Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bezinning op de prediking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bezinning op de prediking

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

3. Beroep op de belijdenis

De laatste keer zijn de punten van bezwaar genoemd, die in “Bezinning op de prediking” te vinden zijn ten aanzien van veel preken in onze kerken. Daarbij is de duidelijke aansluiting van deze bezwaren aan de traditie binnen onze kerken onder ogen gezien. De prediking, die bepleit wordt in deze brochure, komt overeen met die ons altijd “eigen” geweest is. Uiteraard heb ik in het vorige artikel niet alles genoemd. We zijn gebleven bij een meer recent verleden. Het zou niet moeilijk geweest zijn om terug te gaan naar de prediking binnen de kerken der Afscheiding. Er waren verschillen. Leerzaam is in dit verband bijv. de bundel Catechismuspreken: “De Heidelbergse Catechismus in 53 leerredenen door verschillende Christelijke Gereformeerde Predikanten” (1881). Aan deze bundel hebben veel predikanten meegewerkt. Alleen in een enkel geval lees je dezelfde naam. Het geheel geeft dus een vrij goed beeld van de prediking in die tijd. Graag teken ik daarbij aan dat het hier het beeld is van de kerken der Afscheiding in de latere tijd. Ik heb wel eens gehoord van iemand, die deze preken las in de leesdiensten in één van onze gemeenten, dat ze niet door ieder even “bevindelijk” gevonden werden. Ik meen niet altijd ten onrechte. Maar als het gaat over de elementen, die we op het oog hebben vanuit dit geschrift, dan kunnen we zeggen dat deze hier telkens gevonden worden. Twee soorten mensen in de kerk, die als zodanig worden aangesproken. De noodzaak van wedergeboorte en bekering. Het zijn dingen die je er telkens in kunt vinden; bij de één meer, bij de ander minder, bij de één meer uitgewerkt, bij de ander minder.

Nu kan iemand zeggen: is het juist om ons te laten leiden door aansluiting aan de traditie? Wat in het verleden werd voorgestaan kan toch nooit een norm of maatstaf zijn. De prediking van vandaag kan nooit bepaald worden door de opvattingen over de prediking van vroeger. Uiteraard is dit waar. Er zijn ándere vragen en problemen. Er is een ándere manier van zeggen. Er zal - in het geheel gesproken - wat directer gesproken worden en ook moeten worden. Er zou nog veel meer te noemen zijn. Daarbij blijft het principieel zo, dat ook niet de opvattingen beslissend zijn, maar Schrift en belijdenis. Ik denk daarbij vooral aan het laatste. En dat niet omdat ik de Heilige Schrift niet als dé norm zie voor de prediking, maar omdat het hier gaat om elementen, die in onze belijdenis zo duidelijk spreken. Daarin zijn ze op grond van Gods Woord vervat.

Het “eigene” van de prediking, die we in het verleden in onze kerken in het algemeen konden horen, kwam toch uit in het zoeken om die elementen, die naar onze belijdenis in de prediking moeten zijn, te vertolken. Dat gebeurde zeker niet op een volmaakte manier. Er waren éénzijdigheden naar meer dan één kant. De dreiging van het zich laten bepalen door de tegenstander was er. Wie zou het willen ontkennen? Moet iedere predikant, die in oprechtheid voor Gods Aangezicht het Woord Gods bedient, niet telkens opnieuw ervaren, dat hij correctie nodig heeft vanuit Schrift en belijdenis? Gelukkig, als dat geen vrome betuiging is maar werkelijke beleving door Gods Geest!

Ook in deze eenvoudige uitgave worden de bezwaren vanuit de Gereformeerde belijdenis geaccentueerd. Hier wordt niet gezegd:zo zegt deze of gene het, maar: zo spreekt de belijdenis. Dat mogen we waarderen. Dan hebben we het over zaken, die op ons erf eenvoudig niet gemist mogen worden.

Nader bezien

Bijna bij ieder gedeelte, bij ieder kort hoofdstuk, wordt de belijdenis aangehaald. Het zal goed zijn de aanhalingen hier te vermelden. We komen dan tegelijk onze belofte na dat ik bij de bezwaren tegen veler prediking niet voorbij wil gaan aan het positieve kader waarin ze hier gevonden worden.

