Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tenzij eerst de afval gekomen zij

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tenzij eerst de afval gekomen zij

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN PASTORALE BRIEF

„En wij bidden u, broeders, door de toekomst van onze Heere Jezus Christus en onze toevergadering tot Hem, dat gij niet haastig bewogen wordt van verstand of verschrikt, noch door geest, noch door woord, noch door zendbrief, als van ons (geschreven) alsof de dag van Christus aanstaande was. Dat u niemand verleide op enigerlei wijze; want (die komt niet) tenzij dat eerst de afval gekomen zij ..." 2 Thess. 2 : 1—3a.

Gebeden bij de toekomst

Met bovenstaande verzen stuiten we op de directe aanleiding tot het schrijven van de tweede brief aan de Thessalonicensen. Kennelijk is de gemeente behoorlijk in verwarring wat betreft de terugkomst van de Heere Jezus. In de eerste brief merken we daarover al iets. Men was ongerust over het lot van de reeds ontslapenen in Christus. Ongerust omdat men dacht dat ze door hun voortijdig heengaan de grote dag van Jezus Christus zouden moeten missen. Nee, zegt dan de apostel. Die ontslapen zijn in Jezus, zullen in Hem worden wedergebracht bij Zijn terugkomst. Treur maar niet over hen als de mensen die geen hoop hebben. Daar is geen reden toe (1 Thess. 4 : 13 — 18).

Nu blijken er weer spanningen in de gemeente te zijn rond de wederkomst van Christus. En nu over het tijdstip waarop Christus wederkomt. Daar gaat de apostel thans op in. „En wij bidden u, broeders, door de toekomst van onze Heere Jezus Christus..." Klemmend en indringend gaat Paulus op de moeilijkheden in de gemeente in. Wij bidden u door. Zo heeft de Staten-

vertaling' vertaald. En dat is een terechte vertaling. Ook Calvijn heeft het zo gedaan. De zin is dan opgevat als een soort eedformule. „Zo zeker als u deze toekomst van Christus en van onze toevergadering tot Hem gelooft en venvacht" (Kantt. SV). „Gelijk de toekomst van Christus u een dierbaar ding is, waarmee Hij ons tesamen tot Zich zal vergaderen... alzo bid ik u door diezelfde toekomst, gelooft niet te lichtvaardig zo iemand zegt... dat die dag nabij is" (Calvijn).

Je kan ook eenvoudigweg vertalen: Wij bidden u, broeders, wat betreft de toekomst des Heeren of: ter wille van de toekomst des Heeren. Kortom, de apostel doet in ieder geval klemmend uitkomen hoezeer de gang van zaken in de gemeente hem zorgen baart. Onjuist denken, overspannen betrokken zijn op de toekomst des Heeren is geen bijkomstig meningsverschil, maar raakt het hele geestelijk leven. Dat is ook in onze tijd waar. Het is goed dat steeds te bedenken bij alles wat u misschien onder ogen komt over de eindtijd en alles wat daarmee samenhangt. Geloof niet iedere geest die zich aandient te spreken namens de Geest. Daar is de toekomst des Heeren een te heilige en heerlijke zaak voor om prijs gegeven te worden aan allerlei wilde speculaties van ons mensen.

Sprekend over wat komen gaat, gebruikt de apostel twee woorden: toekomst en toevergadering. Voor „toekomst" staat eigenlijk: paroesie en dat wil letterlijk zeggen: tegenwoordigheid. Het is een technisch term geworden in de Bijbel voor de wederkomst. Daardoor zal Jezus namelijk weer lichamelijk tegenwoordig zijn bij de Zijnen, daar Hij nu naar het lichaam afwezig is. De toekomst van onze Heere Jezus Christus wil dus eigenlijk zeggen: Hij komt naar ons toe om weer bij ons tegenwoordig te zijn. Onze Heere Jezus Christus, zegt Paulus. Dat bepaalt de drang en het verlangen naar die dag. Hij komt, onze Zaligmaker.

Maar niet alleen staat er dat Hij naar de Zijnen komt. Er staat nog een woord: nze toevergadering tot Hem. Letterlijk vertaald staat er: nze vergadering tot Hem op in de hoogte bij Hem. Toevergadering. Ja, nu nog wonen en leven Gods kinderen overal verstrooid. Verstrooid in de volkerenwereld. Verstrooid ook over velerlei kerken en groepen. Op die dag zal de toevergadering plaats vinden. Allen worden naar één punt geleid. Weg uit alle aardse twisten en scheuringen. Weg uit vernedering vanwege ras en stand. Samen opgevoerd tot Hem op. „Hij zal Zijn engelen uitzenden met een bazuin van groot geluid en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenvergaderen uit de vier winden van het ene uiterste der hemelen tot het andere uiterste ervan" (Matth. 24 : 31).

