Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gods hand in de geschiedenis (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gods hand in de geschiedenis (1)

De onderkant van het borduurwerk van Gods raad toont aan de mens een ondoorgrondelijk patroon

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

„De Heere blies met Zijn adem, en zij zijn verstrooid" lieten de staten van Zeeland in 1588 op een gedenkpenning slaan. De onoverwinnelijke Spaanse Armada was gehavend door een zware storm teruggekeerd. De Spaanse landvoogd Parma schreef aan Philips II:,, Dit is van de Heere geschied". Belangrijke feiten in onze historie waarin factoren meespelen die de mens niet in eigen hand heeft, leid(d)en vaak tot de uitspraak dat we hierin Gods hand moeten opmerken. Maar gaat Gods voorzienigheid dan niet over alle dingen? Mogen we dan voor ons opmerkelijke zaken eruit lichten en die aanwijzen als Gods vinger? En mogen we zonder meer voorspoed als Gods zegen en tegenslag als Zijn straf interpreteren? Hoe dachten onze gereformeerde vaderen daarover? En vooral: wat zegt de Bijbel ervan? In een driedelige artikelenserie gaan we op deze vragen in. Na een 'verkennende' inleiding van adjunct-hoofdredacteur P. Boer komt prof. dr. C. A. Tukker aan het woord, die in zal gaan op de theologische aspecten. Daarna komt de vraag aan de orde hoe onze visie op Gods hand in de geschiedenis doorwerkt in het geschiedenisonderwijs op onze scholen.

Het handelen van God in de geschiedenis heeft alle eeuwen door de mens beziggehouden. We beginnen met een kort overzicht vanaf de 16e eeuw. De Reformatie greep rechtstreeks terug op de oud-christelijke geschiedbeschouwing, met name die van Augustinus. Alle dingen zijn in Gods hand. Hij regeert de wereld naar Zijn raad. Volgens Luther handelt God op een paradoxale manier, die voor ons ondoorzichtig is. Alles wat God doet lijkt tegenstrijdig. We kunnen er niet zo maar een verklaring voor geven. Slechts het geloof kan rust vinden in Gods weg en werk, aldus de reformator. De mensen door wie God handelt, vergelijkt Luther met een masker, waarachter God zich verborgen houdt. Wij zien alleen de maskers, maar de goddelijke regering zien wij niet. Dat God regeert en beschermt, betekent niet dat Hij dat zonder ons doet, of dat we de middelen niet zouden moeten gebruiken. God bewaart de stad. Maar Hij wil dat wij muren bouwen, dat wij bidden en werken. God geeft aan de mens zijn plaats, taak en verantwoordelijkheid. Ook Calvijn was deze mening toegedaan: ,, Wanneer men over Gods voorzienigheid spreekt, betekent dit niet dat God in de hemel ledig toeziet wat op de aarde voorvalt, maar veel meer dat hij als een stuurman het roer vasthoudt en alle gebeurtenissen bestuurt. God voert in de geschiedenis Zijn raadsplan uit en laat alles geschieden naar Zijn wil'', aldus Calvijn.
De reformatoren wilden geen sluitende verklaring geven van alles wat gebeurde en gebeurd was. Zij achtten zichzelf niet in staat Gods vinger aan te wijzen en van alleriei gebeurtenissen te zeggen waarom ze verliepen zoals ze verliepen. Ze hielden het geloof aan de leiding Gods vast, maar erkenden tegelijkertijd dat ze meestal voor een ondoorgrondelijk geheim stonden.

Het is volgens Calvijn ondoenlijk voor de mens Gods bestel na te rekenen. Vooral wanneer we zien dat God boze mensen en zondige daden gebruikt om Zijn plan te volvoeren, rijzen er allerlei vragen. Calvijn erkent volmondig dat veel in de wereld tegen alle rede schijnt in te druisen, maar toch past ons niets anders dan God te aanbidden in Zijn bestel, dat wijs, rechtvaardig en goed is. Maar: God werkt niet onmiddellijk, hij gebruikt middelen om zijn raad te volvoeren. Anders zou de mens immers van alle verantwoordelijkheid ontslagen zijn. God werkt door mensen, die dan niet als een dood houtblok of steen fungeren, maar Hij behandelt de mens als een redelijk schepsel, overeenkomstig de aard die Hij hem Zelf gegeven heeft. Verder moeten we volgens Calvijn onderscheid maken tussen de bedoeling die een mens met een bepaalde handeling heeft en het oogmerk dat God ermee nastreeft. Beide bedoelingen kunnen zeer uiteenlopen en door de zonde zal dat ook vrijwel steeds het geval zijn.

