Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Catechiseren: hoe doe je dat?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Catechiseren: hoe doe je dat?

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding
De catechesecommissie van de HGJB organiseerde in juni jl. twee cursusavonden voor hen, die bij de catechese betrokken zijn. In groepsverband konden de deelnemers zich oefenen in de praktijk van de lesvoorbereiding. De bijeenkomsten werden geopend met een korte bijbelstudie over Hand. 17. Daarna volgde een inleiding, waarin een aantal aandachtspunten werd gesignaleerd en toegelicht. De essentie van deze inleiding treft u in twee korte artikelen aan. Mogelijk is de bezinning op de catechese in kerkeraads- of teamverband erbij gebaat.

Begripsomschrijving en doelbepaling
Onder catechese verstaan we het onderricht van de christelijke gemeente aan haar leden (met name de jongeren) om hen te helpen leren leven uit Gods beloften en naar Zijn geboden en hen te vormen en toe te rusten tot een (ver)antwoordelijk leven in de wereld als belijdende leden van Christus' kerk.
Eerder al lichtten we deze definitie nader toe. Niet alleen in artikelen in dit blad, maar ook in de brochure 'In de leer…'. Vandaar dat we nu volstaan met enkele bezinnende en verklarende opmerkingen.
– Het kader waarin deze begripsbepaling moet worden geplaatst, is dat van het verbond. Gods genadeverbond, waarvan de Heilige Doop het teken en zegel is.
Met name dr. W. Verboom heeft voor dit kader hernieuwde aandacht gevraagd. Allereerst vanuit bijbels/theologische bezinning. Vervolgens ook als, zeg maar, reformatorische plaatsbepaling.
De jongeren op wie we ons in de catechese richten, behoren tot de gemeente, die naar Christus' naam is genoemd. Ze dragen Zijn merk- en veldteken (Ned. geloofsbelijdenis, art. 34). Dat geeft het leren, dat we beogen een heel eigen kleur. Niet voor niets verscheen er van de hand van dr. Verboom een boekje met als titel 'Leren kennen' (ondertitel: een visie op catechese vanuit het verbond).
Wij bedoelen onze jongeren niet maar 'goddelijke waarheden' bij te brengen, maar we beogen, dat zij in Gods waarheid zullen wandelen. Dat ze hun doop zullen verstaan en beleven. Dat ze een levende relatie onderhouden met de God van het verbond, de God van Abraham, Izak en Jakob, de God en Vader van onze Heere Jezus Christus. Dat ze leren leven in geloof en bekering, vertrouwen en overgave, gehoorzaamheid en dienst, in dankbare toewending en toewijding vanuit de bede: 'Leer mij o God van zaligheden, mijn leven in Uw dienst besteden'.
– We spreken dus van 'leren' in specifieke zin. Ook de woorden 'vormen' en 'toerusten', die in de begripsomschrijving worden gebezigd, willen in die zin begrepen zijn. De handleiding bij de methode 'Leer ons geloven' (uitgave HGJB) gaat er nader op in. Leren als existentieel gebeuren:
Cognitief leren, verstandelijke kennis verwerven. Jazeker. Dat ook. Overheerste voorheen met name dit aspect van leren, thans moeten we elkaar zeggen: laten we dit aspect niet te zeer verwaarlozen. In zijn boek 'Je loopt er tegen aan' wijst ds. Ype Schaaf op het leren in het jodendom; het uit het hoofd leren ook. Hij schrijft dan: 'Christus in je leven volgen, heeft ook te maken met gewoon weten wat de inhoud van Gods geboden is en weten wat er in het leven van Jezus van Nazareth gebeurd is tussen Zijn geboorte in Bethlehem en Zijn hemelvaart'.
