Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Via Appia leidde Paulus naar Rome

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Via Appia leidde Paulus naar Rome

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Pozzuoli is een mierenhoop, met veel rommel en opgewonden volk, opgevoerde pizzascooters met kapotte knalpotten, zinloos druk, stofig en heet. Het is allemaal eigen aan een havenstad in Zuid-Italië. Hier kwam Paulus aan land. Eindelijk zou hij naar Rome gaan.

Woensdagmiddag. De baai van Pozzeoli ligt breeduit in de zon. Het blauwe water van de zee is kalm, en zit vol scheepjes die toeristen naar Capri brengen (waar in Jezus’ tijd keizer Tiberius woonde), naar Stromboli, of nog verder weg, naar Sicilië. Op straat is het stil. Italianen nemen nu hun siësta, op een bank, in een bed of in een hangmat tussen de bomen.

Het is ergens in het jaar 59 (anderen menen 61). Pozzuoli heet nog Puteoli. Een Alexandrijns graanschip, de ‘Kastor en Pollux’, met ook enkele slaven aan boord, loopt de haven van Puteoli binnen. Het schip wordt met gejuich begroet, want het brengt graan uit Egypte mee, brood voor Italië. In dit geval is het zelfs brood des levens. Paulus is aan boord, de kleine man die de grote Romeinenbrief schreef, samen met Aristarchus, de Macedoniër, en Lukas, de evangelist.
Paulus is geboeid, hij staat onder militaire begeleiding. Niemand die acht op hem slaat dan alleen kapitein Julius, de hoofdman over honderd die hem bewaken moet. Een slaaf uit Jeruzalem op de werf van Puteoli, dat is verder geen nieuws.

Beroemd schilderij
Puteoli, toen nog de dichtstbijzijnde haven van Rome, werd later overvleugeld door de haven van Ostia, veel dichter bij de hoofdstad. In Puteoli krioelde het iedere dag van de zakkendragers, graanwegers en slavenhandelaren, oosterlingen en Joden, soldaten en koeriers, van wie de meesten onderweg waren naar Rome.
Bij het binnenlopen van zijn schip moet Paulus op de achtergrond de Vesuvius hebben gezien. Toen nog niet met een dreigende pluim, want de eerste uitbarsting moest nog komen. De Vesuvius was nog bedekt met tuinen en landhuizen, waar rijke Italianen woonden die er geen flauw idee van hadden dat al dat moois twintig jaar later door een hete lavastroom volledig werd afgedekt.
Waar het schip van Paulus precíes het zeil streek en het anker uit wierp, weet geen mens meer. De afgelopen 2000 jaar is de stad wat hoger komen te liggen. Men bouwde de ene woonwijk boven op de resten van de vorige. Waar Paulus voet aan wal zette, was zeker twee meter lager dan waar nu de kade ligt. En er is geen graanschip meer te zien. Er is weinig wat nog aan de aankomst van Paulus herinnert. In Pozzuoli bevindt zich The Temple of Serapis, waar een stukje van een opgegraven Romeinse stad uit de tijd van Paulus is te zien. Men beweert ook dat Paulus nog gepreekt zou hebben in een kleine kapel. Op die plaats staat nu de dertiende-eeuwse kerk van San Pietro ad Aram, vlak bij het huidige Garibaldi- treinstation. En tot slot hangt er in The Diocesan Museum, in het nabijgelegen Napels, een beroemd schilderij: ‘De aankomst van Paulus’. Dat is alles.

