Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dorp op volle zee

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dorp op volle zee

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een varend dorp of een dobberend doolhof? De USS George Washington kraakt iedere verbeelding. Een vliegveld op volle zee. Om de bijna 6000 opvarenden te herbergen telt het schip 2500 compartimenten. Per dag serveert men 18.000 maaltijden. Het Amerikaanse bakbeest kan met gemak de wereld rond varen zonder bij te fioeven tanken. Welkom op een van de grootste marineschepen ter wereld.

Waarom we achterstevoren in het witte C-2 Greyhound-transportvliegtuig zitten is niet duidelijk. Een uur geleden, bij vertrek vanaf de marinebasis Norfolk aan de oostkust van de Verenigde Staten, lachte de Amerikaanse gastvrouw toen ze hoorde dat we nog nooit „een hit" hadden meegemaakt. „Het is iets wat u nooit meer vergeet." Een kwartier voor de landing op de George Washington deelt een van de vier bemanningsleden helmen uit, compleet met stofbril en een soort koptelefoon. We zitten van alle kanten ingesnoerd in de gordels.

Zwemvest om voor het geval we voortijdig een dip in de Atlantische Oceaan maken. Naar buiten kijken kan niet, in het vliegtuig zitten aan de zijkant geen raampjes. Dat zei de gastvrouw op de wal ook nog: ,Als het vliegtuig de kabel mist, moet-ie meteen door". p Door? Naar de haaien? Hevig schommelend daalt de Greyhound. De helm knelt, het is tropisch warm, mijn maaginhoud wil naar buiten. De propellors draaien zo te horen op volle toeren. Zijn we er al? Een Amerikaans bemanningslid geeft een ijselijke gil. Een harde klap. Alles trilt. Mijn volle gewicht duwt me haast door de vliegtuigstoel. De druk duurt drie, vier seconden, dan staat de kist pardoes stil. Mijn maag twijfelt. Geslaagde landing op een vliegdekschip. Kun je iemand die niet benauwd is ook aan vliegangst helpen?

Bevolking
Om meteen maar een illusie kwijt te raken: de complete Nederlandse marine in varende dienst past op dit vliegdekschip. En de Amerikanen hebben twaalf van deze schepen! De USS George Washington telt bijna 6000 opvarenden: de helft om het schip varend te houden, de andere helft om de tachtig vliegtuigen actiefin te kunnen zetten. Alle bewoners van laten we zeggen het Utrechtse dorp Maarn op een schip. Indrukwekkend. Al is de verhouding in seksen wat scheef Op de 6000 opvarenden zijn maar 40 vrouwen...

De bevolking slaapt, werkt, eet en koopt op volle zee. In drie ploegen wordt de volle 24 uur van een etmaal benut. De George Washington slaapt nooit. Conditie opbouwen gaat vanzelf Wie van voren naar achteren door het schip loopt, is zeker een half uur onderweg. De twintig dekken zijn onderling per smalle trapjes bereikbaar. Een sterk verhaal wil dat een broer en zus een half jaar op de George W. zaten zonder dat ze elkaar ooit zijn tegengekomen... Om enigszins wegwijs te raken in het labyrint van gangen en kamertjes heeft ieder compartiment een geel identificatienummer. Wij snurken in 3-235-2-FR, een open slaapzaal met twee keer drie stapelbedden links en evenveel rechts.

Het eerste cijfer duidt op het aantal dekken onder het hangardek. Het schip telt vanaf de boegpunt tot de achtersteven 260 nummers. Dat geeft het tweede getal aan. We slapen dus bijna achterin. Dat blijkt ook 's nachts, als de motoren de botten doen bibberen. Oordopjes verkleinen de wereld. Veel meer dan roerloos liggen is er in het bovenste bed niet bij. Een halve meter boven mijn hoofd lopen witte en grijze buizen. De enige privacy is een blauw gordijntje voor het bed.

