Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Drie Majesteiten uit de negentiende eeuw

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Drie Majesteiten uit de negentiende eeuw

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

L. Aletrino: „Drie Koningen van Nederland. Karakterschetsen van Willem I, Willem II en Witlem III." Uitgave van Scheltema en Holkema N.V., Amsterdam, 1959. 228 blz., geb. f 8.50.

Het verleden, mits op de juiste wijze bestudeerd, heeft ons ten allen tijde iets te zeggen. Daarom is elke periode der geschiedenis, en zeker der geschiedenis van Nederland, de volle aandacht van de lezers van ons tijdschrift waard. En dit geldt in 't biezonder voor de 19de eeuw. Niet dat deze eeuw een hoogtepunt in ons verleden vormt, zoals de 17de eeuw, maar onze eeuw komt daaruit rechtstreeks voort. Hoe zal men onze tijd verstaan als men de 19de eeuw niet kent? De studie der historie van de 19de eeuw is van belang voor wie nu leeft, en ook.... behoorlijk moeilijk! Wij weten er te weinig van. Hoe gek het klinkt, de tijd die 't dichtste bij is, is de moeilijkste om te beoordelen. „De onbekende 19de eeuw" is niet voor niets een heel bekende term. Hoe dat wel komt? Wij stonden er nog niet zo lang geleden te dichtbij om alles wat er was gebeurd te kunnen overzien. Wij hadden er eenvoudig nog geen kijk op. Gelukkig komt er hierin nu, nu wij reeds weer een halve eeuw en meer van de genoemde eeuw verwijderd zijn, een kleine kentering. Allerwegen gaat men ook de 19de eeuw bekijken en waarderen, d.w.z. wat er toen gebeurd is op zijn juiste waarde schatten. Ten volle is dit laatste weliswaar nog niet voor alle onderdelen mogelijk, maar 't streven is er, en dat is al veel. De 19de eeuw kompleet beschouwen zal pas gaan wanneer er nog een niet te noemen aantal studies over onderwerpen en personen bijgekomen is. Die studies kunnen echter pas geschreven worden als er in archieven niets meer wordt geheim gehouden wat op vele mensen 't juiste licht moet werpen of bij vele onderwerpen alle samenhangen kan doen zien. Zo ver zijn we voorlopig zeker niet. We moeten daarom met ons oordeel — waarvoor met name wat betreft de tweede helft der 19de eeuw de fundamenten nog zo heel gebrekkig blijken — wel erg voorzichtig zijn.

't Behoeft voor onze lezers geen betoog dat het Oranjehuis met Nederland steeds nauw verbonden is geweest. Een boek dat handelt over onze koningen kan ons dan ook niet anders dan zeer welkom zijn. Met name naar het deel waarin de derde koning wordt beschreven, zal menigeen nieuwsgierig zijn. Voor hem in het biezonder geldt dat de archieven nog teveel verzwijgen. Wat weten wij toch eigenlijk van hem? Er is teveel wat door historiedrukte nog niet in het juiste licht gesteld werd en teveel ook dat de volksmond heeft verteld en dat moet worden rechtgezet. De schrijver van het bovenstaande boek ziet onze koningen terecht als vorsten van allure. Van geen van hen kan men beweren dat hij onbelangrijk was. Ze hadden elk een scherp omlijnd karakter, en ook wel een gevoel van eigenwaarde: Er ging iets van hen uit! En wat ons bovenal nieuwsgierig maakt: De schrijver zegt iets anders dat wat men gewoon is over onze koningen te willen geven. Er is al aardig wat geschreven over hun betekenis in het staatkundig en het ekonomisch leven. Ook al is er veel onkritisch werk: het zo bekende soort van boekjes waarin enkel maar de loftrompet gestoken wordt of waarin men de bladzijs vult met lief gezeur. Maar de persoonlijkheid van onze 19de eeuwse vorsten ligt nog voor 'n deel in 't duister. Hun mens zijn, heel hun levenswijze, 't eigenlijke van hun leven vindt men nergens zo uitvoerig en zo kritisch weergegeven als men dit wel wensen zou. Niet zonder reden wijst de schrijver op het feit dat dit bij buitenlandse vorstenhuizen anders is. In Engeland ként men zijn vorsten, ook die van de laatste anderhalve eeuw. Een poging om dit ideaal voor Nederland wat te benaderen wordt in dit boek gedaan: De schrijver zal de koningen als mensen tekenen, als mensen, dus met deugden en gebreken, en dat zowel in 't openbare leven als in 't zuiver menselijk bestaan. Waarbij, zo wordt uitdrukkelijk vermeld, aan 't anekdotische niet wordt voorbijgegaan.

