Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gods weg met Zijn volk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gods weg met Zijn volk

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

En het is geschied, toen Farao het volk had laten trekken, zo leidde hen God niet op de weg van het land der Filistijnen, hoewel die nader was, want God zeide: at het den volke niet rouwe, als zij de strijd zien zouden, en wederkeren naar Egypte. Maar God leidde het volk om, lanks de weg der woestijn der Schelfzee. De kinderen Israëls nu togen bij vijven uit Egypteland. En Mozes nam de beenderen van Jozef met zich; want hij had met een zware eed de kinderen Israëls bezworen, zeggende: od zal ulieden voorzeker bezoeken; voert dan mijn beenderen met ulieden op van hier! Alzo reisden zij uit Sukkoth, en zij legerden zich in Etham, aan het einde der woestijn. Exodus 13 : 17—20.

Reizen achter God aan

Dat Egypte Israël heeft laten gaan, is een wonder Gods. Daarvoor heeft God aan Egypte tien wonderen moeten doen. Maar dat Israël metterdaad is uitgetrokken, dat is een minstens even groot wonder. Israël heeft Egypte niet willen verlaten. Daarvoor zijn de tien tégen-wonderen nodig geweest, om Israël bereid te maken, om op reis te gaan. Zelfs toen zij met goud en zilver beladen uit Egypte getrokken zijn, hebben zij in een lange, eindeloze murmurering gemurmureerd. Nog maar net waren ze uit Egypte gegaan en toen begon het al. Waren er geen graven genoeg in Egypteland, dat gij ons gevoerd hebt in de dood in deze vreselijke woestijn? En even later weer: Had ons niet gebracht in deze huilende wildernis, daar in Egypte hadden wij tenminste onze vleespotten, dat wij aten.

Groot zijn Gods wonderen, die Hij aan de Egyptenaren gedaan heeft.

Gróter zijn de wonderen, die Hij aan Israël deed.

God ging ook zulke vreemde wegen met Zijn volk. Mozes ging maar voor en zij hadden slechts te volgen. En de kolom van wolk en vuur ging maar voor en zij hadden slechts te volgen. Met de blijdschap ving de reis aan, met de blijdschap van hun eerste Pascha. En nu begon de uittocht uit Egypte. De Farao en al zijn volk nodigden ze om nu alstublieft te trekken, nu de eerstgeborenen gestorven waren. Alles konden zij nu van hen krijgen: goud, zilver, hun ouderen, hun jongeren, hun vee, tot zelfs het gebeente van Jozef uit een vorstelijk mausoleüm. Ja, met blijdschap ving de reis aan. Nu was eindelijk een einde gekomen aan hun bange slavernij, aan de zweepslagen van de drijvers, aan de moord van hun zoontjes. Nu ging het volk de vrijheid in, in de woestijn, om dan straks het land te beërven, wat God voor hierhonderd jaren aan Abraham beloofd had.

En nu boog daar ineens de weg af van het noorden naar het zuiden. In noordelijke richting hadden zij in enkele dagen trekkens door het Filistijnse land Kanaan kunnen betreden. Op deze manier kon het wel eens een reis van véértig dagen worden. En dan hebben zij nog niet eens geweten, dat dit een verblijf van veertig jaren in die woestenij zou worden! Herdersvolk, bedoeïnen als zij waren, hadden de oudsten het natuurlijk direct door, dat zij niet de goede richting insloegen. Zij hadden wel geleerd richting te bepalen! En zij wisten wel, dat zij straks op de zee moesten stuiten. Zoveel wisten zij van de kaart van die landen wel af.

Waarom is God toch zo'n omweg gegaan met Zijn volk? Waarom gaat de Heere altijd met de Zijnen zulke grote, verre wegen, zulke omwegen? En dit, waar Hij toch zo goed het naaste pad kende, Hij Die alles overzien kon!

Israël heeft dit niet geweten, dat God Israël beter kende dan Israël zijn God kende. Dat was bij God een quaestie van overleg, een quaestie van rijp beraad. God had bij Zichzelf gesproken: Als Israël regelrecht koerst naar Filistea, dan zal het in enkele dagen in de strijd gewikkeld zijn en Israël kon wel de troffel hanteren, maar niet het zwaard. Straks zal het nog zoveel moeten strijden, onder anderen met Midian, maar dan zal het enige maanden oefentijd gehad hebben. Stel, dat zij nu de strijd zo jong en onervaren zouden zien, dan zouden zij bij het zien van die Enakskinderen der Filistijnen de strijd al schuwen. En dan zouden zij terugvluchten naar Egypte en daar een eeuwigdurende slavernij vinden. Zo is Gods gewone doen met Zijn volk.