Centraal bij dit alles staat dat de Reformatie beleed dat in Christus de geschiedenis haar zin kreeg. Met de komst van de Zaligmaker in de volheid des tijds kregen verleden, heden en toekomst hun diepere zin. Vóór de zondeval was het doel van de schepping God te eren. Na de val is dat weliswaar het doel gebleven, maar dat kan niet buiten Christus om bereikt worden. Christus is daarmee als het ware het middelpunt van de geschiedenis. De wereldgeschiedenis zal eens ophouden, maar de heilsgeschiedenis is eeuwig.

Neêrlands Israël

De Reformatie heeft in de Lage Landen heel wat veranderd. Dat was ook in de geschiedbeschouwing en beschrijving merkbaar. In de 17e eeuw ontstond het zogenaamde Israëlmodel. De nieuwe Nederlandse staat werd vergeleken met het volk Israël. Ds. C. Tuinman (ovededen in 1728) gaf hiervoor vijf redenen op. Evenals Israël zijn ook wij uit de slavernij gered. In Kanaan genoot Israël de ware godsdienst en de genademiddelen en zo heeft God ook hier Zijn kerk geplant. God heeft ons ook rijke zegeningen geschonken, ons ook vaak wonderbaarlijk verlost en Hij betoont ook over onze zonden Zijn lankmoedigheid.
Ds. C. van Velzen vergeleek de verlossing uit het roomse, Spaanse diensthuis tot in details met de uittocht uit Egypte. Prins Willem van Oranje was Mozes, graaf Jan van Nassau was Aaron, Maurits was Jozua. Ook in de 18e eeuw bleef deze visie onder calvinistische predikanten in zwang. Nader onderzoek vanuit onze eigen kring heeft de laatste tijd uitgewezen dat we niet kunnen spreken van een expliciete uitverkiezingsgedachte. Nederland werd wel vergeleken met Israël, maar er niet aan gelijkgesteld.

Men ging er wel vanuit dat God een bijzondere leiding hield met de Republiek der zeven Verenigde Nederlanden. „De winden, de zee, de mist, het water en alle onbezielde schepselen stelden zich in slagorde en streden voor de welstand van ons land", aldus een predikant uit die tijd.
In de republiek vervulden de gereformeerde predikanten min of meer dezelfde functie als de profeten in het Oude Testament, aldus dr. C. Huisman in zijn dissertatie "Neerlands Israël''. Zij beschreven de geschiedenis van Nederland, zij brachten Gods weldaden in herinnering en wezen ons volk op de wonderen die God heeft verricht. Het doel van dit alles was het volk te doen terugkeren naar de oude paden. De prediking ging gepaard met oordeelsaankondigingen over het land, als het volk zich niet zou bekeren. Vooral op biddagen werden nationale zonden aan de orde gesteld. Hoewel men voor alles God de eer wilde geven, was het gevaar van hoogmoed wel aanwezig. Nederland was '' het werk van Gods handen". Andere landen moesten het als een eer beschouwen een bondgenootschap met ons land te hebben.

Straffen

De gereformeerde geschiedschrijvers stelden zich met name ten doel Gods hand aan te wijzen. Veel geschiedschrijvers in de 17e en 18e eeuw waren predikanten. Zij zagen het als hun taak Gods vorige daden in herinnering te brengen met het doel het volk ertoe te bewegen zijn vertrouwen op God te stellen en zich te bekeren. Veel gereformeerde geschiedwerken zijn ontstaan uit predikaties.
Vaak werd benadrukt dat God "Nederlands Israël" wil behouden door de Oranjes. Het calvinistisch karakter van Nederland en de aanwezigheid van de Oranjes vormden de grondslag voor een gelukkig bestaan van ons vaderland. Naarmate de "oude paden" verlaten werden, klonken de waarschuwingen steeds sterker. Natuurrampen en economische en politieke tegenslagen werden dan ook vrijwel altijd uitgelegd als een straf van God. Steeds werden vergelijkingen gemaakt met gebeurtenissen uit het Oude Testament. De veepest, die in de 18e eeuw herhaaldelijk de kop opstak, overstromingen, stormen, barre kou en economische achteruitgang werden gezien als oordelen Gods.

