Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Dordtse leerregels. Hoofdstuk I. Art. III

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Dordtse leerregels. Hoofdstuk I. Art. III

DE GENOEGZAAMHEID VAN DE OFFERANDE VAN CHRISTUS

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Deze dood des Zoons Gods is de enige en volmaakte offerande en genoegdoening voor de zonden; van oneindige kracht en waardigheid, overvloediglijk genoegzaam tot voldoening van de zonden der ganse wereld.

a. Christus' dood is de enige en volmaakte offerande.

Door het plaatsbekledend en borgtochtelijk lijden en sterven van Christus is de schuld en zonden weggedragen van hen, die Hem van de Vader gegeven zijn. Dit werd in de dienst der schaduwen in het Oude Testament afgebeeld door de offeranden, die in de tempel gebracht werden. Wanneer een offeraar met zijn offerdier tot de priester ging om het te offeren, legde hij zijn handen op het hoofd van het offerdier. Hiermede werd aangeduid, dat het dier in de plaats der offeraar trad, zodat het offerdier in de plaats van hem gedood werd. Zo heeft Christus inplaats van Zijn volk Zich oyergegeven tot een offerande en een slachtoffer. Code tot een welriekende reuk (Éfeze 5:2). Christus is gestorven in de plaats van doemwaardige zondaren, die uit Hem het leven ontvangen.

„Want met één offerande heeft Hij in eeuwigheid volmaakt degenen, die geheiligd worden", zo zegt de apostel Paulus in Hebr. 10 : 14. Het bloed van stieren en bokken kon de verzoening niet aanbrengen. Zij zagen op het ene ware offer, aangebracht door het Lam Gods. Op dat Lam Gods wees Johannes de Doper, predikende en dopende te Beth-abara over de Jordaan: Zie, het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt (Joh. 1 : 29).

Brandofferen, noch offer voor de schuld,
Voldeden aan Uw eis noch eer;
Toen zeid' ik: Zie, ik kom, o Heer';
De rol des boeks is met mijn naam vervuld.

Christus is de enige offerande. Hij heeft de dood overwonnen en heeft een eeuwige gerechtigheid aangebracht. Als de laatste Adam zou door Hem genade heersen door rechtvaardigheid tot het eeuwige leven en zou de genade Gods en de gave door genade, overvloedig zijn over velen. Verzoening, namelijk de herstelde gemeenschap tussen God en de uitverkoren zondaar, is aangebracht door voldoening, namelijk door aan de eis van de Goddelijke gerechtigheid te voldoen. De voldoening was het werk en de verzoening de vrucht.

Enig en volmaakt is deze offerande van Christus' bloed. Niets kan en niets mag er worden aangevuld. Zelf heeft Christus gezegd: „Het is volbracht". Alles wat Zijn volk nodig heeft tot de zaligheid is door Christus aangebracht. In de Paasmorgen heeft de Vader getoond, door de opwekking van Zijn Zoon, dat de schuld betaald en de rekening voldaan was. Van de Vader, van Wie Hij het gebod ontvangen heeft Zijn leven af te leggen, kreeg Christus weder het leven te nemen, toen de geschonden gerechtigheid Gods voldaan was. Als Koning heeft Christus over al de vijanden van Gods kerk getriomfeerd, en door Zijn opstanding doet Hij ook Zijn volk verrijzen uit het graf der zonden, is hun dood een doorgang geworden tot het eeuwige leven. Christus is geen halve Zaligmaker, zoals de roomsen leren. Christus' werk behoeft en het kan ook niet, door enig menselijk werk te worden aangevuld. In lichaam en ziel beide heeft de Heere Jezus geleden en alzo beide naar lichaam en ziel, is Zijn volk van het rechtvaardig oordeel Gods voor eeuwig bevrijd. Christus' offerde ook niet voor Zichzelf, zoals eenmaal Socinus leerde, maar- voor Zijn uitverkoren volk. Christus' sterven was een gewillig afleggen van Zijn leven. Hij had macht Zijn leven af te leggen en ook macht Zijn leven -weder op te nemen. Voor Zijn sterfelijkheid behoefde Hij .niet het offer te brengen, evenmin voor erf- en dadelijke zonde, die Hij niet had. De vrucht van- Christus' borgtochtelijk leven en sterven is

b. Van oneindige kracht en waardigheid.