Wat zouden Gods gekenden graag in snelle marsen op willen trekken naar de hemel. Zij volk zouden zich geen tijd gunnen voor de woestijnreis des levens. Zij zouden zo uit de slavernij der zonde in de hemel willen stappen. En dan zouden zij niet kennen dat afstervende leven. En dan zouden zij niet kennen dat geoefend worden in de strijd des levens, dat geoefend worden in de strijd des geloofs.

Achter God aan, dat is veilig gaan, hoe het ook gaat, waar Gods weg ook henenleidt!

Strijden onder God

, , Maar God leidde het volk om, langs de weg van de woestijn der Schelfzee. De kinderen Israëls nu togen bij vijven uit Egypteland."

„Alzo reisden zij uit Sukkoth; en zij legerden zich in Etham, aan het einde der woestijn."

Dit is Gods strategie met Zijn eigen volk. Hij plaatst Zijn volk in Etham, aan het einde der woestijn. „Aan het einde der woestijn", zo staat er, maar het betekent voor Israël: „aan het begin der woestijn". Straks zullen de Egyptenaren Israël achterna trekken, omdat zij weten, dat dit volk nu gevangen zit in de greep van de woestijn. Ge herinnert u uit het jongste verleden, hoe de Egyptenaars zelf in die verschrikkelijke huilende wildernis de honger-of dorstdood moesten sterven. Ja, zo dachten de Egyptenaren. Zo dachten ook de Israëlieten zelf. Maar zij hadden niet gerekend met die God, Die water uit de rotsen kon doen vloeien en niet met die Rotssteen, die volgde, namelijk Christus. En zij hadden niet gerekend met die God, Die manna kon doen regenen en die ook het manna heeft doen regenen vele, vele jaren. — Dit wordt toch maar Gods gewone doen met Zijn volk, dat Hij ze leidt door woestijn en zand. Wij willen wel een kerkelijk en een maatschappelijk leven hebben: het tegendeel van de woestijn, maar dat zal niet gaan. De woestijn wordt geen Kanaan en de Heere geeft aan Zijn volk geen twee hemelen.

En dan nog dat andere, dat Israël klem liep tegen de Schelfzee. God heeft Israël

hierin geplaatst voor een weg van onmogelijkheid. Voor hen de zee, links en rechts hoge rotsen, waartussen zij besloten zaten en achter hen de vijanden: Farao met zijn wagens en met zijn paarden: een gans groot heir. Kunt u het verstaan, dat Israël het uitschreeuwde. Daar was geen weg, geen uitweg, dan alleen de weg naar boven. En die zou voor Israël een weg banen door de diepte, door de bodem der zee. Dat is altijd de weg van de redding, de weg van het behoud. Als de hoge God er aan te pas komt, met Zijn hoge hand, dan ontstaat er altijd een weg in de diepte. Zijn pad was in grote wateren en Zijn voetstappen werden niet gekend en Hij leidde Zijn volk.

Het volk trok op bij vijven. Anderen lezen: in vijf afdelingen. Anderen lezen: gewapend, geharnast. Ik neem daar geen beslissing in en merk dan op, dat Israël in goede orde optrok. Daar is geen ding zo schadelijk voor het volk Gods en voor de kerk Gods dan ongeordendheid. Als de ene man zus loopt, de andere zo, als de ene zo'n pas aanneemt, de andere zo'n pas, dan is de heirschare Gods het meest kwetsbaar, dan begint het niets in de strijd. Laat ons het goed voor ogen houden, dat er in de kerk Gods goede en vaste ordeningen moeten zijn, ook goede discipline. En laat ons het wel beseffen, dat dit de wapenrusting van Gods knechten en van Zijn volk moet zijn: Gods Woord, maar dan ook heel het Woord als hun zwaard. Zij moeten het ook nog goed kunnen hanteren. Het borstwapen: het geloof, niet het ongeloof, niet het kleingeloof, maar het geloof. De helm: de zaligheid, de Godzaligheid. Met deze wapenrusting kunnen Gods kinderen de tijd door en de strijd door. En dan wordt hun kracht dit: De Heere zal voor u strijden en gij zult stille zijn. Laait dan de strijd hoog op, dan zal toch de Heere hun Schild en wapen zijn.