Groen van Prinsterer

We stappen de volgende eeuw binnen; de 19e. De belangrijkste calvinistische geschiedschrijver in die tijd was ongetwijfeld Groen van Prinsterer. Hoe dacht hij over Gods leiding in de geschiedenis? Groen bouwde in wezen voort op de visie van de predikanten uit de 18e eeuw. Ook hij zag Nederiand als een uitverkoren natie en zag in de vaderiandse geschiedenis Gods belonende en straffende hand. Godsvrucht ging gepaard met zegen, en afval met vloek. God deed in ons land grote dingen ter wille van Zijn kerk. Hij gebruikte daarbij grote mannen, zoals Willem van Oranje, als instrument. Het drievoudig snoer. God, Nederland en Oranje, neemt bij Groen dan ook een grote plaats in.
De Franse revolutie in 1789 zag hij duidelijk als een Godsoordeel. Vorsten en volken waren rijp voor de oordelen. De wereldhistorie verloopt volgens Groen niet in een opgaande, maar in een neergaande lijn. De lijn wordt slechts een enkele keer onderbroken door een plotselinge piek. Deze wendingen zijn te danken aan het onmiddellijke ingrijpen van God. Zijn eigen tijd zag Groen als een dieptepunt in de ontwikkeling tot dan toe.
Toch had Groen ook wel oog voor de middellijke oorzaken. Het was volgens hem de taak van de historicus de middellijke oorzaken op te sporen, waarvan God Zich bedient. Hij wilde de voorzienigheid Gods in bepaalde gebeurtenissen wel met name aanwijzen. Hij zag de vinger Gods bij voorbeeld duidelijk in de storm die in 1574 de Spanjaarden voor Leiden verdreef, evenals in de storm die in 1588 de Armada vernietigde en de koude waarmee Napoleon in Rusland te maken kreeg.
Gods wil is eindoorzaak, aldus Groen, maar daarnaast zijn er ook hoofdoorzaken en ondergeschikte oorzaken. De hoofdoorzaak van bepaalde gebeurtenissen zocht hij in de tijdgeest, de opvattingen die in een bepaalde tijd onder de mensen leven.
Latere, 20e-eeuwse, calvinistische historici, zoals Van Schelven, Smitskamp, Smit, Nauta, Van Itterzon en De Pater oordeelden afstandelijker. Al bleven zij vasthouden aan de gereformeerde geschiedschrijving, ze schreven niet meer over Nederland als een tweede Israël. Ook het verband tussen zonde en straf verdween uit de geschiedenisliteratuur. Dat had natuurlijk ook te maken met een toenemende verwetenschappelijking van het vak geschiedenis.

