Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

GIDEON (4)

Maar Gideon zeide tot Hem: Och mijn heer, zo de Heere met ons is, waarom is ons dan dit alles wedervaren? en waar zijn al zijn wonderen die onze vaders ons verteld hebben, zeggende: Heeft de Heere ons niet uit Egypte opgevoerd? Doch nu heeft de Heere ons verlaten en heeft ons in de hand der Midianieten gegeven.

Toen keerde de Heere zich tot hem en zeide: Ga heen in deze uw kracht, en gij zult Israël uit de hand der Midianieten verlossen. Heb Ik u niet gezonden?

En hij zeide tot Hem: Och, mijn heeer, waarmee zal ik Israël verlossen? Zie, mijn duizend is het armste in Manasse, en ik ben de jongste in mijns vaders huis.

En de Heere zeide tot hem: mdat Ik met u zal zijn, zo zult gij de Midianieten slaan als een enig man. Richteren 6:13—16.

Vorige week hebben we gezien hoe de Engel des Heeren gekomen was tot Gideon toen deze bezig was in het verborgen wat tarwe te dorsen om tenminste een deel van de oogst te bergen voor de Midianieten, die elk jaar plunderend en rovend het land binnenvielen en zo een geweldige druk uitoefenden op het volk Israël.

Gideon heeft eerst niet goed begrepen wie die Vreemdeling was, die tot hem kwam. Wel moet hij er iets van gevoeld hebben, dat er hier iets bijzonders gebeurde. De begroeting was al zo merkwaardig geweest: De Heere is met u, gij strijdbare held! Duidelijk komt hier de bescheidenheid vqn Gideon openbaar, want deze gaat op die merkwaardige begroeting niet in en hij doet de belofte, dat de Heere met hem zou zijn niet slaan op zichzelf, maar op het gehele volk door te zeggen: Zo de Heere met ons is.., Gideon kon dat niet begrijpen, dat de Heere met hem was en met zijn volk Israël was. Dat kon hij niet begrijpen, omdat hij duidelijk zijn zonden en overtredingen zag. Daarom moest de Heere immers wel tegen hem zijn. En bovendien, hij werd hier nu wel genoemd een strijdbare held, maar hij kende zichzelf zo goed, hij wist hoe zwak en vreesachtig en kleingelovig hij was. De Heere spreekt hier echter niet over hetgeen Gideon in zichzelf is, maar over hetgeen Hij van Gideon zal maken en door Gideon zal doen.

En dat mag ons tot lering wezen. Want wanneer we door de Heilige Geest aan onszelf zijn ontdekt dan zien we alleen maar verkeerde dingen in ons leven, dan moeten we ons zelf aanklagen en dan moeten we het belijden, dat we zwakke, nietige, vreesachtige en kleingelovige mensen zijn en dat de Heere aan ons niets heeft. Van nature menen we heel wat te wezen, dan hebben we grote gedachten over onszelf, maar dat komt de Heere ons op de school der genade wel ontnemen. Dan moeten we onder de onderwijzing des

Gccstcs wel klein en ftederig worden. Maar. en dat is het wonder van genade, de Heere maakt van zulke kleine en nederige mensen soms helden des geloofs, strijdbare helden en Hij wil door hen soms grote wonderen doen.

Maar van die wonderen ziet Gideon nu juist niets. Indien de Heere met ons is. zo zegt Gideon, dan zou ons dit alles toch niet wedervaren, dan zouden we toch in zo grote nood en dood niet verkeren, dan zou de Heere ons toch allang hebben verlost. Het is nu immers al zeven jaar, dat ze zo verdrukt en benauwd worden door de Mideanieten. En als de Heere met ons is. dan zou toch al deze ellende niet over ons gekomen zijn?

Trouwens, Gideon begrijpt er niet zoveel meer van. Hij heeft gehoord van de wonderen des Heeren in het verleden. Hij heeft geworsteld en geroepen tot God om deze wonderen ook nu te betonen, maar God heeft niet gehoord. God heeft zich niet ontfermd. Israël is in de nood en in de ellende en in de verdrukking gebleven. Och mijn heer. zo de Heere met ons is. waarom is ons dan dit alles wedervaren? en waar zijn al Zijn wonderen die onze vaders ons verteld hebben, zeggende: Heeft de Heere ons niet uit Egypte opgevoerd (vers 13). En Gideon kan uit dit alles tenslotte maar één conclusie trekken en die is geheel in strijd met de woorden van de Vreemdeling, die gezegd heeft dat de Heere met hem is. Doch nu heeft de Heere ons verlaten en heeft ons in de hand der Midianieten gegeven.

