Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ouderling - Specialist

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ouderling - Specialist

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zijn we op de goede weg als kerkeraden ouderlingen benoemen met een speciale opdracht?

Dat is de vraag, die de redactie in dit artikel aan de orde wilde stellen.

Een actuele vraag in een tijd, waarin ook op kerkelijk terrein het specialisme veld wint.

Een belangrijke vraag voor de goede functionering zowel van het ambt als van het gemeentelijke leven.

Een boeiende vraag voor wie met de verschillende facetten van de gemeente in aanraking komt en ook de gevarieerde aanleg van de broeders-opzichters kent.

Fraktijk

Hoe ver het ambts-specialisme in onze kerken is doorgedrongen is moeilijk te zeggen. Cijfers en feiten staan practisch niet ter beschikking. We weten alleen uit de door evangelisatie-deputaten gepubliceerde gegevens dat er 12 evangelisatie-ouderlingen zijn. In Enschede-West is de evangelisatie-ouderling tegelijk jeugd-ouderling. Of er veel afzonderlijke jeugdouderlingen zijn is mij niet bekend. Afgaande op enkele aanduidingen in de verschillende kerkbladen, meen ik te weten dat er een paar kerken zijn, die een jeugdouderling kennen.

In sommige garnizoenplaatsen zijn er ouderlingen voor de militairen, die tot taak hebben het contact met de in die plaats gelegerde militairen te leggen en te onderhouden in de breedste zin van het woord.

In universiteitssteden kan een ouderling, die contacten heeft met studenten, op zijn plaats zijn.

In een enkele gemeente is wel eens een balletje opgeworpen: zouden we geen speciale verpleegsters-ouderling benoemen, gezien de moeilijke contacten, die we met deze leden der gemeente kunnen leggen?

Denkbaar is ook de figuur van bejaarden-ouderling, die zelf nog fit en vitaal, al is hij bejaard, speciaal tot taak heeft de rusthuizen te bezoeken en contacten met bejaarde leden der gemeente te onderhouden.

Misschien zijn er nog wel meer mogelijkheden te bedenken.

Het is zelfs niet uitgesloten dat in de praktijk nog andere gevallen van „ouderling met bijzondere opdracht” zich voordoen, la)

Bezwaren

Het is gemakkelijk een aantal bezwaren tegen deze nieuwe figuur — ouderling met bijzondere opdracht — in te brengen. We noemen een viertal bezwaren.

1. Het is een strijd met het karakter van het ambt om aan de ambtsdrager een speciale opdracht te geven. Zijn ambt komt daardoor in de verdrukking. Eén bepaalde kant van het ambt komt maar in functie. Andere facetten blijven verborgen of sterven zelfs af tot schade van het ambt en de ambtsdrager.

2. Het groepsbewustzijn van de betrokkenen, die de uitoefening van het bijzondere ambt geldt, wordt versterkt. De jeugd moet wel denken dat ze iets heel bijzonders is, wanneer er een speciale jeugdouderling wordt benoemd. De militairen worden nog meer geïsoleerd door een militaire ouderling. De studenten — toch al een groep apart — komen helemaal vreemd te staan tegenover het gemeentelijke leven.

3. De gemeente wordt opgesplitst in verschillende delen. In plaats van de zo nodige integratie van alle leden, hoe bijzonder ook geaard, in het geheel van de gemeente, krijgen we verschillende groepen, die de gemeenschapsgedachte tot een aanfluiting maken.

4. We bevorderen op deze wijze de tendens naar specialisatie, die de maatschappij der toekomst zal typeren. Reeds nu zien we dit specialisme in hjet maatschappelijke leven en op wetenschappelijk vlak opkomen. Het gaat er tegenwoordig om van hoe langer hoe minder hoe langer hoe meer te weten. De specialisten dreigen mensen te worden die alles van niets en niets van alles weten.2) Dienovereenkomstig is hun belangstelling. Het is een kwade zaak als kerk hier aan mee te doen. Daarom geen ambts-specialisme.

Voordelen

Zonder op deze bezwaren direct in te gaan zijn er toch ook zonder veel moeite enkele voordelen aan te wijzen als er voor bepaalde taken ouderlingen met bijzondere opdracht zijn. We noemen er drie.

