Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

SAMENVATTING VAN HET SLOTWOORD,

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SAMENVATTING VAN HET SLOTWOORD,

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

gesproken op de ontmoetingsdag te Kampen, door Ds. H. C. v. d. Ent.

Geliefde vrienden en vriendinnen, jongen en ouden :

Wij zijn weer gekomen aan het einde van deze ontmoetingsdag te Kampen. Het is de twaalfde ontmoetingsdag, die wij met elkander hebben mogen beleven.

Wij hebben in het laatste nummer van „Bewaar het Pand” enkele gedachten gewijd aan het woord kampen. Kampen is de naam van een plaats, de plaats die wij vandaag hebben bezocht en ook hebben kunnen bezichtigen.

Kampen is ook een werkwoord en dan wijst het op „strijden”.

Straks gaan we de plaats Kampen verlaten, maar het werkwoord kampen blijft; en gaat, als het goed is met ons mee. Daarom wilden wij u aan het einde van deze dag, enkele gedachten over het werkwoord „kampen”, dat is „strijden” meegeven. Wij denken in verband hiermee, aan hetgeen Paulus heeft geschreven aan zijn jeugdige vriend en broeder Timotheus en wat u lezen kunt in 1 Tim. 6 : 12a: „Strijd de goede strijd des geloofs”.

Het is niet alleen een woord van Paulus aan Timotheus, maar het is het Woord van God, dat tot ons allen komt. Laat een ieder daarom dit „bevel Gods”, als aan hem gegeven, ter harte nemen.

Daar was in de tijd van Timotheus veel strijd in de wereld, op allerlei terrein. Daar werd gestreden op het oorlogsveld. Daar werd ook gestreden in de stadions, waar men de sport beoefende. Daar werd ook gestreden in de wereld der geleerden, waar de filosofen van die tijd, hun meningen probeerden ingang te doen vinden. Wanneer u de dingen in grote lijnen weet te zien, is er nog niet zoveel veranderd, al leven wij zoveel eeuwen, nadat deze woorden door Paulus geschreven zijn. Want ook nu wordt er nog strijd gevoerd door de volkeren met elkander, een strijd, waarvan de aarde doordrenkt wordt met bloed, een strijd, die aan duizenden het leven ontneemt.

Zo ook op het terrein van de sport. Dit is een strijd die duizenden in zijn ban heeft, doch die op z’n hoogst de strijders niet meer verleent dan een verwelkelijke kroon.

Strijd is er ook op het terrein der geesten in het jaar 1976. Het gevolg hiervan is niet zelden, dat men hete hoofden krijgt en koude harten, en die de mens uiteindelijk buiten de hemel laat.

In zulk een wereld werd Timotheus en worden ook wij opgeroepen tot de strijd. Maar dat is dan een andere strijd, dan de wereld voert. Het is de „goede strijd des geloofs”.

Wat is dat eigenlijk voor een strijd?

Het is geen vleselijke strijd, maar een geestelijke strijd. Om die goede strijd te kunnen strijden, moet men een gelovige zijn. En dan geen gelovige, zoals er vandaag zovelen zijn, die het alleen maar in hun hoofd hebben zitten, maar een echte gelovige. Dat is een mens, die door de Geest Gods wederomgeboren is. Zulk een strijder heeft een hart dat voor de Koning klopt. Daar komt het voor alle dingen op aan. En dan laat zich de vraag niet onderdrukken: Heb ik zulk een hart? Hebben wij zulk een hart? Want als we zulk een hart niet hebben, dan kunnen we wel strijden, maar dan doen we het op z’n best niet beter dan een huurling. En huursoldaten zijn de besten niet. Die strijden alleen maar om geld, en misschien ook nog een beetje om eigen eer, maar niet met hun hart voor de koning, waar zij zich aan verhuurd hebben.

Een wedergeboren mens heeft een hart waarin de liefde tot God uitgestort is. Als hij strijdt, dan doet hij het uit liefde tot God en tot de zaak van God. Want die twee liggen in het verlengde van elkander. Voor God strijden en onverschillig zijn ten opzichte van alle dingen die met het koninkrijk Gods te maken hebben, is een onbestaanbare zaak.