Nat
Een groot nucleair vliegdekschip wekt genoeg stroom op voor een stad met twee miljoen inwoners. Er is de capaciteit om maar liefst twee miljoen liter water uit de zilte oceaan te destilleren. Dat mag ook wel, want echte zeelui scheren zich nat, zo blijkt 's ochtends vroeg in de centrale waszaal. Het ontbijt in de longroom (blauwe stoelen met in het geel het silhouet van de eerste president van de Verenigde Staten) bestaat uit kleine pannenkoeken met stroop, roerei, bacon en wat geroosterd brood. Slappe koffie erbij. Op de brug wacht een verrassing: het stormt buiten. Windkracht 8 en een striemende regen. Binnen op de GW merk je daar niets van. Door de ruiten van de brug zien we links, rechts en voor de witte schuimkoppen op de oceaan. Een kustlijn is nergens te vinden, Amerika ligt 150 zeemijlen weg. Het varende vliegveld is deze ochtend al in vol bedrijf; voor stijgen ze op, achter komen ze binnen. Tim Hageman (23) zal het worst zijn. In het hart van het schip bakt hij samen met zijn collega-bakkers brood. „ledere dag bakken we er 900", zegt Tim, terwijl hij in een enorme bak met deeg roert. Achter hem een batterij ovens. Het ruikt er lekker. „We maken ook desserts in vijf verschillende smaken, zoals chocolade en aardbeien."

Aardappels
Naast de bakkerij bevindt zich een van de vijf keukens aan boord. Het klaarmaken van maaltijden gaat 24 uur per dag door. De grootste keuken kan
met gemak 3000 eters tegelijkertijd aan. Een grootkeuken van een ziekenhuis is er niets bij. Ware Carlandus (28), "mess-manager 3th class", staat (wit mutsje op, gevlekte schort om) voor twee enorme pannen. Hij kookt 100 kilo aardappels en ruim 200 kilo groente. Een collega bereidt 250 kilo gebakken aardappelen. „Dat is niet te veel voor vanavond", glimlacht Carlandus. Volgens hem ligt er in de voorraadschuren van de George Washington 10.000 kilo piepers. In een van de vijf restaurants kan al naar gelang de rang de maaltijd worden genuttigd. Volgens een buffetsysteem kan iedereen zijn eigen maaltje samenstellen. De "salad" (met flink wat saus) is standaard. Net als cola. Een blauw-grijze beker voor de helft volstorten met ijs en daarna minstens een halve liter cola eroverheen. Voor vliegers en dekpersoneel met weinig tijd is er de "speed- -kitchen" met hamburgers, hot- -dogs en pizza's. „Voor de mannen die even touch en go willen", zegt Alphonso Waldell, lid van het "voedsel service team". Per dag verlaten 4000 hamburgers de snelkeuken. „Zonder bevoorrading hebben we genoeg voorraad voor 45 dagen", vertelt Waldell. Het spul ligt opgeslagen in zeven pakhuizen.

Cellen
Je kunt het zo gek niet bedenken, of het is aan boord van de GW. Een postkantoor, een radio- studio, een basketbalveld, een gevangenis (twee van de twintig cellen zijn bezet) en een kerk. Bijeenkomsten voor alle gezindten, de hele week door. Het bezoek is goed, maar kan beter, vertelt "command chaplain" James P. Nichols. „De mensen werken hard en als ze dan de keus hebben tussen slapen of naar de kerk gaan, kiezen ze voor slapen." Nichols en zijn vier collega's aan boord fungeren als praatpaal. Niet alleen bij de verplichte meldingen die ze moeten doen van ziekte en dood. „We hebben zo'n zestig gesprekken per dag. De bemanning is jong en dat brengt problemen met zich mee." Iedereen kan vrijuit praten. „Wij zijn zo'n beetje de enige personen in het leger die een geheimhoudingsplicht hebben", aldus Nichols. Overigens klinkt iedere avond om stipt tien uur het avondgebed over de boordomroep. De George Washington staat volledig droog, er is geen druppel alcohol te krijgen. Roken mag nergens op het schip, behalve op één plekje aan stuurboordzijde. Daar is het doorlopend druk met heren van alle rangen en standen die moeten inhaleren. Om een ongezond leven te compenseren staan overal op het schip hometrainers en fitness-apparaten. Op de meest vreemde tijden kun je matrozen, onderofficieren en officieren zich in het zweet zien werken. Joggen door de gangen van het schip is lastig vanwege de vele opstapjes. Over het dek rennen is natuurlijk helemaal uit den boze.