1. De bijzondere, persoonlijke pastorale noden worden beter behartigd. Er is meer gelegenheid om aandacht te geven aan bijzonder gevallen, waar de ambtsdragers anders niet aan toe komen of die ze al te oppervlakkig moeten behandelen door gebrek aan tijd of door ondeskundigheid en onhandigheid.

2. De gemeente wordt beter bewerkt. Bij de bearbeiding van de gemeente gaat er immers om dat elk lid in zijn speciale situatie aan zijn trekken komt. Hoe beter dit het geval is, hoe gemakkelijker zal het betrokken lid zich verbonden weten met het geheel. Juist het feit dat aan hem of haar geen speciale aandacht werd of wordt gegeven, doet hem de band met de gemeente spoedig verliezen. Telkens weer blijkt dat echt persoonlijk contact in een bepaalde situatie bindend werkt en de gemeenschapsgedachte zeer versterkt.

3. De bijzondere kwaliteiten van de ambtsdrager komen beter tot hun recht. Het is merkwaardig om te zien welke verborgen talenten er in sommige broeders schuilen, die wanneer ze een speciale opdracht krijgen, tot veler — ook eigen? — verrassing openbaar komen. Dat geeft ambtsvreugde niet alleen, maar het stemt ook tot dankbaarheid dat in een bepaalde situatie gebruik gemaakt kon worden van het charisme van een bepaalde ambtsdrager tot zegen van het gemeentelid en daarin van heel de gemeente en tot blijdschap van de betrokken ambtsdrager.

Bezwaren niet doorslaggevend

De bezwaren, die tegen de ouderling-met-bijzondere opdracht worden aangevoerd zijn bij nadere beschouwing niet doorslaggevend.

1. Elke kerk heeft een scriba; in de grote kerken is de scriba vrijgesteld van huisbezoek en is hij daarmee ouderling geworden met een bijzondere opdracht. Als we bezwaar maken tegen de ouderling-specialist dan ook tegen de ouderling-scriba, die van bepaalde taken ontheven is om andere taken te beter te kunnen behartigen.

2. In de predikantensector kent men allang specialisatie en waarom dan in het volgende ambt niet — zo is zeer onlangs gevraagd.3) De schrijver heeft gelijk. We kennen de evangelisatie-predikant; de legerpredikant; in andere kerken de studentenpredikant. We hebben onze zendelingen. In Utrecht-C is een predikant met bijzondere opdracht voor de activering van de zending. Is alle specialisatie fout dan hier zeker en dan moet hier ook mee worden gebroken. Hetgeen niet betekent dat we niet moeten waken tegen de gevaren, die ongetwijfeld aan specialisatie zijn verbonden.

3. In heel het kerkelijke leven houden we rekening met „specialisten”. Het is een goede zaak dat gebruik wordt gemaakt van de verschillende gaven en interesses, die zijn op te merken. We mogen daar dankbaar voor zijn. Als in het bredere kerkelijke leven wel gebruik gemaakt wordt van specialisten, dan is er geen reden dit in het plaatselijke gemeentelijke leven niet te doen, mits de nodige zekeringen worden aangebracht — zie onder.

Zijn we op de goede weg als kerkeraden ouderlingen benoemen met een speciale opdracht?

Dat is de vraag, die de redactie in dit artikel aan de orde wilde stellen. Een actuele vraag in een tijd, waarin ook op kerkelijk terrein het specialisme veld wint.

Een belangrijke vraag voor de goede functionering zowel van het ambt als van het gemeentelijke leven.

Een boeiende vraag voor wie met de verschillende facetten van de gemeente in aanraking komt en ook de gevarieerde aanleg van de broeders-opzichters kent.

Praktijk

Hoe ver het ambts-specialisme in onze kerken is doorgedrongen is moeilijk te zeggen. Cijfers en feiten staan practisch niet ter beschikking. We weten alleen uit de door evangelisatie-deputaten gepubliceerde gegevens dat er 12 evangelisatie-ouderlingen zijn. In Enschede-West is de evangelisatie-ouderling tegelijk jeugdouderling. Of er veel afzonderlijke jeugdouderlingen zijn is mij niet bekend. Afgaande op enkele aanduidingen in de verschillende kerkbladen, meen ik te weten dat er een paar kerken zijn, die een jeugdouderling kennen.