Strijd de goede strijd des geloofs!

Dat lijkt misschien gemakkelijk, maar zo eenvoudig is het niet. Daar komen de echte strijders wel achter. Want die echte strijders krijgen in de eerste plaats met zichzelf te doen. Wie zouden zij moeten zijn en wie zijn zij? Daar hadden zij vóór hun bekering niet zo’n erg in. Toen waren zij met Paulus, toen hij nog Saulus genoemd werd, tamelijk tevreden over zichzelf. Doch toen God hen het nieuwe leven gaf, ontdekten zij ook nog een oud bestaan te hebben, dat is een boze natuur, die naar zijn aard en wezen Gode vijandig is. Zij moesten daarom gaan strijden tegen zichzelf. Tegen hun ongelovig bestaan, tegen hun zondig bestaan. Om gelovig te leven, dat is om Gode welbehagelijk te leven (want zonder geloof is het onmogelijk om God te behagen), moet er meer dan één veldslag geleverd worden. Het is een strijd die het ganse leven duurt. Eerst wanneer men sterft, komt er een eind aan.

Strijd de goede strijd des geloofs!

Die strijd moet ook gevoerd worden tegen de naaste omgeving. Men komt niet zelden in konflikt met zijn eigen huisgenoten en plaats genoten en ook kerkgenoten. Van nature toch is elk mens een volgeling van de vorst der duisternis en begeert hij de wil van zijn vader te doen, dat is de duivel. En zijn begeerte is, dat men zonde doet. Men moet dan gaan strijden tegen alles wat in strijd is met het Woord van God. En dat is nogal wat. Een blind mens ziet daar niets van. Maar iemand die de ogen geopend zijn, gaat het zien, dat alles wat niet uit het geloof is, zonde is. Zij moeten het dan wel eens smadelijk horen: Bij jou is alles zonde. Je komt dan te boek te staan als een onmogelijk mens, een mens waar niet mee te leven is. Een mens die overal tegen is enz.

Zulk een strijder krijgt dan ook alles tegen. Dat maakt de strijd zo omvattend. Terwijl men in die strijd wel eens het gevoel heeft van alleen te staan. Hoe zwaar kan dan de strijd zijn. Hoe onmogelijk aan de kant van de mens. Wie kan hem in eigen kracht volbrengen? Dat is een menselijk onmogelijke zaak. Want de vijanden zijn ontelbaar. De vijand is oppermachtig.

En toch, de opdracht, het bevel blijft: Strijd de goede strijd des geloofs! Nu is dit het wonder, dat Hij, Die Zijn volk oproept tot de strijd, weet wat Zijn strijders van node hebben. Hij kent ze. Hij weet wat van Zijn maaksel is te wachten. Da t ze zwak van moed en klein zijn van krachten en stof van jongsaf zijn geweest. Hij wil dat ze met hun zwakheid met hun onvermogen steeds weer bij Hem terechtkomen. Want Hij is Israëls God, Die krachten geeft. Van Wie al het volk zijn sterkte heeft. Hij wil Zijn kracht in hun zwakheid volbrengen. En welzalig is dan hij, die al zijn hulp en al zijn kracht alleen van God verwacht. Die wordt ook door de Heere niet beschaamd. Die komt er achter dat Hij krachten geeft. Die wordt heilig bezield, door de Heilige Geest. Die wordt met kracht omgord. Die wordt moedig als een jonge leeuw. Die kan het David wel eens zeggen: Met mijn God spring ik over een muur en dring ik door een bende. Ik zal vol heldenmoed. Daar mij Zijn hand behoedt, Tienduizenden niet vrezen. Schoon ik van alle kant Geweldig aangerand En fel geprangd moog wezen.

Strijd de goede strijd des geloofs!

