Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

UIT EN DOOR OF VOOR EN ZONDER HET GELOOF.

III.

Maar heeft dan de Generale Synode van 1942 eenê valsche, van Gods Woord en onze Gereformeerde belijdenisgeschriften en liturgische formulieren afwijkende en daarmee in strijd zijnde dwaalleer fngevoerd en voor ambtswerk verplicht gesteld, en de Synode van 1943 e.v.j. deze met wering, schorsing, afzetting gehandhaafd? Dit laatste kan gezien de feiten, wel niet geloochend worden, al camoufleert de Synode haar vonnissen in dezen meermalen met het voorgeven, dat zij geveld worden op grond van insubordinatie of iets dergelijks. Bij Candidaat, nu Ds H. J. Schilder heeft zij dat echter niet gekund, maar is duidelijk uitgekomen, dat niet-instemming met de leeruitspraak der Synode van 1942 inzake het houden voor wedergeboren van het zaad des verbonds totdat.... de wezenlijke grond der wering was.

Doch die leeruitspraak schijnt toch zoo onschuldig. Is zij niet slechts eené herhaling van wat te dezer zake bok reeds de Generale Synode van 1905 verklaard heeft? Zij luidt toch: , , dat daarom — overeenkomstig hetgeen de Synode van Utrecht 1905 (Acta art. 158) verklaard heeft — „het zaad des verbonds krachtens de belofte Gods te houden is voor wedergeboren en in Christus geheiligd, totdat bij het opwassen uit hun wandel of leer, het tegendeel blijkt"; al heeft de Synode daaraan ook terecht toegevoegd, dat dit , , geenszins zeggen wil, dat daarom elk kind waarlijk wedergeboren zou zijn". Lijkt dat niet slechts eene herhaling der verklaring van 1905? Zoo moge het schijnen. Maar de schijn bedriegt meermalen. En de vrouw zag dat die boom goed was tot spijze en dat hij een lust was voor de oogen, ja, een boom die begeerlijk was om verstandig te maken; en zij nam van zijne vrucht en at; en, zij gaf ook haren man met haar, en hij at. Gen. 3 : 6. En heel het menschelijk geslacht stortte in volstrekte verderfenis naar geest en lichaam. De satan doet zich meermalen voor als een engel des lichts. Was het niet in de Schrift aangewezen, dat de Heere Zich van de tempeltinne neerwerpen moest, opdat God Zijn engelen te Zijnen aanzien gebieden kon om Hem op de handen te dragen, opdat Hij Zijn voet aan geen steen stooten zou? Ps.\91 : 11—12; Matth. 4:6. Men heeft het wel meermalen beweerd, dat 1942 alleen maar 1905 herhaald had. Doch ondanks den schijn is de zaak geheel anders.

1942 heeft van 1905 wat anders gemaakfdan het was. Vooreerst heeft 1942 slechts het begindeel der verklaring van 1905 inzake het punt van de veronderstelde wedergeboorte genomen en als leeruitspraak gegeven, met weglating van het overige, waarvan het slot dat begindeel weerspreekt en wezenlijk opheft of onwaar verklaart. Dat begindeel verklaart, dat het zaad des verbonds te houden is voor wedergeboren, terwijl dat slot zegt: dat heeft God zelfs niet eens van het uitverkoren zaad geopenbaard. Reeds door die weglating van dat slot, waardoor de bewering van het begin als- onjuist wordt aangegeven, heeft de aanhaling der van 1905 geciteerde woorden door 1942 eene andere beteekenis, en blijkt zij iets anders dan slechts eene herhaling.