In sommige garnizoenplaatsen zijn er ouderlingen voor de militairen, die tot taak hebben het contact met de in die plaats gelegerde militairen te leggen en te onderhouden in de breedste zin van het woord.

In universiteitssteden kan een ouderling, die contacten heeft met studenten, op zijn plaats zijn.

In een enkele gemeente is wel eens een balletje opgeworpen: zouden we geen speciale verpleegsters-ouderling benoemen, gezien de moeilijke contacten, die we met deze leden der gemeente kunnen leggen?

Denkbaar is ook de figuur van bejaarden-ouderling, die zelf nog fit en vitaal, al is hij bejaard, speciaal tot taak heeft de rusthuizen te bezoeken en contacten met bejaarde leden der gemeente te onderhouden.

Misschien zijn er nog wel meer mogelijkheden te bedenken.

Het is zelfs niet uitgesloten dat in de praktijk nog andere gevallen van „ouderling met bijzondere opdracht” zich voordoen, 1a)

Bezwaren

Het is gemakkelijk een aantal bezwaren tegen deze nieuwe figuur — ouderling met bijzondere opdracht — in te brengen. We noemen een viertal bezwaren.

1. Het is een strijd met het karakter van het ambt om aan de ambtsdrager een speciale opdracht te geven. Zijn ambt komt daardoor in de verdrukking. Eén bepaalde kant van het ambt komt maar in functie. Andere facetten blijven verborgen of sterven zelfs af tot schade van het ambt en de ambtsdrager.

2. Het groepsbewustzijn van de betrokkenen, die de uitoefening van het bijzondere ambt geldt, wordt versterkt. De jeugd moet wel denken dat ze iets heel bijzonders is, wanneer er een speciale jeugdouderling wordt benoemd. De militairen worden nog meer geïsoleerd door een militaire ouderling. De studenten — toch al een groep apart — komen helemaal vreemd te staan tegenover het gemeentelijke leven.

3. De gemeente wordt opgesplitst in verschillende delen. In plaats van de zo nodige integratie van alle leden, hoe bijzonder ook geaard, in het geheel van de gemeente, krijgen we verschillende groepen, die de gemeenschapsgedachte tot een aanfluiting maken.

4. We bevorderen op deze wijze de tendens naar specialisatie, die de maatschappij der toekomst zal typeren. Reeds nu zien we dit specialisme in het maatschappelijke leven en op wetenschappelijk vlak opkomen. Het gaat er tegenwoordig om van hoe langer hoe minder hoe langer hoe meer te weten. De specialisten dreigen mensen te worden die alles van niets en niets van alles weten.2) Dienovereenkomstig is hun belangstelling. Het is een kwade zaak als kerk hier aan mee te doen. Daarom geen ambts-specialisme.

Voordelen

Zonder op deze bezwaren direct in te gaan zijn er toch ook zonder veel moeite enkele voordelen aan te wijzen als er voor bepaalde taken ouderlingen met bijzondere opdracht zijn. We noemen er drie.

1. De bijzondere, persoonlijke pastorale noden worden beter behartigd. Er is meer gelegenheid om aandacht te geven aan bijzonder gevallen, waar de ambtsdragers anders niet aan toe komen of die ze al te oppervlakkig moeten behandelen door gebrek aan tijd of door ondeskundigheid en onhandigheid.

2. De gemeente wordt beter bewerkt. Bij de bearbeiding van de gemeente gaat er immers om dat elk lid in zijn speciale situatie aan zijn trekken komt. Hoe beter dit het geval is, hoe gemakkelijker zal het betrokken lid zich verbonden weten met het geheel. Juist het feit dat aan hem of haar geen speciale aandacht werd of wordt gegeven, doet hem de band met de gemeente spoedig verliezen. Telkens weer blijkt dat echt persoonlijk contact in een bepaalde situatie bindend werkt en de gemeenschapsgedachte zeer versterkt.

