Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar bij U is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt.

Psalm 130:4

Geliefde lezer, Onze tekstwoorden zijn gekozen uit Psalm 130. Dit is een van de 15 liederen Hammaäloth. Dat was een klein bundeltje psalmen dat gezongen werd door de Joodse pelgrims toen ze optrokken naar Jeruzalem om daar de drie grote feesten te vieren. Deze liederen waren niet alleen geliefd bij de joodse pelgrims, maar zijn ook geliefd bij de geestelijke pelgrims die door het Mesech der ellende optrekken naar het hemelse Jeruzalem dat boven is.

In het begin van onze psalm horen we de pelgrim roepen vanuit de diepten! We kunnen ”roepen” hier ook lezen als ”schreeuwen uit doodsnood”. Hij roept vanuit dezelfde grote benauwdheid als David in Psalm 69 ”Ik ben gezonken in grondeloze modder, waar men niet kan staan; ik ben gekomen in de diepten der wateren, en de vloed overstroomt mij.”

Diepten zijn in Gods Woord een beeld voor allerlei ellende en tegenspoed. Vandaar dat de dichter uit de berijmde Psalm 130 dicht ”uit diepten van ellenden”. Wie kent geen diepten in zijn leven? Diepten van rouw en smart? Diepten van psychisch of lichamelijk leed? Diepten van gezins-of huwelijksproblemen? Of diepten van economische nood in deze crisistijd?

Natuurlijke diepten kunnen ontzettend diep zijn. Zelfs zo diep dat men er door denkt te bezwijken. Zoals Asaf in Psalm 77: ”peinsde ik, zo werd mijn ziel overstelpt”. Overstelpt wil zeggen: geheel omhuld. Er is geen lichtpuntje meer te bekennen. Echter, de natuurlijke diepten, hoe oneindig diep ze ook schijnen, zijn slechts ondiepten vergeleken met de geestelijke diepten waar Gods kinderen vaak in verkeren door eigen schuld. Hoe vaak zitten ze niet in diepten (let u op de meervoudsvorm!) omdat ze het niet eens zijn met de weg die de Heere met hen houdt? Hoe vaak zitten ze niet in de diepten van aanvechtingen en horen ze de hele dag ”Gij hebt geen heil bij God”. Hoe vaak denken ze niet om te komen in de oneindige diepte van hun zondige bestaan, en roepen uit: ”ik kan niet bestaan voor U, maar ik kan ook niet zonder U! Heere help me!” En toch, als u deze diepten niet kent, moet ik met Ambrosius zeggen 'dan woont Jezus niet bij u want er is geen christen zonder kruis!'

Waar komen de diepten vandaan? De oorsprong van alle diepten, natuurlijke en geestelijke, ligt in het paradijs. Toen Adam viel, zijn we met hem in een voor de mens onpeilbare diepte gevallen. Niemand zal de diepte van de val kunnen peilen. Ook Gods kinderen krijgen slechts een stipje van die diepte te zien. Alleen Christus heeft de diepte van de val gepeild. Door Zijn lijden en sterven heeft Hij Zijn kinderen, Die Hij in de eeuwigheid kreeg uit de verkiezende handen van Zijn Vader, opgeraapt van de bodem van deze put. Om in die put af te dalen is Hij Zelfs van Zijn Vader verlaten geweest. God van God verlaten, opdat Zijn kinderen verlost zouden worden uit de kuil waar geen water in is. Wie kan de diepte van die liefde peilen? Als daar iets van gesmaakt wordt, roept de Kerk met Paulus in verwondering uit: O diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennis Gods, hoe ondoorzoekelijk zijn Zijn oordelen, en onnaspeurlijk Zijn wegen!” (Rom. 11:33)

Dus, geliefde lezer, niet de Heere is de oorzaak van de diepten waarin we verkeren. We zijn zelf de oorzaak dat ons leven een diep tranendal is. Van nature gaat de vuist naar boven als we in ”diepten van ellenden” zitten. Of is dat bij u anders? Ook Gods kinderen zijn het uit zichzelf nooit eens met de diepten van tegenspoed. Hoor maar naar Asaf! Hij was nijdig op de dwazen, ziende der goddelozen vrede (Ps. 73:3). Zijn nijd duurde totdat hij het heiligdom (de tabernakel) inging en zag dat er een lam geofferd werd. Toen mocht hij met geestelijke ogen door dat lam zien op het Godslam Dat een-maal komen zou en gans verteerd zou worden voor de zonden van Zijn kinderen. Dat deed hem uitroepen: ik ben een groot beest bij U”. Met andere woorden: iet U, maar ik had verteerd moeten worden op het altaar van de toorn van Uw Vader. Het zijn mijn zonden die U hebben gewond.

Als zo op het Godslam gezien mag worden dan is er verbreking des harten. Dan gaat men als Petrus bitterlijk wenend naar buiten. Dan vindt men in onze psalm een hartentolk ”Uit de diepten roep ik tot U, o HEERE. Heere, hoor naar mijn stem; laat Uw oren opmerkende zijn op de stem mijner smekingen.” Dan wordt men het onwaardig dat de Heere het gebed verhoort, ook al kan men niet nalaten zijn smekingen uit de diepten op te zenden.