'Gewoon weten' dus. Hoe on-gewoon dat weten ook wordt gevonden!
Maar niet alleen cognitief ook sociaal-emotioneel leren. Leren met het hoofd en met het hart. In Deut. 6 (u weet wel: over het inscherpen, het inprenten van Gods woorden als een eerste taak voor de ouders) gaat het hart voorop. We lezen: 'Deze woorden zullen in uw hart zijn. En gij zult ze uw kinderen inscherpen en ervan spreken…'. Het hart is a.h.w. het zenuwcentrum van het bestaan. Van daaruit zijn de uitgangen van het leven: voelen, denken, willen, kiezen enz. zoals het zich vertaalt in concrete uitingen en handelingen.
Vandaar 'leren' in nog een derde zin. Namelijk praktisch-functioneel. Leren in de zin van toepassen in het leven van alledag, het omgaan met mensen in tal van wisselende situaties, de zorg voor het geschapene en noem maar op.
– Aan dit 'leren' zitten heel persoonlijke aspecten. Maar ook en tegelijk heeft het alles van doen met de plaats, die in de gemeente en in de samenleving wordt ingenomen. In de doelbepaling komt dat dan ook tot uitdrukking. Behalve van leren is er sprake van vormen en toerusten met het oog op gemeente en wereld. De omgang met de HEERE wil heel concreet aan de dag treden. In de gemeente, het lichaam van Christus, waarvan het ene lid niet tegen het andere kan zeggen: 'ik heb je niet nodig'. En in de wereld, de samenleving zoals deze zich in tal van levensterreinen manifesteert. Trefwoorden zijn dan: opbouw, dienstbetoon, getuigenis, verkondiging enz.
– In dit verband onderstreep ik heel nadrukkelijk het woord 'helpen', zoals dat in bovengenoemde begripsbepaling welbewust werd gebezigd. Niet wij hebben het 'leren' in de specifieke zin, waarin we het hier bedoelen, in onze vingers. God de Heilige Geest leert 'kennen'. Van Hem weten we ons diep afhankelijk. Vandaar de wezenlijke plaats en betekenis van het gebed, persoonlijk en in teamverband, bij de voorbereiding van de catechese. Het gebed ook bij het begin van het lesuur. Laten we het niet als iets formeels beschouwen. Laten we die indruk ook bij de catechisanten niet doen ontstaan, bijv. door bepaalde stereotypen. Laat ons gebed steeds een belijdenis van afhankelijkheid zijn, een uiting van verlegenheid om de HEERE Zelf, een verlangen om een instrument te mogen zijn in handen van de Geest, Die Heere is en levend maakt.
Helpen… daar zit ook iets diaconaals en iets pastoraals in. Je legt niet op, je dwingt niet af. Nee, maar je verleent hulp vanuit de gaven van kennis en geloof, inzicht en ervaring, die God gaf. Dat is een basisattitude, een grondhouding, die je als catecheet stempelt. Je oefent gezag uit, je geeft leiding, je stuurt een leerproces… Maar niet als één, die heerst. Als één, die dient: bescheiden, bewogen, betrokken. Helpen kun je alleen als je zelf niet te groot, te trots, te eigen-wijs bent om geholpen te worden. Geholpen door de HEERE. Geholpen ook door anderen, die je, als van Hem gegeven, ontmoeten mag.
Laten we in de leer zijn en blijven bij Hem, Die sprak: 'Leert van Mij, dat ik zachtmoedig ben en nederig van hart'.