3. De bijzondere kwaliteiten van de ambtsdrager komen beter tot hun recht. Het is merkwaardig om te zien welke verborgen talenten er in sommige broeders schuilen, die wanneer ze een speciale opdracht krijgen, tot veler — ook eigen? — verrassing openbaar komen. Dat geeft ambtsvreugde niet alleen, maar het stemt ook tot dankbaarheid dat in een bepaalde situatie gebruik gemaakt kon worden van het charisme van een bepaalde ambtsdrager tot zegen van het gemeentelid en daarin van heel de gemeente en tot blijdschap van de betrokken ambtsdrager.

Bezwaren niet doorslaggevend

De bezwaren, die tegen de ouderling-met-bijzondere opdracht worden aangevoerd zijn bij nadere beschouwing niet doorslaggevend.

1. Elke kerk heeft een scriba; in de grote kerken is de scriba vrijgesteld van huisbezoek en is hij daarmee ouderling geworden met een bijzondere opdracht. Als we bezwaar maken tegen de ouderling-specialist dan ook tegen de ouderling-scriba, die van bepaalde taken ontheven is om andere taken te beter te kunnen behartigen.

2. In de predikantensector kent men allang specialisatie en waarom dan in het volgende ambt niet — zo is zeer onlangs gevraagd.3) De schrijver heeft gelijk. We kennen de evangelisatie-predikant; de legerpredikant; in andere kerken de studentenpredikant. We hebben onze zendelingen. In Utrecht-C is een predikant met bijzondere opdracht voor de activering van de zending. Is alle specialisatie fout dan hier zeker en dan moet hier ook mee worden gebroken. Hetgeen niet betekent dat we niet moeten waken tegen de gevaren, die ongetwijfeld aan specialisatie zijn verbonden.

3. In heel het kerkelijke leven houden we rekening met „specialisten". Het is een goede zaak dat gebruik wordt gemaakt van de verschillende gaven en interesses, die zijn op te merken. We mogen daar dankbaar voor zijn. Als in het bredere kerkelijke leven wel gebruik gemaakt wordt van specialisten, dan is er geen reden dit in het plaatselijke gemeentelijke leven niet te doen, mits de nodige zekeringen worden aangebracht — zie onder.

4. Het sub. 1 genoemde bezwaar lijkt dan ook meer dan het is. Het ambt behoeft niet in verdrukking te komen bij het vervullen van een bijzondere opdracht; het kan misschien nog wel beter uitkomen, als het maar goed duidelijk is dat het gaat om ambtsuitoefening in die bijzondere opdracht. De ambtsdrager is voor alles ouderling, maar hij bedient zijn ambt, dat hij met alle ambtsdragers gemeen heeft, speciaal in die bijzondere opdracht. Een zendeling is dominee — dat is het wat hij met iedere collega gemeen heeft. Maar zijn ambt bedient hij in speciale kaders, doch dominee blijft hij.

5. Versterking van het groepsbewustzijn kan worden voorkomen als de ouderling-specialist met zijn ambtsbediening onder een speciale groep gemeenteleden heenwerkt naar de gemeenschap der gemeente. Hij wil hen niet isoleren, maar hij probeert hen juist uit het isolement te halen.

6. Het bezwaar van de opsplitsing der gemeente vervalt op deze wijze. Het geven van een bijzondere opdracht geschiedt juist met het oog op het geheel van de gemeente. Vanzelfsprekend kan die opsplitsing het gevolg zijn van het ambts-specialisme; maar dat ligt niet aan de opdracht als zodanig, maar aan de wijze, waarop deze opdracht wordt uitgevoerd.

Men kan nog zoveel bezwaren hebben tegen de moderne specialisatie, maar deze is niet meer te elimineren uit het leven van vandaag. Het geheel is niet meer te overzien. Hetzelfde geldt ook in de kerk. We zitten nu eenmaal met het feit van grote differentiaties in het gemeentelijke leven. De gemeente moet bewerkt worden. Ieder heeft recht op bearbeiding. Het beste is niet goed genoeg. Daarom moeten we gebruik maken van de mogelijkheden die er zijn.

8. We willen tenslotte wijzen op een psychologisch bezwaar, dat aldus werd geformuleerd en daarmee tegelijk weerlegd: Jk dacht dat alle specialisatie weerstanden oproept bij diegenen, die zelf geen specialist zijnde, tekort schieten in een klein of groter onderdeel van hun eigen werk en dientengevolge bang zijn voor alle inmenging van derden.4)

Dat is raak gezegd. Tegelijk is hiermee een belangrijke weerstand tegen de ouderling met-bijzondere-opdracht gesignaleerd en als ondeugdelijk aan de kaak gesteld.