Triomfkreet
Dr. Josef Holzner schrijft in het boek ‘Paulus’: „Maar ook in Puteoli had het mosterdzaadje van het Evangelie wortel geschoten. In Puteoli werd in die dagen al druk over de christenen gesproken.”
Flavius Josephus zegt dat in Puteoli een belangrijke Joodse gemeenschap was, „kennelijk de oudste in Italië, op Rome na”. Lukas zegt daarover (Hand. 28:14) dat Paulus in Puteoli broeders en zusters ontmoette, die hem verzochten een volle week bij hen te blijven. De vraag waarom een gevangene zoveel vrijheid kreeg, dat hij zomaar dagenlang bij vrienden mocht blijven, blijft onbeantwoord. Velen veronderstellen dat Paulus tijdens de zeereis het volle vertrouwen van zijn bewakers had weten te winnen. Maar, Paulus moet naar Rome. Hij moet voor de keizer verschijnen. „Alzo gingen wij naar Rome.” Na zeven dagen bij de vrienden in Puteoli te zijn geweest, ging Paulus dus naar Rome, „met niets anders dan zijn voeten in sandalen, zonder machtige vrienden, zonder engelen” (dr. J. van Bruggen).
Hoe vaak had Paulus al niet naar Rome gewild, hoe vaak had hij daar zijn broeders al niet willen opzoeken (Rom. 1:13). Alles had hij in het werk gesteld om er te komen. Iedere keer was er echter van alles en nog wat tussen gekomen. „Maar over alles waakt een machtige hand, en deze brengt Paulus toch naar het doel. Want wie grote toekomstplannen voor alle eeuwen wil verwerkelijken, moet ten slotte in de hoofdstad belanden.” (Dächsel)
„Alzo gingen wij naar Rome.” Bijna klinkt het als een triomfkreet. Eindelijk naar Rome, alleen, geboeid, als een gevangene, „als een boodschapper onder het kruis” (Van Bruggen), niet naar de christenen daar, niet naar zijn broeders, maar naar de rechterstoel van keizer Nero, die christenen in teer onderdompelde en als levende tuinfakkels in de arena’s verbrandde. Maar, Paulus móest naar Rome, want het Woord moest erheen.

Hoge zuil
Vanuit Puteoli is de groep reizigers waarschijnlijk over de Via Campana eerst vijftig kilometer naar het noorden, naar de stad Capua, gereisd, om daar de Via Appia, in die tijd de hoofdweg naar Rome, te nemen.
De Via Appia begon helemaal in het zuiden van Italië, in de havenstad Brindisi. Nog steeds staat daar bij de haven een hoge zuil (ooit waren het er twee) om het begin van de weg te markeren. Vanuit Brindisi slingerde de Via Appia omhoog, richting de westelijke kust, om 540 kilometer noordelijker uit te komen in Rome. Van Puteoli naar Capua loopt de weg door een mooi natuurgebied, waar velen leven van het verbouwen van tabak. Hier en daar ligt nog een mooi landgoed, soms ook van alles en iedereen verlaten, alsof het er niet meer toe doet. Maar dat is voor Zuid-Italië niet ongewoon. Wie elders een betere plek heeft gezien om te wonen, laat al het oude achter zich.
Van de oude Via Appia is in de regio rond Capua niet veel terug te vinden. Voor de moderne wereld was deze weg te klein geworden, dus werd er een nieuwe Via Appia aangelegd, de Via Appia Nuovo. De oude kreeg toen de naam Via Appia Antiqua.
Van Capua liep de Via Appia naar het noorden, via de plaatsen Francolise, Sessa, Minturno en Formia. Slechts hier en daar duikt de oude route op, zoals tussen Itri en Fondi. Opeens staat er links van de eenzame weg in een bergkloof een bordje met de tekst: ‘Via Appia Antiqua, via Francigena (pelgrimsroute)’. Het pad, overwoekerd met onkruid en omzoomd met cipressen, braamstruiken en bloeiende oleanders, voert diep door een natuurgebied, het ‘Parco Naturale dei Monti Aurunci’. Hier is het volstrekt stil. Er zitten alleen veel krekels in de lucht. Het pad is afgesloten, niet toegankelijk voor een nieuwsgierige reiziger, op zoek naar apostolische sporen.