Gods vinger

Maar hoe is het met "ons soort mensen" ? Welk idee hebben wij van onze vaderlandse geschiedenis en van Gods hand daarin? In het voorwoord van een recent verschenen geschiedenisboek voor de jeugd las ik: ,,Het grootste belang van de geschiedschrijving is het vermelden van wat de Heere God in het verleden heeft gedaan. Het is Gods vinger die de geschiedenis schrijft. Ook in de geschiedenis van ons land komt dat duidelijk naar voren."
Volgens de uitgever ,,vindt elke ouder of leerkracht die zijn of haar roeping als christen serieus opvat, in de serie een uitstekend hulpmiddel om hun kinderen en leerlingen bekend te maken met Gods gang in de geschiedenis."
Ik heb het idee dat hiermee wel de gangbare mening van "onze kringen" wordt weergegeven. Toch is de vraag die ik wil stellen deze: Kunnen wij, nietige schepselen, Gods hand wel aanwijzen in het geheel van de geschiedenis. En mogen we dat wel?
In het zojuist geciteerde voorwoord wordt gezegd dat God de geschiedenis schrijft. Er is een ander boek over onze vaderlandse geschiedenis dat als titel heeft: "Zoals Gods vinger schrijft''. Ik meen dat deze uitdrukking toch niet helemaal juist wordt gebruikt. God leidt weliswaar de geschiedenis, maar de mens heeft de geschiedenis beschreven. Er is slechts één boek waarvoor dat niet geldt en dat is Gods eigen Woord, de Bijbel. De geschiedenis die daarin verhaald wordt, is door Gods inspiratie opgeschreven. Maar zouden we zo maar mogen zeggen dat Gods vinger ook de geschiedenis van Nederland heeft geschreven? Ik meen van niet. De besturing is goddelijk, maar de beschrijving menselijk. Nogmaals, dat de Heere ook onze vaderlandse geschiedenis bestuurd heeft en nog bestuurt is een bijbels gegeven. Maar dat deed en doet Hij op een voor ons niet te doorgronden wijze, hetzij middellijk of onmiddellijk. Wij kunnen bij onze geschiedschrijving de middellijke oorzaken van gebeurtenissen beschrijven, ordenen en proberen te verklaren. Maar moeten we ook proberen te verklaren waarom God iets deed?
Ik heb al eerder voorbeelden genoemd van momenten in onze geschiedenis waarin sprake is van wonderen, gebeurtenissen waarin men duidelijk Gods hand meende te zien. De overeenkomst is dat het voorvallen betreft die plotseling een opvallende wending namen, door een oorzaak die de mens niet in zijn macht heeft. Daarbij zien wij gemakkelijk over het hoofd dat God gewoonlijk middellijk werkt, door mensen en hun daden. Het weer blijft een van de weinige dingen die de mens zelf niet kan besturen. Proberen wij in onze tijd eigenlijk ook niet vaak juist Gods hand aan te wijzen als het bepaalde weersomstandigheden betreft? Langdurige droogte of juist overvloedige regenval bij voorbeeld. Is dat omdat we daar zelf niets aan kunnen doen? Hoewel: tuinders met kassen zijn niet echt afhankelijk van het weer en bij droogte kan er gesproeid worden. Hongerlijden is er niet meer bij. En dat was vroeger wel anders! Toen konden misoogsten rampzalige gevolgen hebben. Kan een individuele boer zoiets dan niet als een teken uit de hemel opvatten? Jazeker, maar een fabrikant van paraplu's verdient in een droge zomer ook maar heel weinig! En een ijsboer verdient in een zomer zonder zon juist het zout in de pap niet. En waarom hebben we meer ontzag voor (Gods hand in) een onweersbui dan voor een sneeuwbui of voor strenge vorst? Vanwege angst voor de mogelijke gevolgen? Of nemen we Psalm 29 ernstiger dan Psalm 147?
Ik wil hiermee maar duidelijk maken dat we soms zo selectief zijn in het aanwijzen van Gods hand. Dat was vroeger zo en dat is vaak nog zo.

Oorzaak

Er zit nog meer aan vast. Als er zich bijzondere omstandigheden voordoen dan proberen we vaak ook de oorzaak aan te wijzen. In z'n algemeenheid geldt dan: voorspoed betekent zegen en tegenspoed straf. De negatieve zaken die de 18e-eeuwse predikanten noemden: economisch verval, overstromingen, veepest, werden rechtstreeks geweten aan het verlaten van de oude paden. Maar de predikanten uit de 17e eeuw uitten in hun eigen tijd grotendeels dezelfde klachten. En toen beleefden we de "Gouden Eeuw".
Waarom werden in 1944 het roomse België en Brabant wel bevrijd en moest het protestantse midden en noorden van ons land nog een hongerwinter doorstaan? Waarom werd juist Zeeland in 1953 door een watersnood getroffen? Waarom vinden aardbevingen altijd ver van ons bed plaats? Waarom sterven er in de Derde Wereld nog steeds miljoenen mensen van honger en hebben we hier overvloed? Is het in dat licht niet wat vreemd om —ik zou haast zeggen bij gebrek aan grote rampen — misoogsten door overvloedige regenval of een economische recessie als straf van God te zien?

U voelt hoop ik wel aan, dat de normen die wij aanleggen om een bepaalde gebeurtenis of ontwikkeling als zegen of straf van God aan te wijzen zeer subjectief zijn. Wij proberen met ons verduisterde verstand God als het ware na te rekenen. Als alles zo zijn gangetje gaat hebben we daar schijnbaar niet zo'n behoefte aan, maar zodra er zich bijzondere gebeurtenissen voordoen, hebben we de neiging Gods hand aan te wijzen.

