Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Prof. Palache

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Prof. Palache

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij herinseren ons welk een storm van verontwaardiging opstak, toen bekend werd, dat de Jood Dr. Palache benoemd was tot Hoogleeraar in de exegese van het Oude Testament aan de universiteit te Amsterdam. Voor eenige weken heeft deze professor zijn ambt aanvaard met het uitspreken eener rede over „het karakter van het Oud-Testamentisch verhaal.” In deze rede heeft prof. Palache duidelijk laten uitkomen, dat hij de Heilige Schrift niet kent als openbaring Gods, maar, zoo betoogde hij, de bijbel moet gelezen worden en verstaan evenals andere boeken van hoogen ouderdom. Volgens dezen professor hebben wij in de Schrift niet veel anders dan een stuk letterkunde — waarin sage en historie elkander afwisselen. Bij dat onderzoek nu zal de man van wetenschap hebben uit te maken, wat historie, wat sage, wat omkleeding is. Hierbij heeft dan de vraag naar het ontstaan der boeken wel beteekenis, maar Dr. Palache wil met nog meer nadruk wijzen op de bestaans-geschiedenis en dan vragen naar de ziel in het verbaal.
Nu heeft Dr. Palache hier niet veel nieuws verteld. Wie eenigszins op de hoogte is, hoe de critiscbe school over het Oude Testament oordeelt, vindt deze oratie van Dr. Palache heel middelmatig. Het zou dan ook geen reden hebben om hieraan nog bijzondere aandacht te wjjden, als deze rede mij niet herinnerd had aan het woord van Paulus 2 Cor. 3: „Want tot op den dag van heden blijft hetzelfde deksel in het lezen des Ouden Testaments.” Is het niet droef, dat deze Jood, die leiding moet geven aan anderen, opdat zij de ziel des Ouden Testaments zouden verstaan, bewijst deze ziel niet te kunnen vinden. Immers, wie het Oude Testament als een stuk letterkunde aanvaardt, doet dit in strijd met de ziel van deze geschriften zelf. Het Oude Testament toch dient zich niet aan als letterkunde, noch bloot als historie, maar als geschiedenis van den komenden Christus, Het is deze gang der openbaring, die in het Oude Testament ons steeds moet treffen.
Niemand minder dan Jezus zelf heeft ons geleerd in zijn gesprek met de Emmansgangers, dat de Christus was de ziel van heel het Oude Testament. Van daar is het, dat men uit de boeken des Ouden Testaments geen geschiedenis in den gewonen zin des woords kan saamstellen. Wat weten wij bijv. heel weinig van menigen Koning, zoowel uit Efraim als uit Juda. Wat tal van feiten worden in de Heilige Schrift niet verhaald, omdat zij voor den gang der Openbaring geen beteekenis hebben gehad! Wat al leemten vinden wij dan in den gang der historishe boeken, waarbij de critische school aan gissingen begint te doen, omdat zij het bijzonder karakter der Oud-Testamentische Schriften over het hoofd ziet. Maar wanneer wij de ziel des Ouden Testaments mogen beluisteren, dan hooren wij, dat historie, profetie en poëzie één groot en schoon accoord is, dat luide getuigt van Israëls verwachting, van vorst Messias. Hierom is het, dat Abraham is verblijd geweest, toen hij den dag van Chrisius mocht groeten; dat Mozes de smaadheid van Christus koos verre boven de schatten van Egypte; dat Daniël midden in de historie van zijn verdrukte volk dat koninkrijk van den Christus aanschouwt; dat i. e. w, heel het volk der Joden een historie heeft om den Christus Gods. Wat hadden wij gaarne gehoord, dat Dr. Palache, die een zoon van Abraham heet, ook eens Abrahams geloof op den katheder had laten schijnen! Wat zou deze Jood met zijn rijke kennis nog een kracht kunnen zijn in het Koninkrijk Gods, als hij deze parel ook in de rollen des Ouden Testaments zag blinken! Maar tot op den huidigen dag toe, wanneer Mozes gelezen wordt ligt een deksel op hun hart, doch zoo wanneer het tot den Heere zal bekeerd zijn, zoo wordt het deksel weggenomen 2 Cor. 3 : 15—16.
Apeldoorn
J.J. van der Schuit

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 februari 1925

De Wekker | 4 Pagina's

Prof. Palache

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 februari 1925

De Wekker | 4 Pagina's