Weliswaar heeft men later, op de volgende Synode, , die van 1943 e.v.j., gezegd, dat men het overig deel der verklaring van 1905 te dezer zake niet had willen ontkennen, doch slechts weggelaten, omdat het scheen nu niet ter zake te doen en met de plaats van aanhaling niet recht overeen te komen. Maar dat zei men later, toen er aanmerking op was gemaakt, en óp de volgende Synode. En dat neemt niet vreg, dat 1942 alleen maar het eerste zinnetje van 1905 als ieeruitspraak aangaande dit punt heeft vastgesteld, zonder blijkbaar de noodzakelijkheid der aanvulling door dat slot, volgens de meening van Piot. Lindeboom, te voelen, zonder dok de onderlinge tegenstrijdigheid tusschen dat begin en dat slot in te zien, en zonder daarom ook de rechte beteekenis der verklaring van 1905 te begrijpen. Die overneming enkel van dat beginzinnetje van 1905 door 1942 kan doen weten, dat wie dit deden, het rechte inzicht in bedoeling en inhoud dèr verklaring van 1905 misten, en er daarom iets gansch anders van gemaakt hebben, dan zij wezenlijk was of is.

Want, en dat in de tweede plaats, 1905 gaf eene verklaring, 1942 deed eene leeruitspraak. Eene verklaring is eene bewering, of eene uitlegging. Eene leeruitspraak is eene belijdenis. De Considerans van 1905 verklaarde uitdrukkelijk, , , dat het noch noodig noch wenschelijk is voor eene Generale Synode om over deze geschillen eene definitieve uitspraak te doen, ja zelfs dat eene Synode dat niet doen kan of mag". Acta 1905, blz. 206, en „dat het niet geraden is, dat uwe Synode ten principale over deze geschillen uitspraak doe", doch , , dat de Synode eene korte verklaring geve omtrent de vier bovengenoemde punten", blz. 207. Daarin wordt dus duidelijk onderscheid gemaakt tusschen uitspraak en verklaring. De Synode van 1905 moest geene definitieve uitspraak doen, of eene uitspraak ten principale, maar wel eene verklaring geven. Nu is eene definitieve uitspraak of eene uitspraak" ten principale niet hetzelfde als eene volledige uitspraak, , , waarbij de zaak in haar geheel wordt 'besproken of afgehandeld", zooals men het in onkunde v/el heeft voorgesteld, doch eene uitspraak die in eenige zaak de eindbeslissing geeft, waardoor ten slotte die zaak bepaald wordt. Allerlei punten mogen dan nog onbeslist blijven en op latere vaststelling wachten. Maar de allesbeslissende regeling is dan vastgesteld, het hoofdbesluit is dan genomen, hoezeer dan nog allerlei ondergeschikte zaken nader behandeld of bepaald mogen, of moeten worden. Definitief en ten principale is heel wat anders dan totaal. En eene leeruitspraak is eene definitieve uitspraak, eene uitspraak ten principale. Met eene leeruitspraak wordt gezegd: Zoo leert Gods Woord. Dat is ons van Godswege in Zijn Woord geopenbaard, dat hebben wij als Zijn Woord geloovig te aanvaarden, zelfs op straffe van verlies van zaligheid. Dan mogen nog allerlei andere punten, met die leeruitspraak samenhangende, onbeslist blijven, , op dat of dat bepaalde punt, die of die groote of kleine zaak, is dan de uitspraak gedaan, dat zóó Gods openbaring leert, en dat daarom wie God niet wil tegenspreken, zoo of zoo, en dat of dat, te gelooven en te leeren heeft.

Nu heeft de considerans der verklaring van 1905 echter gezegd: zulk eene definitieve uitspraak, of eene uitspraak ten principale kan of mag eene Generale Synode inzake de toen aanhangige punten, waarvan één was de veronderstelde wedergeboorte, niet doen. Dus niét alleen de Synode van 1905 niet, maar ook eene latere niet, ook niét die van 1942, noch die van 1943 e.v.j., geene enkele. Die van 1905 moest slechts eene verklaring geven, en zij heeft eene verklaring gegeven, want art. 158 luidt in het begin: , , Hierna neemt de Synode eenparig de volgende conclusiën aan en legt zij de volgende verklaring af", blz. 84.

