorsprong van onze biden dankdagen voor het gewas. Een regionaal gebruik is tot een landelijke gewoonte uitgegroeid en heeft zich eeuwenlang gehandhaafd.

Biddagen voor de nood der tijden
Hoewel de biddag voor gewas en arbeid slechts een locale of regionale betekenis had, en dan nog pas een eeuw na de Reformatie, waren bid- en dankdagen bij onze vaderen niet onbekend. Zij hielden zelfs veel meer van deze dagen dan wij, maar dan op ongeregelde tijden, namelijk wanneer de toestand van land en volk er reden toe gaf. Dit gebruik om een biddag te houden en God te smeken dat Hij Zijn gerichten wilde afwenden; heeft zéér diepe wortels. De eerste sporen ervan treft men aan in de Oude Kerk, terwijl dit gebruik in de Middeleeuwen algemene ingang heeft gevonden. Het verval van de Middeleeuwse Kerk deed zich ook gelden in de viering van de biddagen. Kwamen de parochianen aanvankelijk bijeen in de kerk om hun schuld te belijden en Gods genade af te smeken, later ontaardden de biddagen in processies, waarbij het heilig sacrament alle eer werd bewezen.
De jonge kerk van de Reformatie heeft zich van meet af aan over de bede- en dankdagen uitgesproken. Zo Bepaalde de Synode van Dordrecht in 1578 dat in tijden van oorlog, pestilentiën en andere rampen „een vasten met bidden" zou worden ingesteld door de raad der kerk met toestemming van de overheid. De Nationale Synode van Dordrecht (1618—1619),. die de Kerkorde nader preciseerde, schreef in Art. 66 voor:
„ In tijden van oorlog, pestilentie, dure tijden, zware vervolgingen der kerken en andere algemene zwarigheden zullen de dienaars der kerken de overheid bidden dat door hare autoriteit en bevel openbare vast- en bededagen aangesteld en geheiligd mogen worden".

De biddagsbrief
Het werd gewoonte dat de overheid in dagen van rampen en onheilen de bid- en dankdagen voorschreef. Wel gebeurde het vaak dat de kerk, plaatselijk door middel van de kerkeraad en landelijk door middel van de synoden, eerst de regering opwekte om een vast- en bededag voor te schrijven.
De overheid stelde dan een „biddagsbrief" op, verzond deze aan de magistraat, die de brief weer aan de kerkeraden ter hand stelde. Op de eerstvolgende zondag werd deze biddagsbrief in alle kerken voorgelezen. De predikanten werden in zo'n brief verzocht hun predikatiën voor die gelegenheid in te richten naar de bijzondere omstandigheden waarin land en volk zich bevonden.
Dat konden allerlei omstandigheden zijn. Er kon oorlog zijn of oorlogsdreiging, er konden besmettelijke ziekten heersen, er kon hongersnood dreigen, de dijken konden doorgebroken zijn en de landerijen overstroomd.
En dat waren dan nog maar de landelijke of regionale biddagen. Plaatselijk kon een biddag worden uitgeschreven wanneer een nieuwe dienaar des Woords moest worden beroepen, wanneer de „vermaking des kerkenraads" (de verkiezing van nieuwe ouderlingen en diakenen) in zicht kwam of wanneer een nieuwe magistraat moest worden verkozen.
Ook aan de vooravond van de vergaderingen der synoden hield men een plechtige bidstond.
Daar komen dan nog de dankdagen bij, niet alleen landelijk, wanneer het oorlogsgevaar was afgewend of wanneer epedemieën waren uitgewoed, maar ook ter herdenking van plaatselijke overwinningen of bevrijdingen. Zoals Leiden nog jaarlijks op 3 oktober het ontzet van 1574 viert, zo herdacht men in tal van plaatsen de bevrijding van het Spaanse juk, altijd ingeluid met een dankstond in de kerk.