O wat kennen Gods kinderen deze klacht uit eigen leven. We lezen in het Woord Gods dat de Heere met ons is, het wordt ons telkens verkondigd, maar uit onze verdrukking en benauwdheid en ellende blijkt het tegendeel, daaruit kunnen we immers niets anders opmaken dan dat de Heere tegen ons is. De feiten spreken immers een duidelijke taal.

Hoe menigmaal kunnen we dit alles in ons eigen leven niet vinden. Hoe donker kan 't wezen wanneer we niets anders dan oordeel en verderf rondom ons zien, daar we immers gezondigd hebben en gedaan dat kwaad is in Gods oog. Alles veroordeeltons.De gehele wet Gods getuigt tegen ons. Ons geweten klaagt ons aan. En het rechtvaardig oordeel Gods is zo verdiend. Trouwens er is immers geen enkele grond of reden te vinden in ons waarom de Heere zich zou ontfermen, waarom Hij ons genadig zou wezen. Er is geen enkele reden te vinden in ons waarom de Heere ons zijn Zoon zou geven tot rechtvaardigmaking, heiligmaking en een volkomen verlossing. Maar dat is nu juist het wonder van genade, dat geleerd moet worden en dat geleerd wordt door de onderwijzing des Heeren, dat de Heere geen redenen genomen heeft uit ons, maar dat Hij alleen redenen genomen heeft uit zichzelf. Het is dat vrije souvereine welbehagen des Heeren waardoor we behouden kunnen worden. Daardoor heeft God zijn Zoon gezonden tot een Heiland, tot een Redder en Verlosser. En daardoor alleen zullen we leren juichen in die wonderen van verlossing.

Wat Gideon hier spreekt is aan de kerk des Heeren niet vreemd. Hoe menigmaal moeten wij niet uitroepen hier op aarde: De Heere heeft ons verlaten. Heere. ben ik uw kind? Waar zijn dan uw wonderen, waarvan onze vaderen zoveel getuigd hebben? Zou God zijn gena vergeten, nooit meer van ontferming weten, heeft Hij zijn barmhartigheen, door zijn gramschap afgesneên?

Gideon wil wel belijden, dat het verdiend is, dat de Heere zich niet-ontfermt. Hij wil Gods recht toevallen, maar daarom kan hij de begroeting van die Vreemdeling niet begrijpen, die zegt, dat de Heere met hem is.

Trouwens, dat is ook de belijdenis van Gods kinderen. Wanneer ze in het donker zijn gezeten, terwijl ze voorheen de wonderen Gods hebben ondervonden, dan weten ze wel, dat het door eigen schuld is, dat de Heere hen verlaten heeft, dat de Heere hen overlaat aan zichzelf, maar daarom kunnen ze ook niets anders denken dan dat de Heere alleen maar tegen hen is. En dat is geregeld de verrassende ervaring van Gods kerk, dat de Heere de Getrouwe is en blijft, dat Hij niet laat varen het werk dat zijn hand begon. Zo worden we in onszelf al maar kleiner en zo wordt de Heere groter. Dat is het immers wat Johannes de Doper gezegd heeft van de Heere Jezus: Hij moet wassen en ik minder worden.

Maar dan gaat die Vreemdeling, die wij kennen als de Engel des Heeren, zich duidelijker openbaren aan Gideon. Hij openbaart zich in zijn volle majesteit en heerlijkheid aan de moedeloze zoon van Joas. Toen keerde de Heere zich tot hem en zeide: Ga heen in deze uw kracht en gij zult Israël uit de hand der Midianieten verlossen. Heb Ik u niet gezonden? (vers

Heb Ik u niet gezonden? Dat kan de Heere alleen maar zeggen. Zo heeft de Heere vroeger tot Mozes gesproken, toen deze geroepen werd om Israël te verlossen uit de slavernij van Egypte. Gideon had daar zoeven aan herinnerd, hoe de Heere vroeger wel grote daden had gedaan, maar nu had Hij Israël verlaten. En nu komt de Heere ook hem roepen met diezelfde woorden. Neen, Gideon kan niet in zijn eigen kracht zijn volk verlossen en redden. Gideon weet maar al te goed hoe klein en nietig hij is. Trouwens hij spreekt dat hier ook openlijk uit. En hij zeide tot Hem: Och mijn heer. waarmede zal ik Israël verlossen? Zie mijn duizend is het armste in Manasse en ik ben de jongste in mijns vaders huis (vers 15).