Wel is waar, dat de Synode van 1905 niet de .considerans voor hare rekening heeft genomen. Maar dat had geene betrekking op deze redeneering van definitieve uitspraak en verklaring. Dat betrof allerlei beschouwingen en de historiebeschrijving daarin gegeven. Dfe Synode van 1905 heeft geene leeruitspraak gedaan, maar slechts eene verklaring afgelegd of gegeven. De Synode van 1942 echter heeft van een deel dier verklaring eene leeruitspraak gemaakt, eene geloofsbelijdenis, dus eene definitieve uitspraak ten principale, met den eisch dat te gelooven en te leeren als openbaring Gods, als duidelijke leer van Gods Woord. En de Synode van 1943 e.v.j. heeft deze leeruitspraak gehandhaafd met wering van, schorsing in, afzetting uit het ambt, al heeft zij haar vonnissen in dezen veelal gecamoufleerd met" het voorgeven, dat deze tucht werd toegepast wegens verstoring der goede orde.

Zoo kan het niet naar waarheid geloochend worden, dat 1942 van 1905 heel wat anders gemaakt heeft dan het was, eene verklaring omgezet in eene leeruitspraak, eene geloofsbelijdenis.

Dit kan ten derde ook nog duidelijk zijn uit iets anders. Eene leeruitspraak is eene uitspraak omtrent hetgeen Gods Woord leert, en God heeft geopenbaard in Zijn Woord. Daarin hebben wij het dus rechtstreeks mfet Gods Woord te doen, hetzij dit dan goed óf verkeerd is weergegeven in die leeruitspraak. Eene leeruitspraak bedoelt, althans naar Gereformeerde opvatting, niets anders te wezen dan weergave van wat God Zelf zegt of openbaart in Zijn Woord, de Heilige Schrift, en mag niets anders zijn. Dat nu zegt de verklaring van 1905 duidelijk niet te wezen. Die spreekt uit, dat zij eene bewering of uitlegging Van de belijdenis onzer kerken geeft. , , En wat eindelijk het vierde punt de onderstelde wedeigebooite aangaat, verklaart de Synode, dat volgens de Belijdenis onzer kerken het zaad des verbonds krachtens de belofte Gods te houden is voor weder-

geboren en in Christus geheiligd, totdat bij het opwassen uit hxin wandel of leer het tegendeel blijkt". Die verklaring zegt dus niet; Zoo leert God Woord, maar: Zoo leert of belijdt onze belijdenis. Wel volgt dan verder de bewering, dat onze belijdenis dat leert of belijdt op grond van Gods toezegging, , , krachtens de belofte Gods", bij welk zinsdeel deze woorden dan ook genomen moeten worden, maar dat brengt hierin geen verandering, dat die verklaring formeel en naar haar wezen slechts is eene bewering omtrent den zin onzer belijdenisgeschriften. In het vervolg wordt dan ook niet ter bevestiging dezer bewering naar Schriftplaatsen verwezen, maar naar woorden uit Confessie, Heidelb. Catech., Doopsformulier. Het gaat er in die verklaring dus over, wat onze belijdenisgeschriften belijden. Niet, of die in het betreffende punt in overeenstemming zijn met Gods openbaring of Woord. Daarvan wordt stilzwijgend uitgegaan. Maar bij die'verklaring is het de vraag, wat onze" belijdenis inzake de veronderstelde wedergeboorte bij den doop bevat. Men kan er daarbij over strijden, of die verklaring onze belijdenis te dezer zake wel juist weergeeft, en of de uit genoemde geschriften gedane aanhalingen wel waarlijk de bewerimg der Synode omtrent den inhoud onzer belijdenis op dit punt bevestigen. Ik betwist dat, en meen, dat al die citaten geenerlei steun aan die bewering geven, en over die zaak niét handelen, zoodat die bewering aan het begin daar slechts staat als eene loutere bewering, zonder eenig wezenlijk bewijs. Maar dit op het oogenblik doorlatende, kunnen we niet naar waarheid ontkennen, dat de verklaring van 1905 inzake dit punt, betreft de vraag, wat onze belijdenis over die veronderstelde wedergeboorte en haar verband met den doop zegt; dus gaat over die belijdenis en hare uitspraken of formuleeringen. Die verklaring is dus eene bewering over, of uitlegging van, die belijdenis, niet eene weergave van Gods Woord. Zij gaat niet over de leer of openbaring van Gods Woord, maar over het zeggen onzer belijdenis.