De remonstranten brachten de leer van algemene verzoening, namelijk dat Christus voor allen gestorven is, dat Christus alleen de mogelijkheid tot de verlossing heeft aangebracht en het nu verder van de mens afhangt, of hij de mogelijkheid tot werkelijkheid wil maken. De remonstrant leerde, dat God de reddingslijn ontwerpt naar de drenkeling, en deze zelf maar zien moet hoe hij langs die zijn gered wordt. De gereformeerde vaderen leerden op Schriftuurlijke gronden, dat de drenkelingen bewusteloos zijn geworden, zij geen kracht hebben om het reddingstouw aan te grijpen en dan eeuwig zouden omkomen. Maar dat Christus geen mogelijkheid, maar de werkelijkheid der verlossing heeft aangebracht, door Zijn volk uit de dood door Zijn Geest te roepen tot het leven en tot geloof. Het eeuwige leven van Gods volk ligt nimmer in hun onvolmaakte gehoorzaamheid, doch alleen in de volmaakt lijdelijke en dadelijke gehoorzaamheid van Christus, die Hij als Priester in Zijn ganse leven op aarde in hun plaats heeft volbracht.

Christus is alleen voor de Zijnen gestorven. Ook wijst de belijdenis echter op „de oneindige kracht en waardigheid, overvloedig genoegzaam tot verzoening van de zonden der ganse wereld". Deze gedachte is ook neergelegd in de Catechismus in de I5e Zondag. Op. de vraag: „Wat verstaat gij door het woordeke: Geleden? " wordt geantwoord: „Dat Christus aan lichaam en ziel, de ganse tijd Zijns levens op de aarde, maar inzonderheid aan het einde Zijns levens, de toom Gods tegen de zonde des gansen menselijken geslachts gedragen heeft, opdat Hij met Zijn lijden, als met het enige zoenoffer, ons lichaam en onze ziel van de eeuwige verdoemenis verlost, en ons Gods genade, gerechtigheid en het eeuwige leven verwierve".

Wat de bestemming betreft, is het bloed van Christus alleen bedoeld voor Zijn gunstgenoten. De voldoening, hoe volkomen en algenoegzaam ook, is niet zonder bepaalde bedoeling geschied. Voor wie het offer gebracht is, die worden ook werkelijk verzoend en gezaligd, anders zou de onwil, de vijandschap, de machteloosheid van de gevallen zondaar de oorzaak kunnen zijn, dat het offer van Christus zonder enige vrucht ter verzoening gebracht is geworden. Het ligt ook opgesloten in het volle Middelaarswerk van Christus, dat niet alleen verdienend en verwervend, maar ook toepassend is. Deze verwerving en toepassing kunnen niet gescheiden worden. De genade is particulier.

Maar wat de oneindige kracht en waardigheid, wat de toereikendheid betreft, zo beleden onze gereformeerde vaderen ook, in heel de wereld kan geen mens zo diep gezonken zijn, of het offer van Christus zou overvloedig genoegzaam zijn tot zijn verlossing en verzoening. En al waren er reeds duizenden gered door Christus' offer, nooit behoeft iemand de vrees te bevangen of er voor hem genade over zou zijn tot zijn redding.

Christus heeft tegen de zonde van het ganse menselijke geslacht de toom Gods gedragen, omdat deze toom Gods tegen de zonde een organisch geheel is, omdat deze toom niet verdeeld kan worden in stukken. Om één zondaar te verlossen, moest Christus de gehele toom Gods dragen. De toom" Gods is ondeelbaar, is niet te splitsen in een deel, dat rust op de uitverkorenen en een deel, dat rust op de goddelozen. Gods toom is Zijn heilige, niet te splitsen afkeer van en gramschap tegen de zonde. Deze volle toom Gods is door Christus gedragen. Die heilige, eeuwige toom Gods in geheel zijn omvang is door de Middelaar getorst en gedragen. Maar daarom is er zulk een volheid van gerechtigheid in Christus, dat zij nimmer is te ledigen. Al kwamen tot deze Fontein al Adams nakomelingen, met al hun gruwelijke zonden, zij zou ook maar niet met één druppel verminderd worden.

Op grond van de Schrift, hebben de gereformeerde vaderen dit beleden, ze hebben het zo mogen en durven zeggen, ook tegenover de gruwelijke dwalingen der remonstranten. En deze Schriftuurlijke waarheid geeft zulk een grote vrijmoedigheid om Christus en Die gekruist, te prediken; te prediken tot elk, wie hij ook moge zijn, hoe zondig en schuldig, hoe ook een alles verzondigd zondaar hij moge zijn. Het opent de rijkdom der genade voor doemschuldigen en gans verlorenen, opdat door Goddelijke toepassing er eenmaal een volk zal zijn, dat, al waren alle zandkorrels tongen, hun stemmen ongenoegzaam zullen zijn, om naar waarde de lof te brengen van Hem, Die een Fontein is, geopend voor het huis Davids en voor de inwoners van Jeruzalem, voor de vrijgekochten des Heeren, op wie de Heere niet meer toornen noch schelden zal.

's-Gravenhage

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 november 1956

De Saambinder | 4 Pagina's

De Dordtse leerregels. Hoofdstuk I. Art. III

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 november 1956

De Saambinder | 4 Pagina's