Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERK EN KERKRECHT 41

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERK EN KERKRECHT 41

De Dordtse Kerkorde, artikel 8b

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

tenzij dat men verzekerd is van hun singuliere gaven, godzaligheid, ootmoedigheid, zedigheid, goed verstand en discretie, mitsgaders gaveri^ van welsprekendheid.

Vorige keer wezen we er op, dat de reformatoren en de gereformeerde vaderen voorstanders waren van een degelijke theologische opleiding aan een universiteit of hogeschool, dat de predikanten Gods: Woord in de grondtalen konden lezen. Ook dat zij de bijzondere gaven, die de Heere aan sommigen gaf, niet wilden begraven, maar deze personen langs een kortere studie toe wilden laten tot het predikambt. De gewone regel werd onderhouden, dat geen schoolmeesters, handwerkslieden, en die niet gestudeerd hebben „op de scholen in de talen, de kunsten en de godgeleerdheid", tot de dienst des Woords werden toegelaten. De ene uitzondering op die regel was: „tenzij men verzekerd zij van hun singuliere gaven". Onder personen met singuliere gaven werden verstaan die personen, die ver boven de middelmaat uitkwamen door de hun van God verleende geschiktheden voor het predikambt. Wat iemand uit kracht van een bijzondere gave bezit, is datgene wat God in den regel langs de langere weg van studie en vlijt en voorbereiding aan anderen schenkt. Uit artikel 8 blijkt dat het onderzoek naar de singuliere gaven moest gaan over deze drie delen:

a. Godzaligheid en ootmoed.

Godzaligheid was een hoofdvereiste. Het moesten mannen zijn, waar het leven van de Heilige Geest duidelijk in openbaar kwam. Vooral ook in de vrucht, die oot- 1 moed werkt. Hoogmoed en zelfinbeelding is de vrucht van de zonde, maar ootmoed is de vrucht, gewerkt door de Heilige Geest. Mensen, die hoog van zichzelf denken, zijn meestal verwoesters van de kerk geweest. De personen van artikel 8 moesten mensen zijn, die uitstaken boven anderen, maar die het zelf niet wisten vanwege hun ootmoed en geringe gedachten van zichzelf. Juist daarom is ootmoed altijd zo belangrijk, omdat mensen, die uitsteken door bijzondere gaven en geschiktheden, zo gauw vervallen tot zelfinbeelding en overschatting.

b. Goed verstand en discretie.

Personen met een gezond vermogen om diepere dingen in zich op te nemen, en met een helder oordeel om waar en vals te onderscheiden.

Discretie (lat.: prudentia) is de gave van de onderscheiding, dat wil zeggen, een helder oordeel hebben om het ware en het valse te onderscheiden, en kennis van het zieleleven te hebben, zodat men bij de prediking van het Woord een persoonlijke toepassing kan maken. De beide gaven richten zich op de uitlegging en op de toepassing van het Woord Gods. Beide gaven, die voor de dienst des Woords volstrekt onmisbaar zijn. Gaven, die sommige mensen hebben zonder grote studie of kennis van talen, en personen, die door rechtzinnig gevoel en een kennis van de wegen Gods in het hart toch het Woord Gods recht konden preken. Om deze gaven te weten te komen, liet men dan iemand wel spreken over een gedeelte van Gods Woord, na een korte voorbereiding met behulp van een Statenbijbel. Van een persoon van artikel 8 werd verondersteld dit te kunnen.

c. Gaven van welsprekendheid.

Onder de gave van welsprekendheid (lat.: elaguentia) verstond men de gave, of de persoon in staat was om zijn gedachten in goede orde en helderheid te kunnen uitdrukken, zonder hinderlijk dialect of onbeholpenheid, of hij zo kon spreken dat er ernst en warmte in zijn woorden was. Het ging bij deze gave dus niet zo zeer om buitengewone welsprekendheid, en deze veronderstelde gave was geheel anders dan de gave van een schreeuwende marktkoopman.

Wanneer men nu personen had, die aan bovengenoemde eisen voldeden, was het niet de bedoeling hen te laten optreden als „oefenaars", dat wil zeggen, als leden van de gemeente die een stichtelijk woord voor de broeders konden spreken. Integendeel, de mannen van artikel 8 kwamen in het ambt, op voet van volkomen gelijkheid te staan met de gestudeerde predikanten. De gedachte om tweeërlei soort van predikanten in te voeren, was bij de gereformeerde vaderen niet te vinden. Er was alleen verschil in de weg om tot het ambt te komen. De gewone weg was: eerst studie en dan examen. De bijzondere van artikel 8 was: geen opleiding vóór het examen, maar juist na het examen opleiding en oefening.

Bij sommige mensen ook in onze dagen leeft de gedachte dat een dominee van artikel 8 een persoon is, die zo maar zonder enige voorbereiding en oefening op de preekstoel klimt om te gaan preken. Dat is dan bij sommigen wel het kenmerk van het ware. Dat is echter geenszins wat de gereformeerde vaderen verstonden onder de dominees van artikel 8. Integendeel, van dat soort eerzuchtige en hoogmoedige mensen moesten ze niets weten. De bedoeling was dat dit soort personen uit de kerk verwijderd werden. Het was de bedoeling om de personen met meer dan middelmatige gaven van hoofd en hart via een examen op te leiden tot de kansel. Over de wijze van deze opleiding een volgend maal.

's-Gravenhage

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 januari 1964

De Saambinder | 4 Pagina's

KERK EN KERKRECHT 41

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 januari 1964

De Saambinder | 4 Pagina's