Maar belijden we dan niet dat Gods voorzienigheid over alle dingen gaat? Dat voor ieders persoonlijk leven, maar het gaat nu over de geschiedenis van de mensheid. Als we uit de geschiedenis (hetzij lang geleden, hetzij zeer recent) een aantal gebeurtenissen lichten om die vervolgens aan te wijzen als Gods hand, dan doen we te kort aan de belijdenis dat niets aan Gods leiding is onttrokken.

Bijbel

Maar de Bijbel staat toch vol met voorbeelden van oordelen en zegeningen van de Heere? Inderdaad, en een aantal daarvan wil ik graag doornemen. We mogen daarbij nooit voorbijgaan aan het bijzondere karaktervan de Heilige Schrift. Het is geen geschiedenisboek. De Bijbel wil ons God en de diepte van onze val doen kennen, maar ons ook de mogelijkheid aanwijzen om weer met Hem verzoend te worden.
In de geschiedenis van het volk Israël zien we heel duidelijk de gevolgen van het houden en het verlaten van Gods geboden. Maar altijd is dan door de Heere voorzegd dat Hij met Zijn straffen zal komen als het volk het verbond niet houdt. Alle straffen die beschreven worden, waren voorzegd en de beloften dat God Israël zou zegenen als het Hem zou dienen, zijn ook zeertalrijk. Het „Ik zal!" klinkt ons telkens weer tegen.
Maar is Gods handelen nu in een zwart-witschema te vertalen? Godsverlatinq betekent straf en Godsvreze betekent zegen? Zo eenvoudig is het niet. God laat Zich niet narekenen. Zowel Luther als Calvijn wees erop dat de mens met een bepaalde handeling een heel andere bedoeling kan hebben dan God ermee heeft. In Richteren 14 lezen we over Simson, die tegen z'n ouders vertelt dat hij wil trouwen met een Filistijns meisje. Zijn ouders hebben daar vanzelf grote bezwaren tegen, maar, zegt Gods Woord dan: ,,Zijn vader nu en zijn moeder wisten niet dat dit van de Heere was''. De kanttekenaren zeggen hiervan: ,,Die hierdoor voorhad Simson de gelegenheid te geven tot volvoering van zijn roeping. Want hoewel Simson door God geroepen was, mocht hij evenwel, hetgeen zonder dat goed en recht was, alzo zoeken te beginnen dat de mensen hem met reden geen ongelijk konden geven. Dat de Filistijnen van hunnen zijde hem aanleiding zouden geven om tegen henlieden te beginnen."
Vrij vertaald: Simson had zonder aanleiding kunnen beginnen met zijn strijd tegen de Filistijnen, maar God bestuurde het zo dat Simson alle reden zou hebben om de Filistijnen aan te pakken.