Het was wel heel erg hoog gegrepen, wat Aletrino zich had voorgesteld, en dat voor iemand die geen vakman is. Het boek draagt daar de sporen van. Grote stukken worden enkel maar gevuld met de bekende feiten die elk leerboek geeft. Zou het niet beter zijn geweest zich hierin zoveel doenlijk te beperken en wat meer te geven wat het „voorbericht" belooft? Daarvoor zou zeer gezette studie van een massa brieven en van vele dokumenten nodig zijn. Schrijver heeft zich deze moeite niet getroost. Hij schreef een aardig boek, maar dat toch eigenlijk niets nieuws bevat. Wie zich reeds eerder in de tijd en 't leven onzer koningen verdiept heeft, zal zijn kennis hier onmogelijk verrijken kunnen. Maar wie dit nimmer deed, vindt hier op sympathieke wijze 't meeste wat er in de laatste jaren over werd geschreven saamgevat. Wellicht doen wij de schrijver onrecht als wij al te zeer gaan onderstrepen dat hier noch in opzet noch in inhoud heel veel nieuws te vinden is. Misschien wou hij alleen maar 't beeld van onze koningen weer eens vertonen aan 't publiek. Maar waarom zegt hij dan iets anders, iets dat anderen nog niét zo gaven, aan te bieden? Wanneer men 't eerste opstel leest, vraagt men zich heel lang af wanneer nu toch dat zeer persoonlijke, dat wat ons met de méns in onze eerste koning in kontakt brengt, komen zal. Tegen 't einde van 't verhaal — althans in 't tweede deel ervan — komt er dan inderdaad zoiets als het bedoelde, zodat men 't hele schetsje toch na lezing „niet onaardig" vindt. Zo gaat het ook met hoofdstuk twee en drie. Vooral de jeugd van deze vorsten wordt te vluchtig weergegeven. De schrijver stapt er bijna overheen, hoewel hiervoor toch stof te over is. Nu zou men kunnen tegenwerpen: 't Gaat hier om de koningen, niet om de prinsen! Maar deze tegenwerping houdt geen steek: Het ging niet om staatkundige verschijningen, maar om persoonlijkheden. En voor de vorming daarvan is de jeugd altijd van groot belang, soms van beslis-

sende betekenis. Ook treft men 't anekdotische dat aangekondigd werd en dat men in zo vlotte overzichten telkens weer verwacht, maar uiterst zelden aan. Intussen pleit het voor de schrijver dat men aan het einde van elk hoofdstuk ondanks allerlei bezwaren niet volkomen onbevredigd is.

Het eerste hoofdstuk, over onze eerste koning Willem, de meest begaafde en de sterkste van de drie, opent ietwat ongelukkig met een opsomming van levensfeitjes. Maar ook valt er reeds dadelijk op iets heel goeds te wijzen, n.1. op 't sympathieke stuk betreffende de tijd en de regering, met alle moeilijkheden die hieraan verbonden waren, van onze laatste prins aan 't hoofd van onze Republiek. Diens vrouw was echter niet de zuster van koning Frederik II, maar een dochter van prins August Wilhelm, de broer van Frederik de Grote. Een historicus zou zoiets nooit beweren; de schrijver geeft zich op dit punt wel lelijk bloot als düettant. Wanneer, het feit is algemeen bekend, diezelfde Pruisische prinses wordt aangehouden, grijpt Pruisens koning in. Maar dat is dan niet meer die Frederik II. die een jaar tevoren was gestorven, maar koning Frederik Willem II, zijn neef, de broer van de prinses. De fout werkt ook nog verder door. Vier jaar later trouwt de erfprins met zijn nicht, opnieuw een Pruisische prinses die Wilhelmina heet, maar die geen dochter is van Frederik de Grote, daar uit diens huwelijk geen kinderen geboren zijn. Jammer is dat deze erfprins eigenlijk pas na het jaar waarin zijn vader stierf, na 1806 ter sprake komt. Terecht wordt hij dan als voortreffelijk regent getekend, die in Fulda, het gebied dat hem om de verliezen van zijn huis was toegewezen, zijn grote werkkracht kon ontplooien. Schrijver tekent hem vervolgens in zijn fierheid én zijn zwakheid tegenover een Napoleon. Uitstekend is ook de typering van de beide Wilhelmina's, Willem's moeder en zijn vrouw, die zo geheel verschillend in geaardheid waren. En dan volgt het verhaal van de terugkeer naar het vaderland, met als hoogtepunt het koningschap. We maken kennis met een schrander, werkzaam, energiek, maar ook wel koppig vorst. Een vorst die zélf regeren wil en die voor iedereen is te bereiken, maar ook: die ongemakkelijk voor zijn omgeving is. Bezwarend is zijn geldelijk beheer, afkeurenswaardig zijn vervolgen van de afgescheidenen. Daartegenover staat dat hij op alle mogelijk terrein zeer stimulerend heeft gewerkt, ook, wat te vaak vergeten wordt, op kultureel en wetenschappelijk gebied. Het is gemakkelijk de zwakke plekken in 't beleid van deze koning aan te wijzen, maar hij heeft dan toch ook maar veel gesticht wat tot op onze dagen waarde heeft. Door zijn bezielend voorbeeld heeft hij 't Nederland van toen omhooggetrokken: Hij is de bouwer van ons koninkrijk! Tragisch is dat hij zich niet de liefde van zijn volk heeft weten te verwerven, terwijl hij zelf dat volk zo liefhad. De laatste jaren van zijn leven heeft hij daarom niet meer in het midden van zijn volk verkeerd. Een van de akelige dingen uit 't verleden van ons land!