Didactische sleutelvragen
Vanuit de didactiek (onderwijskunde) kunnen we ons laten helpen bij de voorbereiding en de uitvoering van de catechisatielessen. Ik denk dan met name aan een aantal vragen, die we onszelf hebben te stellen. Didactische sleutelvragen, zoals ze door L. van Gelder werden geformuleerd en later ook door anderen werden gepreciseerd. In zijn dissertatie 'Op zoek naar beter Bijbels onderwijs' besprak F. H. Kuiper deze vragen met het oog op hun bruikbaarheid in de catechese.
1. Wat wil ik bereiken? (doelstelling)
2. Waar moet ik beginnen? (beginsituatie)
3. Hoe kan ik het onderwijs geven?
Hoe kies en orden ik de leerstof?
Welke werkvormen zijn daarbij dienstig?
Welke leeractiviteiten zijn mogelijk zinvol?
Welke onderwijs- en leermiddelen zijn nodig?
4. Met welk resultaat heb ik mijn onderwijs gegeven? (evaluatie)
Niet al deze vragen kunnen we uitvoerig bespreken en toelichten. Over wat zoal samenhangt met de bezinning op de doelstelling en de beginsituatie zou ik graag met u willen doordenken.

Denken vanuit doelen
De eerste vraag is naar het doel. Wat bedoel ik, wat beoog ik, wat wil ik graag bereiken? In de handleiding bij de methode 'Leer ons geloven' wordt de doelstelling voor iedere les steeds als eerste aangegeven. D.w.z. in heel de opzet van de les is er gedacht vanuit het aangegeven doel. In dat denkproces worden we a.h.w. meegenomen. Gaat het over doelen in de catechese, dan spelen daarbij theologische overwegingen een rol. Denk aan wat we in het voorafgaande opmerkten over de betekenis van het verbond. Maar er zijn ook heel duidelijk didactische aspecten. Zo kunnen we ons afvragen hoe we van de doelbepaling, die we in het bovenstaande toelichtten, tot het doel van een concrete les of van een serie lessen komen. Men spreekt in dit verband wel van macro-, meso- en microdoelen (aims, goals en objectives). Het macrodoel is voor ons leren kennen en dienen van de HEERE in een leven van geloof en bekering. Als mesodoel zouden we kunnen denken aan het doen van openbare belijdenis van het geloof: met hart en mond in woord en wandel 'ja' zeggen op de dan te stellen vragen. Niet als was het daarmee klaar, maar veelmeer om een weg te bewandelen; te gaan in de voetsporen van de Heere Jezus Christus. Het microdoel geeft dat aan, wat we in één enkele les of in een bepaald blok lessen (bijv. over het apostolicum) zouden willen bereiken.
Het macro- en het mesodoel houden we voortdurend voor ogen. Maar in dat perspectief proberen we nu zo concreet mogelijk een microdoel te formuleren. Waar werk ik deze keer op aan? Wat zou ik door middel van deze les graag willen bereiken? En dat als stapje, als schakeltje om uiteindelijk daar uit te komen, waar ik de catechisanten wil heenleiden. Mag ik ervoor pleiten, dat maar niet wat in het hoofd te hebben, maar steeds heel concreet op papier te zetten? Of bij het gebruik van een methode, waarbij de handleiding steeds een doel formuleert, dat doel aandachtig te overwegen en zo nodig duidelijke keuzen te maken? Laten we wat dat betreft heel helder zijn en onszelf voortdurend trainen om te denken vanuit concrete doelen.

Doelen formuleren
De doelstelling van een (serie) les(sen) kunnen we het best zo kort en bondig mogelijk formuleren. Daarbij doen we er goed aan om concreet en exact onder woorden te brengen waar het om gaat. Een standaardformule kan ons op weg helpen. Bijv. 'Ik wil dat de catechisanten aan het einde van de les (of serie lessen)…'. Op de puntjes komt dan een werkwoord te staan. De keus van dat werkwoord duidt op dat aspect van het leren, dat door ons met name wordt beoogd. We kiezen uit een veelheid van mogelijkheden: weten, inzien, voelen, geloven, beseffen, begrijpen enz. enz.
We houden voor ogen, dat het 'leren' in de catechese een veelomvattend gebeuren betreft. Hoofd, hart en hand zijn erbij betrokken. Nu eens zal het cognitieve naar voren treden, dan weer het sociaal-emotionele of juist het praktisch-functionele. Zo kunnen we bijv. in een groep 12-, 13-jarigen beogen dat ieder het Onze Vader kan opzeggen. Met 14-, 15-jarigen proberen we tot een zeker inzicht te komen in de structuur van het volmaakte gebed en tasten we de betekenis van de afzonderlijke beden af. Met 16-plussers maken we problemen, die we bij het bidden kunnen ervaren, bespreekbaar en gaan we in op het gebruik van formulier-gebeden. We kiezen dan resp. voor de werkwoorden 'kennen', 'inzien' en 'kunnen omgaan met…'.