Geoorloofd

Er zijn meen ik enkele argumenten aan te voeren die pleiten voor ouderlingen — met — bijzondere — opdracht.

1. Het ambt zelf laat de nodige differentiatie toe. Nergens wordt het ambt ons eenzijdig getekend. De Schrift geeft een minder strakke ambtsgedachte dan wij er in de regel op na houden al is in de Schrift het ambt geladen met een zware verantwoordelijkheid. Maar van ambts-aanbidding weet de Bijbel niet. De ouderling, die zich in zijn ambt voelt aangetast, omdat hij minder geschikt bevonden werd in leesdiensten voor te gaan, is bijbels gezien niet op zijn plaats. Geeft trouwens Hand. 6 ons geen aanwijzing dat een zekere differentiatie gewenst is? Dit krijgt nog meer klem als dit hoofdstuk als locus classicus voor de instelling van het diakenambt komt te vervallen.5)

2. Het schriftuurlijk gemeentebegrip — Romeinen 12 en 1 Corinthe 12 — laat alle ruimte voor de verschillende facetten van het gemeentelijke leven. In de eenheid — die goed moet worden vastgehouden! — is ruimte voor de verscheidenheid. Het is juist de verscheidenheid, die verdisconteerd wordt in de bijzondere opdrachten, die bepaalde ambtsdragers kunnen ontvangen.

3. Er zijn onder de ambtsdragers broeders met verscheidene en verschillende gaven. Dat maakt altijd weer de rijkdom van de kerkeraad uit dat er verschillende gaven zijn onder zijn leden. Heil de dominee, of ouderling-voorzitter, die van een verschillend geaard gezelschap een prachtig team weet te maken, dat elkaar aanvult. Er is reeds veel geschreven over de verhouding ambt en charisma. We zijn hier nog niet over uitgedacht. Laten we intussen in het ambt van het charisma gebruik maken en broeders, die bepaalde gaven hebben, toch inzetten op posten, die juist die bepaalde gaven vragen.

Voorwaarden

Intussen betekent dit alles niet een wijd openzetten van de consistoriedeur voor een ver doorgevoerd ambts-specialisme. Prof. dr. K. Dijk heeft gewaarschuwd: de kerk moet zeer voorzichtig zijn met de aandrang tot specialisatie. De versplintering breekt de schoonheid van het ambtelijk werk en doet de verscheidenheid verarmen tot eentonigheid. Maar intussen erkent hij dat een zekere specialisatie — hij heeft het hier over predikanten — noodzakelijk kan zijn.6 Dezelfde gedachtengang komen we m.b.t. de ouderling tegen in het „Handboek voor de ouderling”.7)

Erkennend dat een ouderling met bijzondere opdracht wenselijk, nuttig en zelfs nodig kan zijn, dienen toch enkele voorwaarden beslist in acht te worden genomen.

1. Men moet niet eerder over gaan tot het aanwijzen van een ouderling, die belast wordt met een bijzondere taak, als duidelijk is dat de wijkouderlingen en de predikant dit bepaalde werk niet voldoende kunnen behartigen.8). De noodzaak moet echt gevoeld worden; anders gaan we een spelletje spelen of helpen we een bepaalde broeder op zijn stokpaardje of geven we aan bepaalde gemeenteleden een aparte positie.

2. Men geve deze bijzondere opdracht bij voorkeur aan een broeder, die óf zelf in het ambt staat óf gestaan heeft. Het gaat er niet om dat hij zijn speciale voorkeur kan uitleven, maar hij heeft zijn bijzondere opdracht te vervullen omdat hij ambtsdrager is in het kader van het geheel. Hij komt niet als specialist in de kerkeraad. Maar als kerkeraadslid wordt hij met een aparte opdracht belast. Alleen als we het zo stellen, voorkomen we dat de betrokken broeders hun opdracht als het belangrijkste zien. De kerkeraad, het ambt is er niet om hen; maar zij zijn er om het ambt in een bepaalde sector zo goed mogelijk te doen functioneren.