Per maand trekt de tandarts van de George Washington gemiddeld vijftig tanden, vult hij 75 kiezen en brengt hij tien kronen aan. Aan boord is een compleet ziekenhuis, inclusief operatiekamer en intensive care. Met zes dokters en 35 verpleegkundigen is het varende dorp in goede handen. In het ziekenhuis wordt net iemand met een forse snijwond net boven zijn oog binnengebracht. De jongen is tegen een vleugel van een vliegtuig aangelopen. Het lijkt erger dan het is. „Over bloed hoeven we ons geen zorgen te maken", zegt korporaal Steve Revier. „We hebben een lopende bloedbank van 350 man. Het Rode Kruis moet altijd smeken om donoren, wij plukken ze gewoon van het dek." Het ziekenhuis telt 64 bedden, waarvan drie intensive care. Revier: „We zijn beter uitgerust dan een doorsnee kliniek aan de wal." Per jaar passeren 10.000 keer 'patiënten' de ziekenboeg, ook voor simpele zaken als een injectie. Een noodteam moet binnen twee minuten waar dan ook op het schip zijn. Geen geringe opgave. Trots is de baas van het ziekenhuis op een talencomputer. „Stel je voor dat veel mensen uit een Afrikaans land in een crisissituatie hun toevlucht zoeken op de Amerikaanse ambassade. Wij halen die mensen aan boord, maar kunnen ze niet verstaan. De computer wel. Hij spreekt 110 talen." Het varende ziekenhuis kan via Internet deskundigen aan de wal raadplegen. Bij gecompliceerde medische ingrepen kan een videoverbinding met de vaste wal worden gelegd. Als men er aan boord niet meer uitkomt, rest maar één ding: in een vliegtuig en naar de kust. Voor Steve Revier zit het er over twee jaar op, dan loopt zijn contract met de marine af Hij denkt er niet over om het te verlengen. ,A-an de wal kan ik zo drie banen krijgen. Bovendien zie ik mijn vrouw dan wat meer. En de bedden zijn er beter." Het dek van de USS George Washington heeft veel weg van een krioelende mierenhoop. Tientallen mannetjes in gele, witte, bruine, rode, paarse en groene jacks en dito helmen doen hun werk bijna zonder te praten. Kan ook niet op dit asfalt vol stinkend rubber, slijpend metaal en kerosinelucht. Met de meest bizarre bewegingen wordt een vliegtuig naar de juiste plaats gedirigeerd. Bij vertrek van een kist voeren twee gele mannetjes een ballet op. Alsof ze de F-14 Tomcat zelf weg moeten blazen.

Het vliegtuigpersoneel heeft bijna 80 kisten onder zijn hoede. Er zijn bommenwerpers die dag en nacht vijandelijke doelen kunnen bombarderen (F-14 Tomcat en F-18 Hornet), jachtvliegtuigen en duikbootjagers om het vliegdekschip te verdedigen (A-6 Intruder), tankvliegtuigen om andere vliegtuigen in de lucht bij te tanken (S-3 Viking) en oorlogsvliegtuigen volgestouwd met elektronica om de radar van de vijand te storen en aanvallers op te sporen (EA-6 Prowler en E-2 Hawkeye). Verder nog wat helikopters. Na de vlucht worden de vleugels van de vliegtuigen ingeklapt, de heli's opgevouwen en met een van de vier liften van het vliegdek -„the roof', zoals dat aan boord van de Washington heet- naar de immense hangars en werkplaatsen gebracht.

Zoekactie
Het (bijna letterlijk) wegschieten en weer opvangen van de vliegtuigen is werkelijk een spectaculair gezicht. De ongekende discipline op het vliegdek komt meteen al openbaar bij het begin van iedere serie vluchten. De ploeg gekleurde mannetjes verzamelt zich op de voorkant van het vliegdek. Op linie naar achteren lopend kijken ze het dek na op glas, schroefjes, bouten en moeren. Nietig afval kan voor de straalmotoren funest zijn. Als de zoekactie klaar is, loopt iedereen naar zijn post op „het gevaarlijkste voetbalveld ter wereld". De kleur van het vestje geeft de taak van de jonge kerels aan. Geel dirigeert vliegtuigen naar hun plek, bruin parkeert de toestellen en sjort ze vast, de groene mannen zijn sleutelaars, wapens zijn rood, aftanken van de toestellen is paars, terwijl de lui met een wit hesje verantwoordelijk zijn voor de vliegveiligheid.