Doelen evalueren
Doelen moeten niet alleen worden geformuleerd, maar ook geëvalueerd. Werden ze ook bereikt? Mikten we te hoog? Hoe en waar schoten we ons doel voorbij? Juist vanuit de verwerking van de leerstof kunnen antwoorden op dit soort vragen te beluisteren zijn. Zo'n verwerking moeten we dan ook met zorg kiezen en zo goed mogelijk afstemmen op het beoogde doel. Ik geef enkele voorbeelden:
a. Cognitief leren. Het werkwoord in het geformuleerde doel luidt: 'kunnen opzeggen'. De verwerking is dan een oefening in het mondeling reproduceren van het geleerde. (Bijv. de 10 geboden, de 12 discipelen, de 'grote' profeten enz.)
b. Sociaal-emotioneel leren. Het werkwoord in het geformuleerde doel luidt: '(aan)voelen'. In de verwerking laten we de catechisanten reageren op enkele regels uit een lied. Of we laten hen gemotiveerd kiezen uit enkele in stellingen vertolkte meningen. Of we vragen hoe we in de voorbede een bepaald probleem een plaats zouden kunnen geven.
c. Praktisch-functioneel leren. Het werkwoord in het geformuleerde doel luidt: 'weten te helpen'. Als verweerking van een les over de eerste twee geboden stellen we de vraag wat te doen als enkele klasgenoten je vertellen, dat ze na het spelen met een oui-ja-bord steeds zo bang zijn. (N.B. er bestaat onder scholieren heel veel angst juist als gevolg van occulte spelletjes. Zo hoorde ik onlangs van een groepje meisjes, die na de gymles niet meer durfden te douchen als uitvloeisel van het 'glaasje-draaien').

Over bovengenoemde vraag wisselen de catechisanten in kleine groepjes van gedachten. Laten we hoe dan ook steeds de diversiteit in het oog houden. Niet alleen vanwege de vele facetten van het leren', maar ook omdat we met heel verschillende catechisanten van doen hebben. Ook al is de groep niet groter dan 12 à 14 jongeren – en grotere groepen zijn om tal van redenen beslist af te raden – dan nog is er vaak een grote diversiteit in aanleg, karakter, interessesfeer, scholing etc. Welke variaties brengen we derhalve aan? Of scheren we allen steeds over één en dezelfde kam? Gaan we in groepjes werken? Hoe stellen we dan de groepjes samen? Streven we voor elk groepje hetzelfde doel na of juist niet?
Wat zijn daarvan dan de gevolgen? Ik noem maar enkele van de vele vragen, die hier te stellen zijn. Differentiatie in de catechese is een gevoelig onderwerp. Niet alleen praktisch, maar ook principieel bezien. Toch meen ik, dat we er niet omheen kunnen. Alleen het luistert wel nauw. Onderwijskundige en pastorale motieven dienen wel overwogen te worden. Soms komt de één niet meer naar catechisatie omdat hij er 'echt niets nieuws leert', terwijl de ander, die de grootste moeite heeft met luisteren, lezen en discussiëren, maar heel goed kan tekenen, zich overvraagd voelt en daarom maar wegblijft…

