Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE WATEREN DES HEILIGDOMS 1

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE WATEREN DES HEILIGDOMS 1

En ziet er vloten wateren uit, van onder de dorpel des huizes. Ezechiël 47 : 1

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ezechiël is profeet Gods onder de ballingen in Babel. Hij is al 25 jaar in het vreemde land, want met de eerste wegvoering is hij al meegevoerd. Jeruzalem is in die tussentijd verwoest, Salomo's tempel een puinhoop geworden en het hele volk van Juda naar Babel gevoerd.

Het zag er alles zeer troosteloos uit. Zo vinden we de profeet in het midden der ballingen aan de rivier Kebar. Het paasfeest was aanstaande. Over vier dagen zou de tijd er zijn. Maar geen huisvader voorzag zich nu van een paaslam. Israël kon geen paasfeest vieren. Er was in Babel geen herdenking van de Verlossing uit Egypte mogelijk.

In zulke droeve overpeinzingen vindt de Heere de profeet Ezechiël. In een gezicht voert de Heere Ezechiël op een berg. Waarschijnlijk de berg Sion, de tempelberg. En wat ziet de profeet dan?

Hij ziet geen puinhopen, maar een prachtige tempel. Een nieuwe tempel vol glans en heerlijkheid. Een Man, een Engel staat bij hem om de profeet alles uit te leggen wat hij ziet. We herkennen in deze Man en Engel de Zoon Gods, de Heere en Koning der kerk, Jezus Christus.

In hoofdstuk 47 is de Engel al zo ver met Zijn uitlegging aan de profeet, dat Hij hem wat dichterbij brengt. In de geest wordt Ezechiël in de voorhof van de tempel gebracht om van nabij alles te bezien. Hij staat nu voor het eigenlijke tempelgebouw en wat ziet hij dan? We lezen: „En ziet er vloten wateren uit, van onder de dorpel des huizes.naar het oosten". Uit het heiligdom kwam een stroom water. Het kwam vanuit het heilige der heiligen. Ezechiël zag water als uit een bron ontspringen uit het verborgenste van Gods tempel. Wat heeft dit toch te beduiden? Allereerst valt op te merken, dat dit gezicht van Ezechiël overeenkomt met het gezicht dat Johannes op Patmos ontving van Gods nieuwe tempel.

Johannes zag daar het nieuwe Jeruzalem en uit het midden van de troon des Lams, die daar stond, zag hij ook een stroom ontspringen. Hij zag een rivier van het water des levens. Zo is het ook hier bij Ezechiël. Het is het water des levens, dat hem hier getoond wordt.

Deze stroom water is beeld van de Heilige Geest met Zijn genadegaven en werkingen. De Heilige Geest wordt in de Schrift veel vergeleken met een stroom water.

In Jesaja 44 luidt het: „Ik zal water gieten op het dorstige en stromen op het droge". Op het grote feest sprak de Heere Jezus van „stromen des levenden waters" en zo tekent Johannes er bij op: „Dit zeide Hij van de Heilige Geest, Die ontvangen zouden degenen, die in Hem geloofden".

Als Ezechiël dan ook van onder de dorpel van het huis des Heeren een stroom water ziet komen, wil dit hem wijzen op de Heilige Geest en Zijn genadegaven.

Dat zal de toekomst zijn van Jeruzalem. Tot zulk een heerlijkheid zal Jeruzalem nog komen. God zal Jeruzalem met de stroom van Zijn Heilige Geest bezoeken.

Vanuit Jeruzalem zal de Heilige Geest als een stroom Zijn weg banen onder de volken. Vernieuwend en herscheppend zal Hij Zich bewegen onder de volken der heidenen en maken dat de aarde vol zal worden van de kennis des Heeren gelijk als de wateren de bodem der zee bedekken. Hoe is dit alles vervuld met Pinksteren.

Toen is de stroom van Geesteswateren uitgestort op de discipelen en deed hen in vele talen de grote werken Gods verkondigen.

Vanuit Jeruzalem heeft deze stroom zich toen een weg gebaand onder de heidenvolken. Het wondere werk van de Heilige Geest heeft Zich als een stroom, die niet te stuiten viel, voortbewogen onder de volken. Reeds op de Pinksterdag lezen we van „Parthers en Meders en Elamieten en die inwoners zijn van Mesopotamië en Judea en Cappadocië, Pontus en Azië".

De Geest baant Zich een pad door de volken, die vervreemd waren van God en Zijn dienst. Had Hij onder het Oude Testament Zijn bediening alleen onder het Joodse volk, nu met de nieuwe bedeling zou de stroom Zich ook wenden tot de heidenen.

Doch deze stroom zou zijn oorsprong vinden in Jeruzalem. - Vanuit de herstelde tempel ziet Ezechiël de stroom des Geestes vloeien.

Dit is de heerlijkheid van Jeruzalem, dat God vanuit Sion Zijn wet doet uitgaan en Zijn Woord vanuit Jeruzalem. Dat was ook naar Jezus' woord, dat zij zouden verkondigen bekering en vergeving der zonden, maar dat daarmede begonnen zou worden te Jeruzalem.

