Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eerbied voor alles wat leeft en groeit

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eerbied voor alles wat leeft en groeit

Alblasserdam heeft zijn jeugdpolitie

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

<br />

Tussen Dordt en Rotterdam, waar de Alblas zich golvend in de Noord verliest en waar van geslacht op geslacht een stoer werkersvolk leeft, dat aan de waterkant het brood verdient, ligt het goede plaatsje Alblasserdam. Bescheiden, maar gonzend van stugge arbeid. Het ligt daar aan de dijk van de Alblasserwaard, onder de wijde Hollandse hemel die er zich als een immense koepel van wit en blauw overheen buigt en neerziet op de plantsoenen en de grasgazons... die geen afrastering hebben. Geen hekjes, geen palen, geen vinnige snoeren prikkeldraad. Ze liggen open en bloot aan de kant van de weg, als een uitnodiging het gras te betreden en bloemen te plukken. En toch is er bijna geen kind in heel Alblasserdam, dat het gras zal vertrappen of bloemen af zal rukken. Maar daar is een geschiedenis aan verbonden. De geschiedenis van de jeugdpolitie. Het begon ruim een jaar geleden, toen het op de lessenaar van burgemeester Looy klachten regende over jongens die op de steendijk aan de rand van het Damplantsoen gingen vissen -want vissen zit de Alblasserdammers in het bloed- en onverschillig over het gras liepen om naar de wallekant te gaan. Daar werd het grastapijt niet beter van en de mensen meenden: dan moet het plantsoen maar dicht. Maar zo dacht burgemeester Looy niet. „Het moet open", ging hij er dwars tegen in en hij besprak met postcommandant Dekker van de Rijkspolitie een plan, dat hem al lang door het hoofd had gespeeld. „Eerst moet het plantsoen opgeknapt worden", sprak de burgervader. „Met geschoren grasgazons en bloemen en frisse grintpaden. En dan..." Wat er toen in de burgemeesterskamer van het Raadhuis verder besproken werd, werd zichtbaar op die gedenkwaardige woensdagmiddag van de 28ste juni, toen ouders en autoriteiten in stille afwachting bijeen waren in de grote zaal van de Cornelis Vroegestichting en op een sein van de burgemeester de brede deuren openzwaaiden. Vijftig jongens, allemaal hoogsteklassers van de lagere scholen, marcheerden twee aan twee binnen. Met een witte koppelriem strak om de lendenen en martiaal over de rechterschouder. Vijftig flinke knapen, bedaarden en belhamels, alles door elkaar, die voor een jaar "in dienst" traden en tezamen de jeugdpolitie van Alblasserdam gingen vormen. Ze legden die middag voor de volle zaal de belofte af: „Ik beloof mijn best te zullen doen om, zoals onze Koningin dit heeft gezegd, eerbied te hebben voor alles wat leeft en groeit." Ten aanschouwen van alle genodigden, speldde de burgemeester zélf hun een insigne op de borst, waarin de woorden: Jeugdpolitie Alblasserdam. En daarmee had Nederland voor het eerst een gemeente met een eigen korps agenten van om en bij de twaalf jaar. De jonge agenten, die met een dienstrooster in hun zak lopen en anderhalfuur per week plichtsgetrouw hun ronde maken, zijn er niet om zware boosdoeners, zo die zich al in de Alblasserwaard vertonen, in de kraag te pakken. Daar zijn commandant Dekker en zijn staf van stoere kerels, zelf mans genoeg voor. Voordat ze hun taak gaan beginnen -door de week na vieren en op de halve schooldagen na één uur- melden ze zich bij commandant Bakker in de Baanderstraat en de commandant tekent aan dat Jan Arbouw en Hendrik Bas zich gepresenteerd hebben. Dan gaan ze met hun tweeën op pad, gewapend met niets anders dan hun verantwoordelijkheidsbesef Want daar is het burgemeester Looy om begonnen: de jeugd opvoeden tot besef van verantwoordelijkheid. Ze lopen, zonder voorgeschreven route, langs de plantsoenen, de tuinen en de singels door de contreien van Damplan en kijken nauwlettend of er onraad te bespeuren valt. Naar kinderen die over de grasgazons hollen of bloemen aftrekken. Of naar kleine belhamels die bij de nieuwbouw stenen van de stapel weghalen en die speels in de van Eesterensingel laten plompen. Dat is de grote vondst van burgemeester Looy: de jeugd voedt de jeugd op. Kan het simpeler? En doeltreffender? „Zeg eens, meisjes", roepen ze een paar overtreedstertjes ter verantwoording, „dat mag niet, hoor. Als je uit wil rusten, moet je het thuis doen of in de speeltuin, maar niet op het gras in het plantsoen. Dat wordt niet zo netjes onderhouden, om door jullie vertrapt te worden! En bloemen plukken kan helemaal niet, jij kleintje. Die zijn er voor iedereen en niet alleen voor jou om thuis in een vaasje te zetten of zo maar weg te gooien. Die bloemetjes leven ook en die willen helemaal niet geplukt worden. Je moet eerbied hebben voor dingen die leven en groeien. Komen jullie er maar gauw uit." Zo lopen ze hun route; ze wijzen een meisje terecht dat een verdachte belangstelling koestert voor een bloeiende geranium en geven een jongmens een standje, dat op het punt staat een levensgrote baksteen te water te laten. Ze beschermen, op hun manier, het gemeenschappelijke goed en de have van de burgerij van Alblasserdam. Na anderhalfuur melden ze zich af; het nieuwe koppel zit al in het wachtlokaal van de commandant, klaar om af te lossen. Want daar houdt de commandant aan vast: dienst is dienst en zonder discipline kan de wereld niet draaien. Rapport brengen ze niet uit, want de jeugdpolitie mag geen klikspanen kweken. In Alblasserdam gaan de heggen en het prikkeldraad verdwijnen. In de nieuwe buurten zullen ze nooit bestaan en in de oude wijken gaan ze zoetjesaan verdwijnen. Welig slingeren zich de brede, frisse grasstapijten langs de singels en de jeugd heeft er eerbied voor gekregen. Een jaar lang lopen ze college in de hogeschool van het maatschappelijk leven. Dan dragen ze hun taak over aan de nieuwe zesde-klassers. Ze leggen hun koppelriemen af, maar het insigne van de jeugdpolitie zullen ze hun leven lang bezitten. En dit insigne zal hen een symbool zijn van de eerbied voor het leven en de liefde voor mens en dier, voor bloem en plant, „...voor al wat God geschapen heeft"... j< />

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 22 april 1992

Terdege | 96 Pagina's

Eerbied voor alles wat leeft en groeit

Bekijk de hele uitgave van woensdag 22 april 1992

Terdege | 96 Pagina's