De beginsituatie
Behalve de vraag 'wat wil ik bereiken?' is ook de vraag 'waar moet ik beginnen?' van groot belang. Je zou het kunnen vergelijken met de inzet van een lied. Zet je veel te hoog of te laag in, dan valt er op een gegeven moment niet meer te zingen. Het is heel wezenlijk om de beginsituatie van de catechisant (ruimer geformuleerd: de leefwereld van de jongere) te weten, te kennen en in te voelen. Daarover zo dadelijk meer. Eerst zou ik willen benadrukken, dat ook een helder inzicht in de eigen beginsituatie van betekenis is. Door schade en schande geleerd, ben ik dat gaandeweg meer gaan zien. Daarom geef ik het graag aan u door. Hoe beginnen we zelf (alleen of samen in teamverband) aan een nieuw seizoen, een nieuwe les? Met wat voor ervaring? Met welke hoop? Of met hoeveel illusies armer? Of ook, ik heb een serie lessen over 'bidden' voor te bereiden, maar hoe staat het momenteel met mijn eigen gebedsleven? Welke zegen of juist welke moeilijkheden ervaar ik zelf daarin?
Of: ben ik ontspannen of juist gespannen? Vind ik bepaalde catechisanten(groepen) bedreigend? Zie ik er tegen op? Drijf ik op routine? Voel ik me alleen staan? Is er iets in het team, dat niet lekker zit? Bereiden we ons werkelijk samen biddend voor? Of worden onze gebeden verhinderd? Hoe komt dat dan? Deze vragen zouden met talloze te vermeerderen zijn. Maar wat we bedoelen is wel duidelijk. Laten we onszelf niet buiten beschouwing laten, bijv. in relatie tot collegae, catechisanten en leerinhouden. Laten we onze eigen beginsituatie helder zien te krijgen.
Maar dan nu de beginsituatie van de catechisanten. Aan allerlei randvoorwaarden (groepsgrootte, lokaliteit, tijdstip etc.) ga ik voorbij, hoewel zeker niet onbelangrijk. Maar het gaat me nu om iets anders. Namelijk om dat, wat ik van de catechisanten weet. Bijv. hoe bekend en vertrouwd zij zijn met bepaalde leerstof. Van huis uit, van school uit of van zondagsschoolwege. Wat kwam er op de catechisatie eerder al aan de orde (vooral van belang bij een wisseling van de wacht)? Is er een leerplan, waaraan dat valt af te lezen? Maar ook: waar 'zitten' de catechisanten qua intellectueel vermogen bijv., wat boeit ze, wat houdt hen bezig, wat is hun leefwereld (lectuur, muziek, sport enz.), wat is ontwikkelingspsychologisch van belang, hoe beleven ze het gemeente-zijn en hoe staat het met de motivatie?
Nu kun je wat dat betreft in allerlei onderzoeken en publikaties die daarover verschijnen, het nodige te weten komen. Maar de kans dat er (te) generaliserend wordt gesproken over 'de' jongeren van nu is groot. Het gaat om deze jongeren, die ik hier in dit bepaalde groepsverband ontmoet. Ongetwijfeld zijn zij kinderen van hun tijd. Laten we daarvoor de ogen niet sluiten. Maar laten we vooral proberen hen echt te kennen.