Duivel als instrument

De volkstelling die David liet houden wordt op twee plaatsen beschreven. In 2 Samuel 24:1 lezen we: ,,En de toorn des HEEREN voer voort te ontsteken tegen Israël; en Hij porde David aan tegen henlieden, zeggende: Ga, tel Israël en Juda." Maar in 1 Kronieken 21:1 staat: ,,Toen stond de satan op tegen Israël, en hij porde David aan, dat hij Israël telde." Hier wordt dus heel duidelijk de duivel als aanstichter aangewezen.
De kanttekeningen zeggen hiervan: ,,Niet dat de Heere zulks zou hebben ingegeven, maar omdat Hij, naar Zijn rechtvaardig oordeel, door Zijn verborgen regering, de satan zulks heeft willen toelaten, en hem gebruikte tot een verdiende straf der Israëlieten en tot kastijding en vernedering van David."
God gebruikt bij Zijn regering dus ook de duivel! Hoe hebben Job en Asaf niet geworsteld met de Godsregering. Ze begrepen de voorspoed van de goddelozen niet. Maar in Job 21:22 vraagt Job: ,,Zal men God wetenschap leren?''
De kanttekenaren merken hierbij op: ,,Hij antwoordt dat God niemands onderwijs behoeft, zijnde Zijn wil de opperste regel van al wat recht en goed is, en daarom Zijne regering zowel rechtvaardig, als onbegrijpelijk."
En was het niet juist de fout van Asaf (Psalm 73) dat hij volgens het simpele, menselijke schema dacht? De goddelozen hebben rust en zij vermenigvuldigen het vermogen, maar zijn straffing is er alle morgens.
Ook de wijze Prediker (8:14) spreekt hiervan: ,,Er is nog een ijdelheid, die op aarde geschiedt: dat er zijn rechtvaardigen dien het werdervaart naar het werk der goddelozen, en er zijn goddelozen, dien het wedervaart naar het werk der rechtvaardigen. Ik zeg dat dit ook ijdelheid is." De kanttekeningen verklaren, dat met ijdelheid hier wordt bedoeld dat het een ijdele en ongerijmde zaak is naar het oordeel der mensen. En even verder zegt Prediker (vers 17): ,,Toen zag ik al het werk Gods, dat de mens niet kan uitvinden, het werk dat onder de zon geschiedt, om hetwelk de mens arbeidt om te zoeken, maar hij zal het niet uitvinden; ja, indien ook een wijze zeide, dat hij het zou weten, zo zal hij het toch niet kunnen uitvinden." En met het werk wordt hier volgens de kanttekenaren dan bedoeld: ,,de regering Gods over de zaken die in de wereld geschieden, als bij name hoe dit met Gods rechtvaardige regering overeenkomt, dat Hij de vromen dikwijls zo zwaar kastijdt en de goddelozen dikwijls zo zegent."


Werktuig

God gebruikt machtige, vaak goddeloze volkeren om Zijn raad te volvoeren. Assyrië is door de Heere gebruikt om Israël te onderdrukken, maar God zegt wel van dit volk: ,,Wee, de Assyriër, die de roede Mijns toorns is, en Mijn grimmigheid is een stok in hun hand." Assyrië beroemde Zich op de overwinningen, die het behaald had, maar de Heere bestraft de grootheid des harten van de koning van Assyrië. In Jesaja 10:15 lezen we: „Zal een bijl zich beroemen tegen dien die daarmee houwt? Zal een zaag pochen tegen dien die ze trekt?" Heel duidelijk blijkt hier dat ook machtige volkeren slechts werktuigen zijn in Gods hand.
Ook in het Nieuwe Testament komen we vragen over de Godsregering tegen. In Joh. 9 vragen de discipelen aan Jezus wie er gezondigd had, de blindgeborene of zijn ouders. Jezus antwoordt: ,,Noch deze, noch zijn ouders hebben gezondigd, maar dit is geschied opdat de werken Gods in hem geopenbaard zouden worden." En in Lukas 13 wordt verhaald van de Galileeërs die door Pilatus omgebracht waren en van de 18 doden die omkwamen toen de toren van Siloam op hen viel. ,,Meent gij, dat deze zondaars of schuldenaars zijn geweest boven allen?'', vraagt de Heere Jezus dan. Hij geeft zelf het antwoord: ,,Neen zij, maar indien gij u niet bekeert, zo zult gij allen insgelijks vergaan.''

Groot verschil

Wat is nu het grote verschil tussen de bijbelse en de wereldlijke geschiedenis? De Bijbel verhaalt ons de gebeurtenissen met als teneur: opdat vervuld zou worden... wat voorzegd was.
De Bijbel bevat heilsgeschiedenis en die vond zijn hoogste vervulling in de geboorte van Christus. In de Bijbel verhaalt God Zelf ons Zijn handelen met Zijn volk. Het gaat daarbij duidelijk om Gods daden, die hij vaak uitvoert door middel van mensen. Het volk Israël was -en is- als geheel Gods bondsvolk. Later heeft de Heere Zijn verbond geopenbaard aan Zijn kerk, dus niet aan een volk of een bepaald land. Gelden nu verbondszegen en -vloek alleen voor hen die op het erf des verbonds leven of ook voor andere inwoners van een land waar God Zijn kerk heeft geplant?
De gewone geschiedenis is het verhaal van mensen, geschreven door mensen. En zouden we daarin dan op dezelfde manier Gods hand aan mogen wijzen als in de Bijbel gebeurt? We moeten het geheim van Gods raad eerbiedigen. Denken we vaak niet veel te menselijk van de Heere? Gaan we met eerbied gesproken niet vaak op Zijn stoel zitten in onze pogingen een verklaring te vinden voorbepaalde gebeurtenissen? Een bekend beeld als het gaat over Gods raad is dat van het borduurwerk. Wij kijken tegen de onderkant aan, die één chaos lijkt, maar God ziet de bovenkant. Waarom proberen we dan zo graag toch ook in de onderkant een patroon te ontdekken? De rode draad in het borduurwerk kennen we wel: God volvoert Zijn raad en Hij bestuurt het ganse wereldgebeuren naar het zekere einde. Christus' wederkomst zal alle raadsels oplossen.