Christus komt uit de hemel tot de Zijnen en zij worden opgevoerd tot Hem, om elkaar vervolgens te ontmoeten en voor eeuwig bij de Heere te zijn. Wel, bij die glorieuze toekomst, bij dat zalige verlangen bidt de apostel dat de gemeente haar kalmte moet bewaren, haar evenwicht moet vasthouden, zich niet moet laten meeslepen door allerlei onjuiste voorstellingen.

Verward aangaande de toekomst

Kennelijk waren de gemoederen in de gemeente zeer verhit geraakt, gelet op de woorden die de apostel gebruikt. „Dat gij niet haastelijk bewogen wordt van verstand of verschrikt.. "

Voor „bewogen worden" wordt een woord gebruikt dat wijst op een buitengewoon hevig beroerd worden, als wateren door een orkaan en als een rietstengel die bijna op de grond buigt door de wind. En dan bewogen „bij je verstand vandaan", zoals er eigenlijk staat. Alle redelijk denken en nuchter overwegen schijnt verdreven te zijn. Men heeft zich helemaal het hoofd op hol laten brengen, zouden wij zeggen. Dat zit ook in het woord „verschrikt". Dat is zoveel als „geestelijk je stuur kwijt zijn". Dus, dat is allemaal nogal wat geweest. Opvallend is eigenlijk de hele kerkgeschiedenis door dat de mensen bij het spreken over de wederkomst altijd al zo verward en verhit zijn geraakt. Wie enigszins op de hoogte is met de geschiedenis, die zal dat weten. Denkt u alleen maar aan de affaire met de Wederdopers in de tijd van de Reformatie. Zeer fanatiek en bijna verbeten raakt men als het ging en soms nog, als het gaat over „de leer aangaande de laatste dingen".

Hoe werd men dan bewogen van verstand en verschrikt van geest? Drie dingen worden hier genoemd, waardoor de dwaalleraars de gemeente in verwarring brachten. „Noch door geest, noch door woord, noch door zendbrief als van ons geschreven ..."

Noch door geest. We moeten hier denken aan iemand die zegt een openbaring te hebben gekregen van de Geest over de toekomst van Christus. Met een beroep op de Geest zijn al heel wat mensen-geesten de hoogte van hun fantasieën ingegaan, velen met zich meeslepend. „Maar gelijk des duivels wijze is, dat hij zich verandert in een engel des lichts, alzo hebben de bedriegers deze naam gestolen, om de eenvoudige mensen te bedreigen" (Calvijn). In dit verband heeft Johannes het ons gezegd: eproeft de geesten of ze uit God zijn (1 Joh. 4:1). Dat zeggen we ook vandaag tegen elkaar, nu allerlei mensen, soms ook met een beroep op de Geest of met een beroep op bijzonder inzicht in de Schrift velen in verwarring brengen.

Noch door woord. We kunnen ook vertalen met: noch door een prediking. Wellicht een prediking van Paulus. Paulus stond in hoog aanzien bij de mensen. Wie zich op Paulus kon beroepen, stond sterk. De dwaalleraars beriepen zich voor hun misvatting over de toekomst des Heeren op Paulus. Kon dat dan? Och, losse woorden van Paulus, uit hun verband gerukt, zouden aanleiding kunnen geven misschien tot dwalingen. Je kan met de meest heilige woorden uit de Schrift nog dwalingen bewijzen, als je ze maar uit hun verband haalt waarin ze staan. En ook dat is een gevaar dat nog steeds ook ons bedreigt. Losse woorden uit de Schrift, losse woorden van bijv. Calvijn of Luther, uit hun verband geciteerde uitspraken van godzalige schrijvers moeten soms dienen om de meest bizarre opvattingen een degelijke onderbouw te geven. Laten we er altijd voor op onze hoede zijn. Hoe staat het er en hoe is het bedoeld en in welk verband staat het er geschreven.

Noch door zendbrief als van ons geschreven. Op geestelijk gebied lijkt alles mogelijk en geoorloofd. Dat is vandaag zo, tot in de meest rechtzinnige kringen. Dat was toen ook al zo. Men had een brief van Paulus gefingeerd om eigen dwaal-standpunt zelfs schriftelijk te kunnen verdedigen. Kijk maar, hier staat het in een brief van Paulus. Nou, dat is toch wel het einde. Als nu Paulus het ook zelf heeft geschreven, dan moeten jullie ons toch wel geloven?