Zo wordt onder hoofdstuk 1 “Noodzaak van wedergeboorte” gewezen op de Dordtse Leerregels III/IV artikel 12, waar de wedergeboorte, het begin van het nieuwe leven zo bijzonder omschreven wordt “dewelke God zonder ons in ons werkt”. “... een gans bovennatuurlijke, en zeer krachtige en tegelijk zeer zoete, wonderbare, verborgen en onuitsprekelijke werking . . Tevoren was al gewezen op artikel 13 van hetzelfde hoofdstuk over het niet-volkomen-begrijpen van deze werking, maar die toch werkelijkheid is” .... ondertussen stellen zij zich daarin gerust dat zij weten en gevoelen, dat zij door deze genade met het hart geloven ...” Belangrijk is ook het beroep onder 2) “De juiste gemeentebeschouwing” op Zondag 31. Zonder meer zegt deze Zondag net toch, dat in de prediking zegen en vloek verkondigd moeten worden. De zegen voor de ware gelovigen en de vloek voor alle onbekeerlijke hoorders van het Woord Gods. Tevoren is dan al de belijdenis aangehaald, waar het voorrecht beleden wordt te leven op het erf des Verbonds: Nederl. Geloofsbelijdenis, art. 34 en Dordtse Leerregels I art. 3 en II. art. 5. Niet voorbij kunnen we gaan aan het beroep op de belijdenis onder 4 “Verhouding eis en belofte”. Er is daar opgemerkt, dat er in sommige preken een zodanig beroep op de wil van de mens wordt gedaan, dat het lijkt alsof die wil niet verdorven is. Gewezen wordt dan op Dordtse Leerregels III/IV art. 3 . . . ” . . . overzulks zo worden alle mensen in zonden ontvangen en als kinderen des toorns geboren, onbekwaam tot enig zaligmakend goed, geneigd tot kwaad, dood in zonden en slaven der zonde. En willen noch kunnen tot God niet wederkeren, noch hun verdorven natuur verbeteren, noch zichzelf tot verbetering daarvan schikken zonder de genade des wederbarenden Heiligen Geestes . . . .”

Tenslotte wordt in “Wet en Evangelie” gewezen op Zondag 2 vraag en antwoord 3 “Waaruit kent gij uw ellende? Uit de Wet Gods”. Dat gebeurt daar in een bepaald verband, als men de aanklagende funktie van de Wet in de prediking gehonoreerd wil zien.

Beámen en beámen is twee!

De klacht in deze brochure ten aanzien van genoemde dingen is eigenlijk: deze elementen spréken niet in de prediking van meerderen. Anders gezegd: ze worden er niet in gehonoreerd. Wat daarvan te zeggen? Hieraan kan niet voorbij gegaan worden. Je hoort zeggen door hen, die dit geschrift bespreken: al weer? Ik dacht dat het daarom juist moet. Het feit, dat er in het verleden meermalen over deze klacht en de inhoud ervan gesproken is, zegt mij niet: dan kunnen we er nu wel over zwijgen. Nee, nu met zoveel nadruk dezelfde klacht - en toch ook weer in een andere vorm - spreekt, moet ieder doen afvragen: is hier niet iets, dat niet weg te dringen is? Ik ben er van overtuigd dat dit er inderdaad is. Die de Heere vrezen, die beseffen, waarom het in de prediking gaat, kunnen uiteindelijk toch niet buiten deze elementen.

Wat is de moeite? Men beáámt de belijdenis, maar het komt er niet uit in de prediking. Te zeggen dat we er zo gerust op mogen zijn, dat ieder ja zegt op wat de belijdenis bijv. zegt in de Dordtse Leerregels over de wedergeboorte, ik betwijfel het. Maar zeker is het dat dit niet funktioneert in meerdere preken, die gehouden worden. Graag zeg ik hierbij, dat het niet gaat om een beschouwing over de wedergeboorte of het wedergeboren leven. Maar: krijgt God de eer in het beginnen in het zondaarshart? en komt het ook uit vanuit de prediking van het Woord, hóe dit door de Zijnen wordt gekend én erkend?

Beámen en beámen is twee! Een handtekening onder de belijdenis zegt niet alles. We kunnen van dichtbij gewaarschuwd worden. Het is nog niet zo lang geleden, dat men in de Gereformeerde Kerken pal stond voor de belijdenis. Sterke uitdrukkingen werden gebruikt om dat te staven. Ik dacht dat er onder ons niet altijd even grote waardering voor was. Hoe is het nu? Nog altijd zegt men de belijdenis te beamen. Alleen dat beamen heeft in wezen een andere betekenis gekregen. En ondertussen kan men de meest elementaire dingen verzwijgen of zelfs ontkennen.

Het afslijpingsproces in de waarden van onze belijdenis is op het gehele Gereformeerde erf waar te nemen. Het komt zeker daarin al uit dat we wel zeggen: de belijdenis is waar, maar die waarheid niet leeft in de prediking. Dat proces is óók onder óns, óók in de prediking onder ons.

De vraag is niet alleen: is de belijdenis in de prediking te horen? maar nog meer: hebben we de prediking ván de belijdenis gehoord en verstaan! Die belijdenis is zélf alleen te verstaan als een document van Gods genade, waarin God verheerlijkt wordt in het zaligen van zondaren. Alleen die dat hoort in de ware zin van het woord, zal niet anders kunnen dan God de eer geven voor wat Hij gedaan heeft vóór en doet ín arme zondaren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 september 1984

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Bezinning op de prediking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 september 1984

Bewaar het pand | 6 Pagina's