Neen, Gideon had geen kracht in zichzelf. Hij kan de Midianieten niet gaan bestrijden. Waarmee zou hij tegen hen kunnen optrekken. Hij heeft geen leger tot zijn beschikking. En waar zou hij het wapentuig vandaan halen. Zijn duizend, dat is het geslacht waartoe hij behoort, is bovendien het armste van Manasse en het heeft dus weinig invloed in deze stam. En bovendien is hij nog de jongste zoon van Joas.

En toch zegt de Heere: Ga heen in deze uw kracht. We zullen begrijpen, dat dit niet de kracht van Gideon is. Want Gideon had geen kracht. Hij miste alles. En dat was nu juist zijn kracht. Zo wil de Heere ons hebben. Hij zegt het immers in zijn Woord: Op deze zal Ik zien, op de arme en verslagene van geest en die voor mijn Woord beeft. Ga heen in deze uw kracht, dat ge van uzelf niets hebt, maar dat ge geroepen zijt door Mij. Ik verleen u die kracht door u te roepen tot dit werk der verlossing. De Heere verwacht niets van Gideon, maar Hij zal Gideon kracht geven om te verlossen.

Dat is het nu, dat wij al'en moeten leren, dat in ons geen kracht is, dat wij niets hebben, dat wij verloren mensen zijn, maar dan komt de Heere met zijn kracht tot verlossing, dan komt de Heere met dat wonder van genade, dat in de Heere Jezus Christus openbaar gekomen is, dan komt de Heere met zijn liefdevolle gunst in Hem, die alles volbracht heeft. Wanneer wij het niet meer kunnen, dan is Hij er. En wanneer de Heere er is in Christus, dan is er redding en verlossing. Daarom heeft de apostel ook al gezegd: Als ik zwak ben, dan ben ik machtig. Gods genade is ons genoeg. Want Zijn kracht wordt in onze zwakheid volbracht.

En de Heere geeft de belofte erbij: Gij zult Israël uit de hand der Midianieten verlossen. Dat zal gebeuren, Gideon, want Ik heb u geroepen. Wanneer de Heere roept dan is er ook kracht, kracht om te geloven, kracht om te strijden, kracht om te vertrouwen op Hem, dat Hij zal zorgen voor tijd en eeuwigheid, voor lichaam en ziel, en dat Hij zal verlossen uit de hand van die machtige vijanden.

En om aan alle tegenwerpingen een einde te maken zegt Hij het ook zo duidelijk mogelijk tot Gideon: Omdat Ik met u zal zijn, zo zult gij de Midianieten slaan als een enig man (vers 15). En hierdoor wordt Gideon gedrongen om geheel af te zien van zichzelf en te zien op de Heere, want omdat Deze met hem zal zijn, zullen de Midianieten verslagen worden. O we kunen goed begrijpen, dat Gideon zoveel bezwaren maakte. Die bezwaren zijn ook onoverkomenlijk als de Heere met ons niet is. Maar wanneer de Heere met Gideon is dan zullen de Midianieten verslagen worden als een enig man. En in die kracht des Heeren kunnen we kloeke daden doen.

Laten we dit alles goed overdenken, want hier ligt veel lering in. Hoe menigmaal zegt men immers niet: Ik kan niet verlost worden, ik kan niet behouden worden, ik ben niet dan zonde en ongerechtigheid, ik heb niet dan schuld en nood en ik kan niet anders verwachten dan het rechtvaardig oordeel Gods. Maar vergeet niet, dat het de Heere is, Die u klein en arm gemaakt heeft. Want van nature zijn we groot en dan kan alles best, dan kunnen we bekeerd worden en behouden worden en in de hemel komen. Maar als de Heere ons arm gaat maken en klein, als de Heere ons gaat ontdekken, dan kan het

niet meer, dan is het verloren. Maar vergeet dan nooit, dat de Heere ons komt verbreken en verbrijzelen door zijn Woord en wet om u te genezen. Hij maakt ons arm en hongerig en dorstig om ons te voeden met zijn goedertierenheid en ontferming. Hij heeft immers zijn Zoon niet gegeven voor rijken, maar voor armen. Hij is immers het Brood des levens voor hongerigen. Hij is immers het water voor dorstigen. We moeten het alleen van Hem verwachten, van zijn genadekracht. Dan zullen we leven.

Zalig hij. die in dit leven. Jakobs God ter hulpe heeft: Hij. die door de nood gedreven. Zich tot Hem om troost begeeft Die zijn hoop in 't hachliikst lot Vestigt op de Heer' zijn God.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 februari 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 februari 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's