En wat was het dan dat de dwaallichten de gemeente wilde doen geloven? „Alsof de dag van Christus aanstaande ware". Deze vertaling is minder juist, zelfs onjuist. De grondtekst laat geen andere vertaling toe dan deze: e dag des Heeren is al aangebroken!! Daar hoeven jullie niet meer op te wachten en naar uit te zien. Die dag is er al! Jamaar, hoe dan en wanneer dan? Wel, die is op een geestelijke wijze aangebroken. U weet misschien dat men dat ook al had gezegd in die dagen van de wederopstanding der doden. Van Hymeneüs en Filetus wordt gezegd dat ze van de waarheid zijn afgeweken zeggende „dat de opstanding airede geschied is" (2 Tim. 2 : 17, 18). Dat kun je met het oog niet zien. Maar het is een geestelijke werkelijkheid. Zo ook met de wederkomst van de Heere Jezus. Ze zeiden in Thessalonica: e Heere Jezus is al terug gekomen. Alleen, op een onzichtbare, geestelijke wijze. Men heeft wel aangenomen dat uitspraken van Paulus tot deze valse voorstelling van zaken aanleiding hebben gegeven. Men denkt dan aan wat hij schrijft in het vierde hoofdstuk van de eerste brief over de tegenstelling tussen „licht" en „duisternis", over „kinderen der duisternis" en „kinderen des lichts", over „wij die des daags zijn". Het zou dan kunnen zijn dat men daarom is gaan denken dat die „dag des Heeren" allang was aangebroken. Een periode waarin zij al leefden. En dat men daarom geen reden meer had om naar de dag des Heeren uit te zien in gespannen verwachting. Maar moest leven vanuit de werkelijkheid: e Heere is weer bij ons, op een geestelijke wijze. Hoe het ook zij, de verwarring is groot.

Moet men nu leven op de toekomst gericht? Of moet men leven met het oog op het verleden? Hoe moet de gemeente van Christus staan in het heden? Verwarring en ontzetting gaan door de gemeente. Allerlei meningen doen opgeld. En dat is niet bevorderlijk voor de bloei van het geestelijk leven der gemeente. Daarom gaat Paulus er met nadruk en bewogen tegenin. Hij wijst ieder beroep op een preek of geschrift van zijn hand over deze opvatting van de wederkomst van de hand. En dan gaat hij in herinnering roepen hoe hij hen in werkelijkheid had onderwezen en breidt dit onderwijs, ook tot onze lering, verder uit.

Wat voorafgaat aan de toekomst

„Dat u niemand verleide op enigerlei wijze, want (die komt niet)..." Het is een nogal scherp woord dat de apostel gebruikt.

Verleiden. Puur bedrog, noemt hij het. Louter misleiding. Denk er goed aan, houdt hij de gemeente voor. Laat je niet meeslepen, meelokken uit de waarheid tot de leugen. De leugen is hier: de weg des Heeren is al aangebroken. Dat is niet waar. De waarheid is: de dag des Heeren moet nog komen. Daar gaat nog het een en ander aan vooraf. En dat is allemaal nog lang niet gebeurd. En dan gebruikt Paulus een zin die hij niet eens goed afmaakt. U ziet de woorden „die komt niet" tussen haken staan in uw bijbel. Eigenlijk komen die in het oorspronkelijke niet voor. Het is intussen wel juist. De apostel wil zeggen. Die dag komt nog niet, want er moet eerst nog wat anders komen.

Wat dan? Als eerste noemt hij „tenzij dat eerst de afval gekomen zij..." Let op dat: erst. Paulus bedoelt: e wederkomst kan nog geen feit zijn, want de afval is er nog niet. De afval. Blijkbaar hebben de lezers direct verstaan waarover de apostel het had. Hij snijdt een onderwerp aan dat in de prediking al eerder aan de orde is gesteld (zie vers 5). De afval. De afval waar de gemeente van op de hoogte is, die afval moet eerst komen eer de grote en doorluchtige dag des Heeren zal aanbreken. Het woord „afval" betekent letterlijk dat degene die afvallig wordt, zich verwijdert van een persoon of van een plaats waarbij hij zich eerst had gevoegd. Met iemand breken, niet alleen in persoonlijke sfeer, maar ook in wat die betreffende persoon leerde, verkondigde. De afval waar hier van sprake is, is afval van God, van Zijn Woord, van Zijn gemeente. In het Oude Testament al vinden we uitspraken over zo'n afval van God. Denkt u maar aan de profeet Jeremia die voortdurend het volk beschuldigt van afval van de levende God. „Weet dan en ziet, dat het kwaad en bitter is, dat gij de HEERE, uw God, verlaat..." (Jer. 2 : 19). En in het Oude Testament al wordt die afval in verband gebracht met het einde der tijden. Zo heel duidelijk in de profetie van Daniël (zie 8 : 23v en 11 vanaf vers 31). En in het Nieuwe Testament wordt over de komende afval gesproken. Door de Heere Jezus Zelf. „En dan zullen er velen geërgerd worden... en vele valse profeten zullen opstaan en zullen er velen verleiden" (Matth. 24 : 10, 11). Ook de apostelen hebben de afval aangekondigd. „Doch de Geest zegt duidelijk dat in de laatste tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, zich begevende tot verleidende geesten..." (1 Tim. 4 : 1). De afval wordt in het laatste bijbelboek ook aan de orde gesteld. „En de gehele aarde verwonderde zich achter het beest" (Openb. 13 : 3). „En de mensen werden verhit met grote hitte en lasterden de Naam Gods..." (Openb. 16 : 9).