Een ander figuur was onze tweede koning, de populairste van de drie. Die populariteit, die hem ook wel eens parten heeft gespeeld, is 't meest opvallende in zijn verschijning, heel zijn leven lang. Als jeugdig officier in Spanje strijdend, werd hij populair in Engeland. Zodra hij in de Nederlanden kwam, was hij in Brussel populair. De slag bij Waterloo gaf hem dan bovendien nog de gelegenheid als kroonprins ook de held van 't volk te worden. Het was wel veel voor een zo jonge prins. En nieuwe ere wachtte hem: Toen er na heel veel onderhandelen van trouwen met een Engelse prinses niets kwam, verwierf hij zich als gemalin een tsarendochter! De sfeer in het gezin schijnt goed te zijn geweest. Er stak een goede vader in de rusteloze prins. Pedagogisch had hij eigen, en gezonde meningen. Hij had ook zelf een werkzaam aandeel in de vorming van zijn kinderen. Vooral 't godsdienstig element daarin had zijn belangstelling. Het tragische in deze man was echter dat hij lang heeft moeten wachten op zijn troon: Hij was een man van daden, zegt de schrijver, die te laat tot daden werd geroepen! Zijn vlugge geest, die weinig kritisch was, heeft hem herhaaldelijk verwikkeld in affaires die bepaald niet meer onschuldig waren. De sluier over vele van zijn handelingen is nog niet volledig opgelicht. Toch staat het nu wel vast dat het verlokkend uitzicht op de troon van Frankrijk hem te ver deed gaan. Konflikten met zijn vader waren er voortdurend. De kwestie met de Belgen bracht het dieptepunt in de verhouding vaderzoon. Maar deze zelfde kwestie heeft de zoon ook de gelegenheid gegeven om opnieuw de held van 't volk te zijn. En toen, in 1840, kwam het koningschap! De nieuwe koning, ook in zijn verschijning koninklijk, liet zich met militair vertoon en ongekende luister huldigen. Maar zijn regering is maar kort geweest en vol van moeilijkheden. In 1848, 't revolutiejaar in heel Europa, heeft hij toegegeven aan de wensen van het volk, hoewel hij in zijn hart wel even autokratisch als zijn vader is geweest. Hij was echter plooibaarder dan deze en sprak veel meer tot de verbeelding van het volk, dat opzag naar zijn ridderlijke vorst.