Men gaat dan het strijdperk weer in, de vijand tegemoet. Want het gaat tenslotte om de eer, de Naam en de zaak des Heeren. Men strijdt dan tegen zichzelf, de duivel, de wereld en de zonde. En ook tegen al diegenen die vijanden zijn van vrije genade. Dat zijn godsdienstige mensen, die met een beetje godsdienst en heel veel werelddienst toch denken de Heere te kunnen behagen. De zodanigen willen twee heren dienen. En dat is een bijbels onmogelijke zaak. Want men kan niet God en de wereld dienen. Het is altijd van tweeën één. Nooit: kerk én wereld, maar altijd: kerk clif wereld.

Strijd de goede strijd des geloofs!

Dat een ieder dit bevel, van uit de liefde tot God in zijn hart, ter harte zal mogen nemen. Laat daarom een ieder zichzelf maar onderzoeken, of de liefde tot God in zijn hart leeft. Want anders verdagen we met al onze panddagen in een onheilige strijd, waarmede we de Heere ook niet kunnen behagen.

Strijd de goede strijd des geloofs!

Paulus heeft na zijn bekering, altijd in het strijdperk verkeerd. Vóór zijn bekering verkeerde hij ook in het strijdperk. Maar toen streed hij aan verkeerde kant. Zoals er nu nog zovelen aan de verkeerde kant strijden en dan onder een Christelijke vlag. Doch God is machtig, om er ook nu nog velen van koning te doen veranderen. En dan verandert men ook van leger. Dan komt men aan de goede kant te staan. Dan gaat men de goede strijd strijden. Dan zoekt men ook het Pand te bewaren. Dat is het evangelie van vrije genade. Dat draagt men uit en dat wil men ook vernemen. Dat is het evangelie, waar het schepsel op z’n diepst wordt vernederd en waar God op het allerhoogst wordt verheerlijkt.

Strijd de goede strijd des geloofs!

Paulus was aan het eind van de strijd, toen hij deze woorden aan Timotheus schreef. Hij zegt: Ik heb de goede strijd gestreden. Hij zegt niet: Ik heb de strijd goed gestreden. Want ach, welke strijder zou dit van zichzelf durven zeggen? Elke strijder weet, dat het een strijd is die hij te voeren heeft, die met vallen en opstaan gepaard gaat. Maar aan het eind wacht toch elke ware strijder, de kroon, de onverwelkelijke kroon, die de Rechter hem in die dag geven zal. Paulus heeft hem ontvangen, en Timotheus ook, en zovelen die met hen dezelfde strijd gestreden hebben.

Strijd de goede strijd des geloofs!

We gaan weer naar huis, ieder naar het zijne. Wij weten niet van een ieder hoe de omstandigheden zijn waarin hij verkeert. Deze kunnen moeilijk zijn. Persoonlijk, huiselijk, kerkelijk, misschien ook maatschappelijk. Het terrein van het leven is zo uitgebreid. Doch als ge wettig gestreden hebt dan wacht ook u de kroon der rechtvaardigheid, want die wordt aan állen gegeven, die Zijn verschijning hebben liefgehad.

Strijd de goede strijd des geloofs!

Mogelijk hebt u wat moed gekregen om verder te gaan. Houdt het oog op Hem gericht, Die tot strijden roept en Zelf voor de uitkomst in staat. Dan zult ge beleven, wat we ten besluite samen willen zingen:


Hoe zalig is het volk dat naar Uw
klanken hoort;
Zij wandelen Heer in ’t licht van ’t
Goddelijk aan schijn voort.
Zij zullen in Uw Naam zich al de
dag verblijden,
Uw goedheid straalt hen toe, Uw macht
schraagt hen in ’t lijden
Uw onbezweken trouw zal nooit hun
val gedogen
Maar Uw gerechtigheid hen naar Uw
Woord verhogen.

Gij toch, Gij zijt hun roem, de kracht
van hunne kracht.
Uw vrije gunst alleen wordt d’ere
toegebracht.
Wij steken ’t hoofd omhoog en zullen
d’ eerkroon dragen
Door U, door U alleen om ’t eeuwig
welbehagen
Want God is ons ten schild in ’t
Strijdperk van dit leven.
En onze Koning is van Israëls God gegeven.

Amen

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 september 1976

Bewaar het pand | 6 Pagina's

SAMENVATTING VAN HET SLOTWOORD,

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 september 1976

Bewaar het pand | 6 Pagina's