Ezechiël treurde over de verwoeste stad, maar God zou het nog zo maken, dat Jeruzalem een zegening zou zijn. Een zegening voor alle volken. In haar zou God een stroom, van water des Heiligen Geestes doen ontspringen. Dat is de nieuwe toekomst, die de profeet hier mag aanschouwen.

Jeruzalem hersteld in eer en glorie. Jeruzalem het middelpunt en oorsprong van een stroom des Heiligen Geestes, Die alle volken bereiken zou.

De stroom komt immers vanuit Jeruzalem, vanuit de tempel, ja nog nader bepaald: , , van onder de dorpel des huizes naar het oosten".

De stroom water kwam uit het heilige der heiligen. Zij Hep daarna door de voorhof ten zuiden van het altaar. Dit altaar is het brandaltaar. In de Bijbel dikwijls alleen benaamd met „het altaar". De baan, die het water uit het heilige der heiligen neemt, is dezelfde, die het bloed van het altaar ging.

Van Salomo's tempel weten we dat het offerbloed door een gang onder de aarde wegliep, ten zuiden van het altaar. Door diezelfde bedding stroomt nu in Ezechiëls gezicht het water uit het heiligdom.

Dat alles heeft ons veel te leren. Allereerst wordt de aandacht er op gevestigd, dat het water ontspringt vanuit het heilige der heiligen.

Daar vond de stroom van water zijn oorsprong. Dat leert ons, dat van God de stroom van Geestesgaven uitgaat. De Heilige Geest met Zijn gaven en genaden is door de Vader gezonden. De Heere Jezus sprak reeds van: „Die Mijn Vader u zenden zal". Alle geestelijke zegeningen vinden hun oorsprong in God.

De zaligheid van Sion is een zaligheid, die haar oorsprong in God Zelf heeft. Daarom ontspringt de stroom van Geesteswater uit het binnenste heiligdom om ons te leren, dat de zaligheid uit God is. Uit Zijn eeuwige barmhartigheden ontspringt de stroom van genade, vergeving en verzoening.

Oneindige goedheid en genade is de fontein waaruit de vergeving vloeit. Het is niet mogelijk dat zulk een stroom van zaligheid uit een andere bron zou vloeien dan uit God. Hoe moeten we hier niet roepen: als de stromen zo lieflijk zijn, wat moet dan de Fontein, waaruit zij vloeien, wel oneindig zoet en dierbaar zijn.

Als we de hemel en de aarde aanschouwen, ja het ganse gebouw van de schepping bezien, moeten we zeggen, dat het gewrocht is door een oneindige macht en wijsheid.

Maar als we met een geestelijk oog de zaligheid aanschouwen, die God heeft weggelegd voor rebellen en opstandelingen, dan moeten we zeggen, dat deze moet voortkomen uit een on­eindige Bron van goedheid en genade. Hier is Gods liefde de oorsprong. God is de eeuwige Oceaan, waaruit de stroom van genade en zaligheid vloeit. Daarom komt de stroom levenswater uit het binnenste heiligdom.

Verder stroomt zij door dezelfde bedding als waardoor het bloed stroomde in Salomo's tempel. Zij ontspringt ook op een plaats waar bloed gesprengd werd.

De stroom toch ontspringt in het heilige der heiligen, waar de ark des verbonds staat. Op deze ark was het gouden verzoendeksel, waarop het bloed der verzoening iedere grote verzoendag gesprengd werd. Daar ontspringt de stroom van Geestesgaven. Johannes zag dan ook op Patmos de stroom levend water „uitgaande uit de troon des Lams". Op grond van Christus' voldoening komt de stroom van Geestesgaven. Door het kanaal van Jezus' bloed komt de Heilige Geest met Zijn genaden tot een doemschuldig volk. De stroom van Geestesgenaden rust op de voldoening van de Heere Jezus Christus. Ook de genaden en gaven van de Heilige Geest moesten verdiend en verworven.

Buiten Christus kan de Heilige Geest alleen komen als een Geest des oordeels. Maar vanuit het heiligdom waar de ark staat met het bloed der verzoening er op komt Hij als de Geest der genade en der gebeden. Het is een duur verworven Geest, Die komt met stromen van genadegaven.

De barmhartigheid, genade en vergeving konden door geen andere weg uit het hart des Vaders een doortocht vinden, dan door het hartebloed van Zijn Zoon en alzo stromen tot het hart van de zondaar.

Een bedding moest worden gegraven waar langs het water des Geestes tot zondaren komen kon. Diep moest deze bedding gegraven worden.

Zo diep, dat de Zoon Gods ondergaan moest onder vloek en toorn.

De arbeid Zijner ziel was nodig om water des levens te laten vloeien tot doemwaardige zondaren.

Utrecht

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juni 1969

De Saambinder | 4 Pagina's

DE WATEREN DES HEILIGDOMS 1

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juni 1969

De Saambinder | 4 Pagina's