Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De ejnige waarachtii e|en eeuwige God

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De ejnige waarachtii e|en eeuwige God

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(5)

Katechismus vr. en antw. 24 en 25

Zo treedt dan in zijn Woord de drieenige God op ons toe. Het gaat dan ook om het kennen van'deze God in het geloof in de betrekking van ons tot ieder der drie Personen. Deze kennis alleen is tot zaligheid. Als de christen belijdt: Ik geloof in God de Vader en in Jezus Christus zijn eniggeboren Zoon in de Heilige Geest, dan wil dat zeggen: ik ken bij geloofsbevinding en in persoonlijke zielservaring de betrekking mijner ziel tot de drie goddelijke Personen. Ik heb met God als mijn Schepper van doen gekregen. Van Hem ben ik afgevallen, tot Hem moest ik weer teruggebracht worden. Ik heb God als mijn Verlosser leren kennen in de arbeid der verzoening van de Zoon. En ik heb God als mijn Heiligmaker leren kennen, want de Heilige Geest is de Vernieuwer van mijn leven.

Gods verborgen omgang vinden zielen, daar zijn vrees in woont; 't heilgeheim wordt aan zijn vrinden, naar zijn vreêverbond, getoond.

Gods drieënig bestaan als Vader, Zoon en Heilige Geest wordt dan ook als enige mogelijke levensgrond gekend en bewonderd. De Schriften worden daartoe geopend. Wat een gesloten boek was, wordt voor ons hart helder als kristal.

Als een „mens in Christus" dit heilgeheim der kennis van de drieënige God mag vertolken, zal het dan niet op het volgende neerkomen? : Ik heb gestaan tegenover mijn Schepper, die krachtens schepping mijn Vader is, maar van wie ik ben afgevallen in moedwiliige ongehoorzaamheid. Ik heb de God van hemel en aarde als mijn Rechter leren kennen en erkennen. Door zijn glans wordt zelfs de zon verduisterd. Tegenover mijn Rechter in zijn grote majesteit, heilig in zijn deugden en rechtvaardig in zijn eisen bezweek ik in mijn vlees en mijn ziel sidderde van ontzetting, omdat ik me om en om, van binnen en van buiten, totaal melaats zag, afzichtelijk, in mijn zonde en schuld. En God sprak: ben Ik een Vader, waar is mijn ere? Ben ik een Heere, waar is mijn vreze? — Deze God ken ik als de Oorsprong aller dingen en van mijn leven. Van Hem ben ik afgevallen, met Hem moest ik verzoend worden. Maar dat kan niet, want mijn zonde maakte scheiding. En er was een eeuwige kloof van Goddelijke gerechtigheid en heilige vloek tussen God en mijn ziel. Wie zal er wonen bij de eeuwige gloed? —

Maar — o Goddelijk wonder — daar werd mij, terwijl ik nergens uitkomst zag en mijn ziel in mij bezweek, door het Evangelie een weg geopenbaard van de hemel. Mij werd Christus in zijn verzoenend middelaarswerk voorgesteld en verklaard, zoals ik Hem nooit gekend heb. Hoe vaak om Hem verlegen, hoe vaak naar Hem uitgezien! Groter werd het gemis. — Daar zag ik Jezus, van God geschonken Zaligmaker, als degene, die vergoten heeft zijn hartebloed tot reiniging van ook mijn bezoeldelde ziel. In Hem kan ik voor God bestaan. In Hem ben ik aangenomen.

Dat alles werd aan en in mijn hart verklaard uit het Evangelie door de Heilige Geest. Hij verlichtte mijn verstand om Gods heerlijke Zoon te zien en te kennen. Nu — in het geloof in Christus — mag ik verstaan, dat de Heilige Geest het heil toepaste. Hij bereidde mij toe door het Woord, sloeg me neer en richtte me op. Hij bracht me als de Geest des Vaders in gemeenschap met de Zoon als mijn Heiland. En Hij onderhoudt deze gemeenschap. — Die Heilige Geest doet me als Geest des Zoons rusten in Christus en opblikken zonder vrees tot Gods vriendelijk en vaderlijk aangezicht. Die Geest is de Geest van Vader en Zoon. Hij verheerlijkt de Vader en de Zoon; in Hem maken de Vader en de Zoon woning bij mij: in de gemeenschap van de ganse Kerk. De Geest troost en zal eeuwig bij de zijnen blijven. Hij getuigt met mijn geest: van God bemind, voor eeuwig zijn kind. Juist nu gaan de verbanden voor ons leven in het opgenomen zijn in het gehele Lichaam van Christus, in de gemeenschap der heiligen. Zo is de Heilige Geest de inwonende trooster, die het hart opwekt en ons met onze zaligmaker verbonden houdt. Die Geest, als de Geest des Zoons uitgezonden in onze harten, doet kinderlijk gaan tot God als onze Ontfermer en Vader in Jezus Christus, met het Abba, Vader.

Die Geest, die het eerst met ons bezig is, wordt in al deze werkingen en zijn bediening het laatst gekend. Aanbiddellijke heerlijkheid!

Ik kan uit mijzelf niets goeds meer doen, maar dat hoeft ook niet: in Christus ligt alles gereed. Ik behoef uit mijzelf geen nagelschrap tot mijn zaligheid aan te brengen, noch tot rechtvaardigheid, noch tot heiliging, want ik geloof in God de Vader en in Jezus Christus zijn Zoon en in de Heilige Geest.

Daarin belijd ik, dat God mijn zaligheid van eeuwigheid heeft gewild. Waarom, dat weet ik niet. Maar Hij wilde mij in zijn uitverkiezende liefde in Christus in de gemeenschap van de gehele Kerk hebben.