Wie overigens denkt dat de toestellen lukraak op het dek staan, zit goed mis. In de toren bij Flight Deck Control is het vliegdek op schaal nagebouwd en wordt met miniatuur-vliegtuigjes net zo lang geschoven tot elke vierkante meter is benut.

---
Lanceerkracht
Een F-14 Tomcat rijdt langzaam naar een van de vier startbanen. De lanceerstang, die aan het neuswiel vastzit, wordt aan het katapultblok gekoppeld. Een van de mannetjes praat net zo lang met de piloot tot ze het samen eens zijn over het juiste startgewlcht. Dat is van belang voor de lanceerkracht. Vlak onder het dek wordt de katapult met samengeperste stoom gespannen. Per schot verbruikt de katapult 1200 liter water Het ding zou een volledig beladen vrachtwagen twee kilometer weg kunnen slingeren! De "jet blast defector" komt omhoog uit het dek. De schuin opstaande schutting moet ervoor zorgen dat straks niet alles zwartgeblakerd achterblijft. De F-14-plloot laat de flappen aan zijn vleugels wapperen. De motoren gaan op vol. De naverbranders spuwen vuur. De jager wordt bij zijn neuswiel gegrepen en met een oorverdovend geraas van het dek af geslingerd. Een wit stoomspoor markeert de honderd meter dek waar de Tomcat zojuist met een snelheid van 250 kilometer per uur vertrok. Zo gaan ze allemaal. Ook de C-2 Greyhound die ons terugbrengt naar de vaste wal. De lancering is ooit beschreven als een perswee in een vliegtuigstoel, maar dan met alle druk aan de buitenkant. Geen gekke omschrijving. Het lijkt alsof je ogen uit de kassen rollen, je ribben eruit willen, je kaak blijft klikken. Na vier seconden slaat je hoofd terug in de stoel en weet je niet wat erger is: starten of landen.
--
Vonkenregen
Terwijl de lanceringen in volle gang zijn, komen de eerste toestellen alweer terug via het achterdek. Landen op een schip dat zo'n 50 kilometer per uur vaart en maar een landingsbaan heeft van een kleine 300 meter vergt de nodige gebruiksaanwijzingen. Over het dek zijn vier zogenaamde,"arresting wires" gespannen: kabels die ervoor zorgen dat de Tomcats en Intruders niet onverhoopt in de golven duiken. De piloten moeten hun kist zo manoeuvreren, dat de haak die onder de achterkant van het vliegtuig zit een van de vier kabels 'pakt'. Het vliegtuig komt dan na een korte rek stil te staan. Hoewel het landen tot op het laatste moment wordt begeleid, bijvoorbeeld door lampen aan dek die een goede of verkeerde aanvlieghoogte aangeven, blijft het voor alle piloten een kunststukje. Perfect is de tweede kabel.
Mist een vlieger de kabel, dan moet hij met zijn kist op volle snelheid door. Dat gebeurt regelmatig. De haak laat een vonkenregen achter op het dek. De vliegtuigen hebben genoeg brandstof voor drie landingspogingen. Gaat het de derde keer weer mis, dan moet het toestel in de lucht worden bijgetankt. Daarvoor is constant een S-3 Viking in de lucht. Als dat toestel binnenkomt, is de missie over. „Landen bij zware zee is heavy, om over 's nachts landen maar niet te praten", zegt piloot Wayne Oetinger. „Je hebt geen horizon en ziet alleen maar wat flauwe lampjes aan dek." Om te ervaren wat dat is, geeft Oetinger de volgende vergelijking. „Leg een postzegel 's avonds in het midden van de woonkamer. Doe alle lichten in huis uit en probeer dan zo om te vallen dat je met je neus op de postzegel komt."

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 15 oktober 1997

Terdege | 100 Pagina's

Dorp op volle zee

Bekijk de hele uitgave van woensdag 15 oktober 1997

Terdege | 100 Pagina's