De afval hangt samen met verdrukking. Zo ook al in de gelijkenis van het zaad (Matth. 13). Het tijdgeloof verdwijnt waar verdrukking komt. Afval van God, van het rechte geloof, zal veroorzaakt worden door het veelvuldig optreden van valse profeten. Verleidende geesten zullen er velen meeslepen bij God vandaan, bij Zijn Woord vandaan, bij de reine leer vandaan. Het zal „een meinedige afwijking van God" zijn (Calvijn). Niet maar van enkele mensen, maar alom en op grote schaal. Calvijn ziet de afval als een massaal breken met de christelijke gemeente. Men zal zich in groten getale van de gemeente afwenden, zo zegt hij in zijn commentaar op deze tekst. De gemeente zal „tot mismaakte en gruwelijke afval komen".

Tenzij eerst de afval gekomen is. U zult het met mij eens zijn dat deze afval zich in onze dagen heel scherp en duidelijk aftekent. Als nooit tevoren in de geschiedenis. Het kan zijn dat de afval nog groter gaat worden. Ik denk van wel. We zijn nog niet aan het maximum van het aantal afvalligen. Daartoe zal verdrukking nodig zijn. Maar wel zien we volop om ons heen dat de afval snel voortgaat. Duizenden breken met God, met Zijn Woord en met Zijn gemeente. Ze hebben God verlaten. Of: zijn achter verleidende geesten aangegaan. De secten bloeien en nemen in aantal toe. Maar de gemeente van Christus brokkelt af. Het leven in gemeenschap met God door Christus lijkt al schaarser te worden. Waar horen we nog onder ons van een bloeiend geestelijk leven? Over bijzaken krijgt men verhitte hoofden. Verbijt en verkettert men elkaar. Ook een symptoom van de grote afval. Want in die dagen zullen de mensen zijn liefhebbers van zichzelf, ook van hun eigen groep en zich om anderen niet meer bekommeren.

In deze afval is een duidelijke aanloop tot de terugkomst van Christus. Niet dat we zo de dag kunnen berekenen. Maar wel hebben we ermee te rekenen. Als ge al deze dingen ziet en hoort, zo weet dat de dag nabij is. Zeker, bij de Heere is één dag als duizend jaar en duizend jaar als één dag. En toch komt dwars door de grote afval heen de dag naderbij van Jezus' glorie.

Tenslotte, deze tekst is toch ook troostvol. Lettend op de grote afval zouden we ons af kunnen vragen of de kerk dan wel een gebouw Gods is geweest. En wie, die lijdt aan het verval van de kerk, aan de ingezonkenhcid van eigen gemeentelijk leven, voelt niet soms in zich de gedachte opkomen: heb ik het eigenlijk wel bij het rechte eind en vergissen dan al die duizenden landgenoten zich? Wie weet er niet van dat soms de bange twijfel door zijn ziel jaagt: wie zal er van Jacob blijven staan, nu zovelen het af laten weten en zich om God noch gebod meer bekommeren? Wel, het is nuttig dit woord te lezen. „Tenzij dat eerst de afval gekomen zij..." Het is niet vreemd wat in onze dagen gebeurt. De Heere heeft het allang voorzegd. Ook de grote afval gaat niet buiten Zijn raad om. Ze hoort bij Zijn heilsplan. Dit alles moet geschieden, eer het einde er zal zijn. Laat daarom de gemeente Gods attent zijn. Laat de Bruid haar bruidskleed gereed houden en olie in de lampen, opdat ze gereed zal zijn als op Zijn tijd de Bruidegom Zich aandient.

B.

J. M.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juli 1978

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Tenzij eerst de afval gekomen zij

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juli 1978

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's