God baande, door de woeste baren En brede stromen ons een pad; Daar rees Zijn lof op stem en snaren, Nadat Hij ons beveiligd had. Hij zal eeuw uit, eeuw in regeren; Zijn oog bewaakt het heidendom. Hij zal d' afvalligen verneren; Hij keert hun trots' ontwerpen om.

Een net belemmerd' onze schreden; Een enge band hield ons bekneld; Gij liet door heerszucht ons vertreden: Gij gaaft ons over aan 't geweld. Hier scheen ons 't water t' overstromen; Daar werden wij gedreigd door 't vuur; Maar Gij deedt ons 't gevaar ontkomen, Verkwikkend ons te goeder uur.

Dat is dan de weg, die voor u ligt, ook in de nieuwe tijdkring. Een weg van overheerst en overheerd worden, een weg door water en door vuur, maar ook een weg van uitredding, van strijd en overwinning. Door de diepte omhoog!

Op de belofte naar het land der beloften

Daar is nog de merkwaardige bijzon-derheid dat , , Mozes de beenderen van Jozef met zich nam, omdat die met een zware eed de kinderen Israëls bezworen had, zeggende: God zal u voorzeker bezoeken: voert dan mijn beenderen met u-lieden op van hier!" Dat zal u gebeuren, dat een volk een doodkist met zich voert, waarin het gebeente van een man, die zo'n drie-, vierhonderd jaar geleden gestorven was. Heeft dit ook nog iets met Israël te maken? Heeft dit iets met Kanaan te maken? En zit hier ook nog een stuk heilsboodschap in? Voorzeker.

Wij lezen in Handelingen 7:16, dat Stephanus ons meedeelt van Jacob en zijn zonen, dat zij overgebracht werden naar Sichem, en dat zij gelegd werden in het graf, dat Abraham gekocht had voor een som gelds, van de zonen van Emmor. Nu is het een bijzondere omstandigheid, dat ook Jozef na zoveel eeuwen mede gelegd zal worden in dit patriarchale familiegraf. Hij werd niet begraven in gewijde bodem en het wil ons niet leren het gebeente van grote heiligen als reliquieën te bewaren! Maar het wil wel zeggen, dat Jozef met de patriarchen, al is het na hun dood, het land der belofte beërfde. Duizenden Israëlieten zijn natuurlijk gewoon in Egypte gestorven en begraven. Maar dit stof moest mee, opdat al de stamvaders van Israël het land zouden beërven, dat de Heere hun beloofd had.

En nu deze prachtige gedachte. God gedenkt aan Zijn belofte vóór onze dood of na onze dood. En zelfs ons stof zal rusten in hope. Een Godvergeten geslacht, dat zijn lichamen verbranden laat, weet daar niet van. Maar het geloof weet dit, dat ons stof zal rusten in hope. En dat land, dat Kanaan, dat heeft Gód Israël toegedacht. Toen de Kanaanieten zo gezondigd hadden met hun lijkverbrandingen en met hun levenden verbrandingen, en ook met hun zedeloosheden, toen is het land moe geworden hen te dragen. Het heeft deze Enakskinderen uitgespuwd. En toen de maat van hun ongerechtigheid nog niet vol was, heeft God Zijn volk nog veertig jaren vastgehouden in de woestijn, aleer Hij het hun zou geven.

Jozef — deze gelovige man, die zelfs in den vreemde trouw gebleven is aan zijn God en aan Diens dienst, heeft voor drie-, vierhonderd jaar vast geloofd, dat God Israël bezoeken zou. Zo vast, dat hij hen toen liet zweren met een zware eed, dat ze dan zijn gebeente uit het vorstelijk mausoleüm moeten meenemen. Dat heeft nog drie-, vierhonderd jaar op zich laten wachten, maar hij had gezworen, dat dit komen zou. En nu, als blijk van een vast geloof, gaat dit gebeente mee door de woestijn, de reis van veertig jaar, om straks rust te vinden in Kanaan, in de spelonk van Adullam. Zo komt een trekker thuis, na zijn dood.

Het is met de dood niet uit, niet uit met de kerk, niet uit met het land, niet uit met de belofte Gods. En 't is ook met de begrafenis niet uit. Wij geloven voor Jozef en voor allen, die een even dierbaar geloof deelachtig geworden zijn, de wederopstanding des vleses. Kanaan is maar beeld van een ander, hemels Kanaan, dat door Jezus voor de Zijnen geopend wordt, niet een land der doden, maar der levenden.

Zw.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 januari 1968

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Gods weg met Zijn volk

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 januari 1968

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's