Onze laatste koning is de meest omstredene. Als kroonprins is hem geen gelegenheid gegeven zich met politieke vragen te bemoeien, hoezeer hij ook belangstelling voor een ander had. Eenmaal koning, legde hij een grote plichtsbetrachting aan de dag. Maar hij was wispelturig en humeurig, vaak onbeheerst, maar ook heel snel bereid zijn fouten te erkennen. Een man met onvermoede eigenschappen: Hij komponeerde zelf muziek! Dat zijn regeringstijd heel rijk aan feesten is geweest, dat allerlei uit de historie werd herdacht en dat er vele monumenten opgericht zijn in die tijd, had in een schets als deze met watminder woorden kunnen zijn vermeld. Ook over allerlei wat tijdens zijn regering in ons land tot stand gekomen is, behoefde niet te worden uitgeweid. Wel is het goed dat schrijver even stilstaat bij het medeleven dat de koning bij bepaalde rampen aan de dag gelegd heeft. Maar verder komt het meer persoonlijke van 's konings leven toch wel iets te weinig tot zijn recht. Zijn eerste huwelijk — we weten het — was niet gelukkig. De koning voelde zich waarschijnlijk tegenover koningin Sophie de mindere. Een voorbereide scheiding is op 't laatste nippertje niet doorgegaan omdat men het niet eens kon worden over enkele bepalingen. Nu is het jammer dat de schrijver juist betreffende die kwestie èn die van de moeilijke verhouding van de koning tot zijn beide zoons beïnvloed is door een eenzijdig boek. De Vries, een Rotterdams hoogleraar, heeft nog niet zo lang geleden over onze laatste koning een afzonderlijke studie uitgegeven. Een boek dat heel wat nieuwe feiten aan het licht bracht, maar ook een boek dat van begin tot eind de strekking heeft om heel veel goed te praten. Onze schrijver is De Vries hierin gevolgd. Het resultaat is dat de koning iets te gunstig wordt getekend, terwijl de koningin iets minder sympathiek wordt voorgesteld dan ze verdient. Met kroonprins Willem gaat het evenzo. Niet dat wij deze kroonprins willen gaan verheerlijken. Zijn levenswijze is niet altijd goed geweest. Maar veel daarvan is te verklaren uit omstandigheden die niet voor zijn vader pleiten. Er is ook veel ontroerends in het leven van de laatste Willem van Oranje: zijn liefde voor zijn moeder, die hij in haar laatste levensdagen als een dochter heeft verpleegd, zijn liefde voor het meisje van zijn hart, waarmee hij van zijn vader niet mocht trouwen, zijn liefde voor zijn zwakke broer, die zo aan hem gehecht was, en die hem ook na zijn dood vereerd heeft op een wijze die men bij een ander nauwelijks voor mogelijk zou houden.... We willen wel erkennen dat de schrijver over deze beide prinsen heel voorzichtig schrijft, maar toch is bij hem onmiskenbaar de tendens aanwezig, op voorgang van De Vries, de koning ietwat te verschonen, zodat de andere partij in het gezin — zo mag men het gezien de situatie noemen — iets minder gunstig wordt belicht. Wij hadden de aksenten anders willen zien en menen dat daarvoor ook argumenten zijn. Maar goed, het laatste woord in dezen is nog niet gesproken. En 't gaat uiteindelijk dan ook nog maar om een aksentverschil. Over 's konings tweede gemalin wordt — en terecht — veel goeds gezegd. Alleen is schrijver hierbij in de fout vervallen die men in haast alle „lieve" boekjes over ons Oranjehuis kan vinden: De vele sterfgevallen onder de Oranjes worden opgesomd en daarop volgt dan wat zo goed als een traditie is: Het tweede huwelijk des konings heeft, toen alles scheen verloren, de dynastie gered! De feiten zijn in strijd met dit verhaal. Toen onze laatste koning ging hertrouwen, leefde o.a. de kroonprins nog! Nu wordt dit door de schrijver niet ontkend, maar waarom geeft hij dan opnieuw die wel romantische, maar niettemin beslist onjuiste kijk op de verhoudingen? Tenslotte nog een kleinigheid: Alweer op voorgang van De Vries vertelt de schrijver dat de kroonprins bij de uitvaart van zijn oom, Prins Hendrik, is geweest. Dit is niet waar: prins Alexander was bij die begrafenis aanwezig, maar de kroonprins niet. Waarom wij hierop wijzen? Omdat dit schijnbaar onbeduidend feit niet op zichzelf staat. Het heeft een achtergrond die pijnlijk is....! Het beeld dat in dit boek van de karakters der drie koningen

van Nederland gegeven wordt, is in het algemeen wel juist. Maar feiten die hij nog niet kende komt de vakman — we wezen daar reeds eerder op — er niet in tegen. Evenmin gedachten die hem even op doen zien, die of zijn blik verruimen of zijn kijk op de persoonlijkheden wijzigen. Dit boek is handig journalistenwerk: er ligt maar weinig studie aan ten grondslag, het gaat niet te diep. Intussen is het toch een aardig boekje in het populaire soort geworden. Een boekje dat zich met genoegen lezen laat, ondanks een enkel vlekje in de wat te vlotte stijl. Het is keurig uitgegeven en — we zouden 't haast vergeten te vermelden — redelijk geïllustreerd. Wie onze koningen niet kent en daarin zonder heel veel moeite wat verandering wil brengen, die kan hier terecht. Voor hem bevelen wij de lezing van dit boekje gaarne aan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 mei 1960

Daniel | 8 Pagina's

Drie Majesteiten uit de negentiende eeuw

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 mei 1960

Daniel | 8 Pagina's