Roepende zonden
De biddagsbrief, wanneer die uitgeschreven was met het oog op een bepaalde calamiteit, vermeldde niet alleen de reden waarom de biddag was uitgeschreven, maar ook dikwijls de zonden waaraan land en volk zich schuldig maakten en die de rechtvaardige oordelen Gods hadden veroorzaakt. Er is een zekere eentonigheid in het opsommen van het zonderegister. Telkens komen dezelfe „roepende" of „krijtende zonden" weer terug: de lastering van Gods Naam, lichtvaardig vloeken en zweren, losse taal, onmatigheid in spijs en drank, wereldse en weelderige kleding, vleselijke gerustheid, zatheid van brood, bespotting van de ware godsdienst en van de ware vromen, onverschilligheid inzake de openbare eredienst, slordigheid in het bijwonen van de godsdienstoefeningen, enz.
Wat bijna altijd terugkeert is de klacht over „de schrikkelijke profanatie (ontheiliging) van de sabbatdag". Onuitputtelijk zijn de predikanten in het beschrijven van de zonden die op die dag schaamteloos worden bedreven. „Men maakt van de sabbatdagen Bacchus- en Venusdagen". Vooraanstaande personen gaan voor in de ontheiliging van de dag des Heeren. Als we mogen geloven wat er op die dag al geschiedt — en we hebben geen reden om daaraan te twijfelen — dan is het ook wel heel erg! Reizen en trekken, jagen en vissen, kaarten en dobbelen. Men houdt marktdagen en kermissen, men begraaft de doden, er worden optochten gehouden van de schutterij, enz. En met velen die de kerk nog bezoeken is het al niet veel beter gesteld. Ds Simon Simonides uit Den Haag klaagt in een preek: „De predikant mag prediken dat hij zweet, het gaat slechts weinigen ter harte. Weinigen kunnen met Cornelius zeggen: Wij zijn dan allen hier tegenwoordig om te horen al hetgeen u door God bevolen is". Ook het slapen in de kerk is in die tijd een veelvuldig voorkomend kwaad: „Men knikt de predikant toe als een stotende bok..." En in deze Gouden Eeuw, waarin iedereen zijn geld telt, wat het beter, zegt Simonides, zijn zonden te tellen.

Verootmoediging
Over al deze zonden moest men zich op de bededagen voor God verootmoedigen, en Hem om Zijn genade smeken. De bededagen waren ook vastendagen: wie maar enigszins kon onthield zich op die dagen van spijs en drank. Alle openbare arbeid was verboden, alle herbergen waren gesloten en openbare vermakelijkheden waren niet toegestaan.
De predikanten preekten op die dagen twee, soms zelfs drie keer, maar tussen de diensten bleven de kerkgebouwen open. De tijd tussen de eerste en de tweede dienst werd benut om grote gedeelten uit de bijbel voor te lezen. De orgels die lang nog niet overal in de kerken stonden, maar toch wel op verschillende plaatsen, moesten die dag zwijgen, de gemeente zong „a capella". In sommige kerken werden de kerkgangers verzocht te knielen bij het openbare gebed. Merkwaardig, terwijl anders het knielend bidden in de kerk werd ontraden, zulks uit vrees voor „paapse superstitie".

Biddagspreken
Uit de tijd van de Nadere Reformatie zijn ons gehele reeksen biddagspreken bewaard gebleven. We kennen zulke preken van Van Lodenstein, van Florentius Costerus, van Johannes Barueth, van Abraham Hellenbroek, van Bernardus Smytegelt en van vele andere bekende „oude schrijvers".
Het meest bekend zijn nog wel de biddagspreken van Theodorus van der Groe, die twee bundels heeft nagelaten, de ene met 14 en de nadere met 16 biddagspreken, onlangs nog herdrukt.
Bid- en dankdagpreken zoals wij ze nu kennen, waarin gevraagd wordt om Gods zegen voor het werk en waarin gedankt wordt voor de goede oogst, vinden we bij onze vaderen nauwelijks. Dat klopt ook, want de biddag en dankdag voor het gewas kwam in die tijd nog slechts regionaal voor.
Wijk (bij Heusden) W. van Gorsel

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 maart 1977

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Dank-, Vast- en Bededagen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 maart 1977

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's