Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Momenten uit de gereformeerde eredienst

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Momenten uit de gereformeerde eredienst

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(4)

De betekenis van de Apostolische Geloofsbelijdenis.

De lezing van de Apostolische Geloofsbelijdenis vindt als regel plaats in de namiddagdienst. Het Credo - het Latijnse woord voor 'Ik geloof' - of het Apostolicum heeft een ander karakter dan de lezing van de wet. Daarin spreekt God tot de gemeente. Bij het belijden van het geloof gaat het om het antwoorden van de gemeente op de verkondiging van het Evangelie. Ten diepste gaat het om het aanvaarden van de vergeving der zonden met het hele hart. Oorspronkelijk was de geloofsbelijdenis een persoonlijke aangelegenheid. In de oudchristelijke kerk spraken de competenten, de doopkandidaten, in de kerk voor de bisschop en het volk de geloofsbelijdenis uit. Tijdens de doop werden drie doopvragen gesteld, die betrekking hadden op het geloof in de drie-enige God. Elke vraag werd beantwoord met het: 'Ik geloof '. Na dit persoonlijke antwoord op doopvragen werden de kandidaten naar het avondmaal geleid, waaraan zij voor de eerste keer mochten deelnemen. Later kreeg de Geloofsbelijdenis een plaats in de Romeinse mis (1014). Daar lag de bedoeling achter dat de gemeente haar geloofbelijdenis vernieuwde vóórdat men deelnam aan de eucharistie. In dit missaal volgt de Apostolische Geloofsbelijdenis dan ook na de lezing van het Evangelie en de eventuele preek en vóór de viering van het Heilig Avondmaal. We zagen dat de Apostolische geloofsbelijdenis die plaats ook kreeg in de Straatsburgse liturgie van Calvijn. Die keuze heeft ook de opstellers van ons avondmaalsformulier beïnvloed. We weten allen dat de geloofsbelijdenis aan de bediening van het sacrament vooraf gaat.

In dit licht gezien zou het Credo het beste een plaats kunnen ontvangen na de prediking. Toch kan men ook de lezing van de Apostolische Geloofsbelijdenis vóór de Schriftlezing verdedigen. Dan heeft de belijdenis, gelezen door de ouderling van dienst, een onderwijzende functie in de leerdienst. Het Apostolicum geeft immers 3 een samenvatting van het Evangelie, van de hemelse leer, die vraagt om onze persoonlijke instemming met het hele hart: 'Ik geloof....'. De geloofsbelijdenis is en blijft het antwoord op het Woord van God dat tot ons komt in de eredienst. Spreekt u door Gods genade in uw hart belijdend mee? Of blijft uw belijden buitenkant-werk? Vraag dan toch om bekerende genade. Overdenk toch het woord van Paulus: 'Indien gij met uw mond zult belijden den Heere Jezus en met uw hart geloven, dat God Hem uit de doden opgewekt heeft, zo zult gij zalig worden' (Rom. 10:9).

Schriftlezing

Onder de Woordverkondiging verstaan wij Schriftlezing en prediking. Meestal ziet men de prediking als het hoofdmoment. Dan waardeert men de Schriftlezing als een inleiding tot de verkondiging van het Woord en niet meer. Maar dan gaan we wel in een verkeerd spoor. De Schriftlezing is zondermeer het hoofdmoment in de gereformeerde eredienst. Daarin spreekt God Zelf door Zijn eigen Zoon en door Zijn profeten, psalmisten en apostelen rechtstreeks tot ons: 'Zalig is hij, die leest, en zijn zij, die horen de woorden dezer profetie en die bewaren hetgeen in dezelve geschreven is' (Openb. 1:3). De prediking is de uitleg en toepassing van de Schrift en legt de waarheid van het Woord in de weg van de verkondiging aan het hart van elke hoorder.

De voorlezer

In tal van gemeenten is de voorlezer uit de eredienst verdwenen. Daar doet de dominee alles, zoals men dan zegt. Toch klinkt gelukkig hier en daar het pleidooi om de voorlezer te handhaven. Zo pleitte in 1981 de vrijgemaakt gereformeerde predikant dr. D. Deddens in zijn boek Waar alles van Hem spreekt met een keur van argumenten voor de handhaving van dit instituut. In de Gereformeerde Gemeenten komt de voorlezer nog algemeen voor. Om meer dan één reden is het goed dat de voorlezer de plaats houdt die hij altijd onder ons heeft ingenomen.

In de synagoge werd eerst uit de Wet en vervolgens uit de Profeten gelezen. In directe aansluiting daarop volgde de preek, zoals elke bijbellezer vinden kan in Lucas 4:16-27 en Handelingen 13:14-41. Het staat wel vast dat de lezing van de Schrift in de begintijd geschiedde door ouderlingen en diakenen. Vast staat ook dat degene die Schrift las in de eredienst niet steeds één en dezelfde persoon was. In de derde eeuw onstond het 'lectoraat' als een afzonderlijke dienst. De voorlezer kreeg de naam lector en de prediker werd voorstander of voorganger, presbyteros, episkopos, genoemd. Het voorlezersambt werd gezien als een afzonderlijke dienst. Men moest daarvoor tenminste achttien jaar oud zijn. Tijdens en na de reformatie kende elke kerk een voorlezer, die 'voor de predikatie' uit de Schrift las. Dergelijke voorlezers werden evenals de voorzangers door de kerkenraad benoemd. Zo'n voorlezer behoefde geen ambtsdrager te zijn. Vaak was het de schoolmeester, die tegelijkertijd ook ouderling was.

Reeds de bekende Abraham Kuyper pleitte in 1911 ervoor om de alleenspraak van de dienaar in de dienst te doorbreken. Het is niet gewenst, aldus Kuyper, om de indruk te vestigen dat er slechts één man uit de vergadering handelend mag optreden in een kerkdienst. Dan voedt men het denkbeeld 'dat men daar om die ene man kwam, om hem te horen, om naar hem te luisteren en dat hetgeen er verder bijkwam, een soort franje was, die desnoods kon worden weggelaten. Men voedt dan het valse denkbeeld van een gehoorzaal, waar iemand een rede ten gehore brengt, en het denkbeeld van een vergadering van gelovigen te houden raakt eruit'. Kuyper noemt nog als bijkomend argument dat het goed is, wanneer er voor de dienaar van het Evangelie ook een moment van lichamelijke ontspanning is tijdens de dienst op de dag, dat van hem een grote inspanning wordt gevraagd. Zelf ervaar ik het optreden van de voorlezer zo, dat de predikant met alle andere gemeenteleden geplaatst wordt onder het gezag van het Woord, dat gelezen wordt. De prediker staat niet boven de gemeente, maar heeft even als elk gemeentelid het onderwijs uit het Woord Gods nodig. De voorlezer illustreert treffend dat het Woord van God niet aan de dominee is toevertrouwd als zodanig, maar aan de gemeente des Heeren. Zinvolle tradities als het hebben van een voorlezer moet men altijd handhaven.

(wordt vervolgd)

Boskoop,

ds. M. Golverdingen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 oktober 2005

De Saambinder | 16 Pagina's

Momenten uit de gereformeerde eredienst

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 oktober 2005

De Saambinder | 16 Pagina's