3. De ouderling-met-bijzonder-opdracht staat niet naast de kerkeraad, maar hij is volwaardig lid van de kerkeraad. De kerkeraad zelf moet dit zo stellen en de betrokken broeder moet het niet anders willen. Hij bezoekt de kerkeraadsvergaderingen als iedere andere ambtsdrager en mag bepaalde onderdelen van het kerkeraadswerk niet minderwaardig vinden. Tegen de achtergond van het geheel komt het bijzonder tot zijn recht. Wordt het daarvan losgemaakt, dan komt het in de lucht te hangen en zal het spoedig verdwijnen.

4. Zeer belangrijk is dat de ouderling-met-bijzondere-opdracht zeer regelmatig van zijn arbeid rapport uitbrengt. Het moet niet zo zijn dat de kerkeraad het wel gelooft, dat het goed zit. Ook niet zo dat de betrokken broeder wel zo goed wil zijn als het hem belieft, iets mee te delen van zijn arbeid. Hij is verplicht tot rapportage, want hij verricht zijn werk in dienst van de kerkeraad, die recht heeft om te weten wat en hoe hij dit bijzondere werk heeft gedaan. Het is trouwens voor hem zelf ook belangrijk te weten dat hij op zijn speciale post achterhoede heeft in de kerkeraad.

5. Het is m.i. ook zeer aan te bevelen indien enigszins mogelijk een secundus te benoemen voor de bijzondere opdracht. Dit voorkomt het gevaar van éénmans-bediening. De betrokken ambtsdrager kan dan met hem overleg plegen. Valt hij door onvoorziene omstandigheden uit, dan kan de secundus invallen en is het werk niet aan één man gebonden.

Indien aan deze voorwaarden wordt voldaan, is er m.i. geen bezwaar in te brengen tegen de ouderling-specialist.

De kerkeraad in zijn geheel en de betrokken ambtsdrager zelf moeten uitgaan van de gedachte: we hebben een dienende taak. Hoe komt onze arbeid de opbouw van de gemeente ten goede?

Overigens ging het in dit artikel niet om de nadere uitwerking bv. van de taak van de jeugdouderling 9) waarover een artikel apart zou zijn te schrijven.

1) Vg11. De Frontlinie van 1 sept. 1965. Afgevaardigden naar de Gen. Synode kunnen deze gegevens vinden in rapport 809/02. Over de Evangelisatieouderling schreef ik een artikel in dit blad, nr. 18, augustus 1963.

1a) In Rotterdam-C is een ouderling met een bijzondere opdracht voor het werk onder de doven — zie Synodeverslag in De Wekker van 8 oktober j.l.

2) Prof. Dr. Ir. H. van Riessen in „De maatschappij der toekomst” 1) pag. 162/ 163.

3) Door jeugdouderling W. M. van Andel in „Schering en Inslag” 14e jrg. nr. 6 pag. 79

4) idem pag 78/79.

5) Zie rapport deputaten voor liturgische geschriften, dat aan de kerkeraden werd toegezonden o.a. „Exegetisch plaatst Hand. 6 ons voor moeilijkheden. Hand. 6 spreekt in het geheel niet van „armenverzorging”. Vg11. ook in dit blad nr. 39, pag. 407 art. T. Brienen — De diaconale kaarten op tafel.

6) Dr. K. Dijk — De dienst der kerk, pag. 183.

7) Pag. 135 v.v.

8) Naar analogie van prof. van Riessen in Bijlage I (Opmerkingen over de taak van jeugdouderlingen) in „Kerk en Jeugdwerk”, uitgave NGJR nr. 5.

9) Zie bv. het artikel van ds. K. A. Schippers in „Schering en Inslag” 14 jrg. nr. 2. Hij merkt op — pag. 27 — „Terwijl tot voor kort in naam van de eenheid van de gemeente het pleit tegen de jeugdouderling werd gevoerd zou men thans in naam van dezelfde eenheid willen pleiten vóór de jeugdouderling”. VgII. ook de in noot 7 genoemde paragraaf over „Jeugdouderling”, waarin prof. Dijk laat zien dat het woord jeugdouderling tweeërlei betekenis kan hebben.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 1965

Ambtelijk Contact | 12 Pagina's

Ouderling - Specialist

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 1965

Ambtelijk Contact | 12 Pagina's