Mijn zedigheid heeft onze gezegende Immanuël, God uit God en onzer Eén, verdiend door zijn aangrijpend verzoenend lijden en sterven.

Mijn zaligheid werkt de Geest van Vader en Zoon in mij uit. Hij past alles toe: tot kennis van Christus en daarin tot kennis van de Vader als mijn Vader; en tot kennis van de Geest als Verzegelaar, die het onderpand is van onze erfenis. Er is een Getuige bij ons, in ons. „Nadat gij geloofd hebt, zijt gij verzegeld geworden met de Geest der belofte, de beloofde Geest" (Efeze 1 : 13). Die Geest vernieuwt in mij een vaste geest en bereidt mij om in Christus Gode tot lof te wandelen. God staat in voor zijn belofte. De Geest woont in als Trooster en bevestigt het Woord, dat deze drieënige God, Vader, Zoon en Heilige Geest een vermaak hebben in onze zaligheid. Zo vinden we in Hem onze zalige vrede. En aldus heb ik geleerd door Woord en Geest mijn les ten leven: ik geloof in God de Vader en in Jezus Christus zijn Zoon en in de Heilige Geest. Deze drie Personen zijn de enige waarachtige en eeuwige God, want zo is het uit God, door God en tot God. Het is van a tot z Gods eigen werk en Gods eigen zaak. Daarin lig ik met de gehele Kerk besloten. Daarin alleen ben ik zalig. Alleen als ik me daaraan houd en daarin leef; als ik daar alleen mij over mag geven. Geen zondig hart, geen wereld, geen hel en dood kunnen mij daaruit wegrukken. Aan onze drieënige God de lof, de aanbidding en dankzegging. Hallelujah. Ziet, dat is de belijdenis van de drieenige God uit het geloof. —

Deze belijdenis (de apostolische geloofsbelijdenis dus) leren we uit het hoofd en we leggen ze bij monde van de dienaar des Woords in de samenkomst der gemeente af. Het is de belijdenis van de gemeente van Jezus Christus.

Maar als het zo is, wordt ons de vraag gesteld — telkens weer opnieuw —, of we deze dingen verstaan en of het ook onze belijdenis is? Want we verkeren immers op het erf van de gemeente, die deze belijdenis heeft. Er branden steeds vragen naar ons toe: Ben ik niet maar een dood lid? Heb ik ook hart ekennis aangaande de drieënige God? Heb ik met hoofd en hart grondig geleerd, dat deze belijdenis mijn leven en troost is.

We lieten daarnet een „mens in Christus" aan het woord komen. Maar ten allen tijde zullen er zijn, die uitzien naar heil en hongeren naar de gerechtigheid. Ook al durven zij het niet zo onder woorden te brengen vaak toch krijgen ze besef van het drieënig bestaan Gods. Hun geweten veroordeeld hen voor het aangezicht van hun' God, wiens kennis als hun Rechter hen in de nood brengt. Zij smeken hun rechter om genade: Hoor, hoe een boeteling pleit. Zij zien de noodzakelijkheid der verlossing in Christus, en dat door de Heilige Geest. Zij smaken mogelijk meermalen de liefde van Christus, die de zonde en schuld voor een wijle bedekt. Om daarna de rauwe werkelijkheid van een open schuld voor God des te scherper te gevoelen. Voor hen is het getuigenis van die „mens in Christus" niet bedoeld om hen weg te stoten (zoals ze in hun aanvechting soms neigen te denken) , doch om juist een hart onder de riem te steken en hen van zichzelf weg te lokken en van het zoeken te rusten in iets, wat toch geen grond kan zijn. Het getuigenis dringt hen om Christus tot hun oordeel te krijgen; om geheel vernederd te worden en als een onmondige het te leren belijden (de ware mondigheid).

De openbaring van God als de drieenige God snijdt zeer diep in het vlees. Want zij zegt, dat alles wat zich in ons verheft en de Schepper niet als Bron van ons leven, aan wie wij verantwoording schuldig zijn, erkent, zijn Majesteit lastert. Zij zegt, dat alles wat in ons zoekt onszelf te verlossen verloochening is van de Christus. Zij zegt, dat alles wat in ons zoekt in beweging en gestalte God te behagen als met het onze, een bedroeven van de Heilige Geest en een wederstaan van Hem is. Dat blijkt toch uit het antwoord van de christen op de vraag: Wat is een christen nodig te geloven? — Dat antwoord is machtig: Al wat ons in het Evangelie beloofd wordt. De christen rust dus geheel en alleen op het Evangelie. En het Evangelie is enkel belofte en schenking, een voorraadskamer van heil, waarvan Christus de sleutel draagt. Hij opent en niemand sluit, en sluit en niemand opent. Maar Hij geeft ook Zijn Kerk een sleutel in de hand, namelijk het geloof in de beloften, die in Jezus Christus ja en amen zijn. Als deze sleutel maar mag worden gehanteerd gaat de deur open en stroomt het heil ons toe. En uit die voorraadskamers der evangelische beloften komt niets anders en niemand anders te voorschijn dan de drieënige God zelf: die God, die alles geeft en werkt, uit zijn volheid, genade voor genade.

In het vervolg van de katechismus gaat de christen aan het uitpakken: al de schatten Gods. In God, die drieënige God, is de nietsbezitter albezitter. Niets uit ons, al uit Hem.

Die kennis streelt in heilzaam zoet, tot streling van het gemoed, de honing ver te

boven.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 mei 1972

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De ejnige waarachtii e|en eeuwige God

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 mei 1972

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's