Nu is de Heilige Schrift Gods Woord, Gods openbaring, en daarom onfeilbaar. Maar eene belijdenis is menschelijke weergave van die Goddelijke openbaring, behoort dat althans te zijn, is daarom feilbaar. Daarom mag eene belijdenis nooit op ééne lijn gesteld worden met de Heilige Schrift, want wij mogen, naar onze Belijdenis, art. 7, „geener menschen schriften, hoe heilig zij geweest zijn, gelijkstellen met de Goddelijke Schrifturen". Doch m.et dat begindeel der verklaring van 1905 aangaande de veronderstelde wedergeboorte te maken tot leeruitspraak, geloofsbelijdenis, heeft 1942 onze belijdenis gelijk gesteld met Gods Woord.

Afgezien van de vraag, of de verklaring van 1905 onze belijdenis wel juist weergeeft op het betreffend punt, en of zij hare bewering in dezen wel metterdaad uit onze belijdenisgeschriften bewijst, zoo geeft zij eene verklaring slechts van menschelijke geschriften, van wat belijdenisgeschriften haars inziens aangaande de bedoelde zaak bevatten. Die geschriften zijn menschengqschriften, welke in de juistheid hunner voorstelling getoetst moeten worden en examinabel, d.i. toetsbaar, blijven aan de Heilige Schrift. De Synode van 1905 heeft hare verklaring dan ook geene leeruitspraak genoemd, noch 'het karakter van eene leeruitspraak of belijdenisformuleering er aan durven toekennen. Want naar de considerans dier verklaring kan en mag geene Synode omtrent de toen in geschil zijnde punten eene definitieve uitspraak ten principale doen. Blijkbaar oordeelde zij, dat God daarover geen genoegzaam licht in de. openbaring Zijner Schrift had doen opgaan. Wel dorst die Synode eene verklaring geven omtrent den inhoud onzer belijdenis over het onderhavige punt, al heeft zij zich in die weergave dan ook vergist. Maar zij gaf die verklaring blijkbaar niet als leer der Heilige Schrift, als openbaring Gods.

Maar zie, daar neemt de Synode van 1942 een deeltje dier verklaring over de leer onzer belijdenis, om zelfs dat als leeruitspraak te bestempelen, als weergave van Gods Woord, als belijdenisformuleering, aan de instemming waarmee, en de leermg er mee overeenkomstig, het mogen komen in, en blijven bedienen van, het ambt afhankelijk wordt gesteld, en consequent het gelopven aan, als voorwaarde gelden moet om zalig te kunnen worden. Want in de kerk is eene leeruitspraak eene geloofsuitspraak, of behoort zij dat althans te wezen, eene uitspraak van hetgeen men gelooft dat God geopenbaard heeft in Zijn Woord, dus eene in menschelijke formuleering gevatte weergave van die openbaring. Door nu die vermeende weergave van wat onze belijdenis over het in geschil zijnde punt zegt, door de Synode van 1905, te bestempelen en te willen laten gelden als leeruitspraak, als belijdenisformule, heeft de Synode van 1942 onze belijdenis gelijk gesteld met Gods Woord, tegen het uitdrukkelijk vermaan van art. 7 onzer Confessie in.

Daaruit ook blijkt duidelijk, dat 1942 van 1905 iets geheel anders gemaakt heeft, dan die verklaring van 1905 heeft willen zijn, en is.

Wordt vervolgd.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 september 1945

De Reformatie | 10 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 september 1945

De Reformatie | 10 Pagina's