Pastorale en hermeneutische aspecten
Allereerst is het vanuit pastoraal oogpunt heel belangrijk, dat we de catechisanten zo goed mogelijk kennen. De grote Pastor, de goede Herder Zelf zei: 'Ik ken de Mijnen'. Dat wijst op een band, een relatie, waarin vertrouwelijkheid, aandacht en zorg aan de dag treden. Wat een zorgen en spanningen zijn er niet in huwelijken en gezinnen. Ziekte, handicap, WAO-problematiek en alles wat daarmee samenhangt, hebben hun weerslag op het gezinsleven en zo ook op het gevoelsleven van jongeren. Laten we als catecheet vooral ook pastor zijn, betrokken en bewogen. Niet alleen in de groep, maar ook in een kort gesprek vooraf of naderhand met de enkeling. Ik noem enkele praktijkvoorbeelden. Je zult als catechisant maar een broer hebben, die in een kliniek is opgenomen en tijdens de catechisatieles (les 7 uit 'Leer ons geloven' I) een fragment moeten lezen uit een brochure van de stichting De Hoop. Of ook, het gaat over de kerkdienst. Een aantal catechisanten gaat naar de kerk omdat het van vader en/of moeder moet. Maar van de groep maken ook een broer en zus deel uit, die er zelf heel bewust voor kozen en van binnen pijn voelen omdat vader nooit meer gaat en moeder nog maar zelden… Wat betekent het voor hen te horen spreken over de doopbelofte, door de ouders afgelegd? Trouwens er zijn ook steeds meer ongedoopte catechisanten. Hoe verhoudt zich dat met het kader van het verbond, waarin de catechese plaatsvindt?
Behalve pastorale overwegingen spelen echter ook hermeneutische aspecten een rol. Ik doel dan met name op de vragen naar het vertolken, het doorvertalen van de Bijbelse Boodschap naar de leefwereld van de jongeren. Tal van Bijbelse begrippen zijn de catechisanten volslagen vreemd. Niet alleen omdat ze die begrippen gewoon niet kennen, maar ook omdat ze er innerlijk geen enkele affiniteit mee voelen. Ze ervaren en beleven het totaal anders. M.a.w. met uitleggen alleen zijn we niet klaar. Er komt veel meer kijken. Soms denk ik, veel meer dan we vaak menen of vermoeden. Woorden als secularisatie, cultuuromslag en Godsverduistering krijgen misschien juist wel in het catechisatielokaal heel concreet inhoud. Hoe zal het desondanks toch komen tot een eerlijk verstaan van wat de HEERE ons te zeggen heeft? De methode 'Samen luisteren' begint iedere les met 'om in het thema te komen'. Het daar gebodene is vaak waardevol. Maar suggereert het soms toch niet te veel, dat het thema op deze wijze als vanzelf toegankelijk wordt? Wordt er voldoende rekening gehouden met de 'vreemdheid', waarvan ik hierboven sprak? Wat dat betreft ervaar ik zelf vaak hulp vanuit de handleiding bij de methode 'Leer ons geloven'. Juist onder 'A-inleiding' komen vragen en moeilijkheden, die zich hier voordoen, ter sprake.
Naar mijn ervaring en overtuiging komt het in de voorbereiding van de catechese steeds meer op de doordenking van het probleemveld, dat zich hier aandient, aan. Daarbij is een pastorale luister-houding van wezenlijk belang. Tegelijk wint daarbij het persoonlijk, getuigende, oprechte en warme spreken vanuit het leven met de HEERE aan betekenis. Ik herinner me de les over de kerkdienst. Opeens was daar die heel directe, persoonlijke vraag: 'Waarom bent u eigenlijk dominee geworden?' Er is een hunkering naar een authentiek, eerlijk en echt getuigenis!
Laten we ons niet verhullen achter façades. Laten we algemeenheden schuwen. Laten we kansen benutten, daar, waar de Geest ruimte schept. Laten we bidden om en intens zoeken naar echte communicatie. Ook daar, waar we ons zo geliefde en vertrouwde begrippen hanteren. Ik denk bijv. aan één van de kernbegrippen uit de reformatie: de rechtvaardiging van de goddeloze. Hoe moet wat daarmee gezegd wil zijn, landen bij een generatie, die groot wordt met 'foutje, bedankt'?
Zouden we niet moeten vragen en doorvragen naar wat er ten diepste achter zo'n begrip schuilgaat, Bijbels-theologisch en pastoraal-bevindelijk? Me dunkt, dan stuiten we op de gedachte van aanvaarding, onvoorwaardelijke acceptatie. Je hoeft je niet krampachtig waar te maken, hoe dan ook. Is dat geen verrassend Evangelie in een prestatiemaatschappij vol 'drop-outs'? Nee, daarmee is nog lang niet alles gezegd. Er klinken veel meer noties in zo'n begrip door. Maar er licht wel iets wezenlijks op. En het is verstaanbaar. Het wordt aangevoeld. Het is hier niet de plaats om daarop uitvoerig in te gaan. Misschien mag ik wijzen op een onlangs verschenen uitgave als hulp bij de catechismuspreek: 'Kennen en vertrouwen'. Het daarin gebodene kan bij de doordenking van de hermeneutische vragen, ook met het oog op de catechese, hulp bieden. Laten we in elk geval de vragen niet toedekken of uit de weg gaan. De zaak waarom het gaat, is er te wezenlijk voor.

ds. D. Dekker, Harderwijk

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 september 1994

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Catechiseren: hoe doe je dat?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 september 1994

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's