Bevoorrecht

Maar moeten we dan in de geschiedenis van ons land Gods leiding niet zien? Beslist wel. Ons land is rijk bevoorrecht. De kandelaar van Gods Woord is hier na de Reformatie geplaatst en God heeft hem nog niet weggenomen. De 80-jarige ooriog was een ongelijke strijd van een wereldmacht tegen een nietig vlekje op de kaart. Dat die strijd gewonnen is mogen we zeker als een wonder van God zien. Maar dan niet om daarmee onze eigen mening te rechtvaardigen, om als het ware te bewijzen dat God aan onze kant stond, maar om God te danken. De moderne theologie en het deïsme halen God uit de geschiedenis weg. Dat moeten we absoluut afkeuren, maar we moeten niet proberen de raadselen in de geschiedenis op te lossen. Om met de woorden van art. 13 van de Ned. Geloofsbelijdenis te spreken: ,,En aangaande Hij doet boven het begrip des menselijken verstands, datzelve willen wij niet curieuselijk ( = nieuwsgierig) onderzoeken, meer dan ons begrip verdragen kan; maar wij aanbidden met alle ootmoedigheid en eerbied de rechtvaardige oordelen Gods, die ons verborgen zijn; ons tevreden houdende dat wij leerjongeren van Christus zijn, om alleen te leren hetgeen Hij ons aanwijst in Zijn Woord, zonder deze palen te overtreden."
De zin van de geschiedenis is de komst van het koninkrijk Gods. Alles wat gebeurt, is opgenomen in Gods raad, maar wij kennen Zijn bedoeling niet.

Menselijke maatstaven

Wij beoordelen Gods daden altijd naar menselijke maatstaven. We kunnen ook niet anders. Het lijkt voor ons een veel groter wonder als God door een storm de Armada vernietigt dan dat hij het bij voorbeeld laat sneeuwen. En het is veel opvallender dat iemand als door een wonder aan een auto- of treinongeluk ontsnapt dan dat hij jarenlang elke dag zonder brokken thuiskomt. Maar zou dat -met eerbied gesproken- voor de Heere verschil maken?
Zien we ook Gods hand in alles wat niet in de krant en niet in de geschiedenisboeken komt? Ook in ogenschijnlijk gewone, alledaagse gebeurtenissen zouden we als het goed is altijd Zijn hand moeten zien. Gods voorzienigheid gaat over alle dingen. Als we dat met Zondag 10 van de catechismus van harte belijden, is het dan eigenlijk niet onmogelijk Zijn hand concreet aan te wijzen? Waar we ook wijzen, we zullen dan toch overal op Gods voorzienigheid stuiten? Ik besef terdege dat ik nu een ideaalbeeld schets. Maar moeten we, omdat dit toch niet haalbaar is, Gods hand dan alleen maar aanwijzen in aansprekende, opvallende gebeurtenissen?
De geschiedenis is als het ware een optelsom van miljarden mensenlevens. Al die mensen moeten zich echter persoonlijk voor God verantwoorden. Dat geldt ook voor ons. Daarom is het zo belangrijk dat we Zijn hand in ons eigen leven ervaren. En dat we het kruis van Christus als het ook voor ons onmisbare middelpunt van de heilshistorie leren zien. Want dat is en blijft het grootste wonder dat in een mensenleven kan gebeuren!

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 23 november 1988

Terdege | 72 Pagina's

Gods hand in de geschiedenis (1)

Bekijk de hele uitgave van woensdag 23 november 1988

Terdege | 72 Pagina's