Het Godslam Dat eenmaal komen zou

Wat is een mens gelukkig als hij uit genade zo van zijn hoogmoedige bestaan in de diepte van ootmoed geworpen mag worden. En vervolgens vanuit die diepte naar God mag roepen, zijn zonden mag belijden en eerlijk mag erkennen: ”Zo Gij, HEERE, de ongerechtigheden gadeslaat; Heere, wie zal bestaan? ” Hij belijdt dus dat de diepte waarin hij terechtgekomen is een gevolg is van zijn ongerechtigheden! Het is eigen schuld dat hij in de diepte van ellende zit. De diepten zijn het gevolg van zijn ongerechtigheden! Als men het Godonterende van de ongerechtigheden door geestelijke ogen mag zien, roept men uit: ”Zo Gij, HEERE, de ongerechtigheden gadeslaat, Heere, wie zal bestaan? ” Gade slaan wil zeggen 'in gedachtenis houden'. Gadeslaan staat dus tegenover 'vergeven en vergeten'. Als de Heere de ongerechtigheden gadeslaat kan niemand bestaan. De farizeeër niet en de tollenaar niet. Want God is een rechtvaardig God, Die de zonde moet straffen.

De wereldling beseft niet dat men voor God niet kan bestaan in het gericht. De onbekeerde kerkmens beseft dit evenmin. Met zijn kerkgang denkt hij voor God te kunnen bestaan. Maar een door de wet verbrijzelde zondaar voor wie al zijn gerechtigheden een wegwerpelijk kleed geworden zijn,

vindt enkel ongerechtigheden in zichzelf en schreeuwt uit ”Heere, wie zal bestaan? ”

Zo'n zondaar krijgt Gods deugden liever dan zijn eigen zaligheid. Ja, zo'n zondaar is het eens met zijn doodvonnis. Wat een onuitsprekelijk wonder als dan de Heilige Geest het licht doet vallen op onze tekstwoorden ”Maar bij U is vergeving”. Dan wordt de Fontein tegen de zonden en de ongerechtigheden geopend. Dan mag men voor het eerst of opnieuw geloven dat er een Ladder Jakobs is die voert vanuit de diepten van het verderf naar de eeuwige gelukzaligheid. Wat krijgt dan de naam Jezus waarde: verlossen van het grootste kwaad en brengen tot het grootste goed. Groter tegenstelling is niet mogelijk. Enerzijds niet kunnen bestaan voor God en anderzijds toch kunnen bestaan voor God op grond van het werk van die gezegende Middelaar.

Ja, geliefde lezer, voor de grootste der zondaren is ook in 2009 nog vergeving mogelijk. De Psalm zegt ”Bij U is vergeving”. Waarom? Omdat Hij, de Christus, om de ongerechtigheden van Zijn kinderen verbrijzeld is. In Zijn bloed vergeeft Hij niet alleen de schuld van Zijn volk. Maar in Zijn bloed vergeet Hij ook de zonde van Zijn volk. Hij ziet geen zonde meer in Zijn Israël en geen overtredingen meer in Zijn Jakob. De vergeving is er voor Gods kinderen al vanaf de eeuwigheid. De psalmist zegt het zo mooi. 'Maar neen daar is vergeving, altijd bij U geweest'. O onbegrijpelijke zondaarsliefde! En wat is het gevolg?

”Opdat Gij gevreesd wordt”. Het woord ”opdat” drukt het doel uit van de vergeving. De Heere ontvangt de eer van Zijn eigen werk. Er staat niet omdat Gij gevreesd wordt. Als dat waar zou zijn, dan zou de mens de eerste zijn geweest en zou Gods genade afhankelijk zijn van de vreze Gods die in de ziel van de mens gevonden zou worden.

In onze tekst staat het zo anders. Alle eigen roem is uitgesloten en het is alles onverdiende zaligheid. De vergeving van zonden is nooit iets wat de mens zichzelf heeft waardig gemaakt. Niet door zijn tranen, niet door zijn gebeden, niet door zijn geloof, niet door zijn liefde, niet door zijn hoop. Ook niet door zijn kinderlijke vreze. De vergeving van de zonde is vrucht van Gods vrije soevereine genade. En de vrucht van die vrucht is dat de zondaar lust krijgt om de Heere te vrezen en te wandelen in Zijn wegen.

Kent u iets van dat roepen uit de diepte? Kent u iets van de oprechte belijdenis van uw zonde en schuld? Als dat niet zo is, bedenk dat er nog een andere diepte dan de diepten der ellenden is. De diepte van de rampzaligheid waaruit alle roepen in der eeuwigheid niet meer mogelijk zal zijn. Mocht de Geest u doen roepen in dit leven. Dan zal op Gods tijd ook volgen met Datheen: Maar Gij wilt, Heer', vergeven; De zonden minst en meest; Dies zijt Gij in dit leven; Zeer bemind en gevreesd.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 oktober 2009

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 oktober 2009

De Wachter Sions | 8 Pagina's