Ontmoeting onderweg
De Via Appia was ook in Paulus’ dagen al een bekende weg. Ze werd wel „de moeder aller Romeinse wegen” genoemd. Hele volksstammen (keizers, veldheren en veel bedelaars en slaven) reisden over de oude Via Appia vanuit het zuiden naar Rome. De beroemde weg, tussen schrale bomen en langs oude tombes, was soms geplaveid met grote, platte lavablokken. Ze bood mooie vergezichten op het Italiaanse landschap en, op bepaalde punten langs de route, de Middellandse Zee. De weg voerde reizigers ook door de Pontijnse moerassen. Alzo ging Paulus, via deze Via Appia Antiqua, naar Rome, nog altijd te voet, geboeid en bewaakt.
De route die de apostel volgde, liep vervolgens langs de plaatsen Monte San Biagio en Pontinia. Ter hoogte van de grotere stad Latina ligt, op een kruispunt van wegen, het gehucht Borgo Faiti. In Paulus’ dagen was hier de Appiusmarkt, zo’n zestig kilometer onder Rome. „En vandaar (Rome) kwamen de broeders, van onze zaken gehoord hebbende, ons tegemoet tot Appiusmarkt, en de drie tabernen.” (Hand. 28:15).
Paulus moet zo’n 150 kilometer achter de rug hebben (waarschijnlijk op de vijfde dag van de voettocht), als een groep mensen hem tegemoetkomt. Het zijn „de broeders uit Rome”, vrienden van Paulus. Het lijkt erop dat het hier om bekenden van de apostel gaat, die hij in vreugde terugziet.
Van Bruggen schrijft in ‘Paulus, pionier voor de Messias van Israël’ dat onder deze medechristenen uit Rome zich waarschijnlijk het echtpaar Aquila en Priscilla heeft bevonden. En velen van de anderen die met name in Romeinen 16 worden genoemd, onder wie Febe, de geliefde zuster, Rufus, de uitverkorene in de Heere, Gajus, de huiswaard, en verder „al de heiligen die met henlieden zijn”.
Hoe hebben ze daar geweten dat Paulus onderweg was naar Rome? De meeste uitleggers veronderstellen dat, tijdens Paulus’ zevendaagse verblijf in Puteoli, gemeenteleden een snelbode naar Rome hebben gezonden om de gemeente daar alvast te vertellen dat hij in aantocht was.

„Duistere plek”
De Appiusmarkt (of ‘Forum Appii’) was een bekende halteplaats, een poststation voor reizigers naar Rome, genoemd naar Appius Claudius Caecus, de man die in 312 v. Chr. begon aan de bouw van de Via Appia.
Volgens de Romeinse dichter Horatius was deze marktplaats van Appius een duistere plek, waar niemand bleef overnachten als dat niet per se moest. Het was er altijd propvol reizigers en zeelieden, paardenknechten, ezeldrijvers en meisjes van lichte zeden. Schurken en onbetrouwbare kroegbazen waren eropuit om reizigers af te zetten en te bedriegen. Hij schrijft dat „het water er zeer slecht was”, en hij weigerde zelf er te eten. Men vertelde namelijk dat gasten in plaats van varkensvlees vlees van vermoorde mensen kregen opgediend.
Maar ondanks alle ongemakken was de delegatie uit Rome graag bereid Paulus en zijn reisgenoten hier op te wachten, om hen te vergezellen op het laatste deel van hun reis.
De Appiusmarkt laat zich terugvinden als Borgo Faiti, een klein Romeins gehucht aan de Via Appia Nuova (de SS 7). Rechts van de weg, aan een watertje dat de naam Canala Cavata draagt, staat een witgepleisterd hotel-restaurant: Foro Appio.

Meer dan overwinnaar
Bijna twintig kilometer verder naar het noorden, in de richting van Rome, bij de ‘Drie tabernen’ (de drie herbergen), kwam opnieuw een delegatie de apostel tegemoet. Weinig herinnert op die plaats aan deze tweede ontmoeting met lezers van zijn Romeinenbrief. Links van de weg staat opeens, verloren in een zondoorstoofde vlakte, een groot bord met de tekst: ‘Tres Tabernae, site archeologico’.
Toen Paulus zijn broeders zag, zo zegt het verslag, „dankte hij God en greep moed” (Hand. 28:15). Alleen al door de aanblik van de geliefde medechristenen voelde hij zich gesterkt en vertroost en hij dankte God.
Enkele jaren geleden had Paulus aan déze broeders zijn brief aan de Romeinen gestuurd. Hij had geschreven dat hij zeer verlangde hen te zien: „Want ik verlang om u te zien, opdat ik u enige geestelijke gave mocht mededelen, ten einde gij versterkt zou worden.” (Rom. 1:11). Hij dacht de Romeinen te troosten, „door het onderlinge geloof”. Dat hij nu zelf door een gezelschap uit Rome vertroost zou worden, had hij niet gedacht.
Gesterkt liep de apostel der heidenen, als een misdadiger en toch meer dan overwinnaar, het laatste stuk naar Rome, langs cipressen en pijnbomen, door het groene platteland, langs Cisterna, Velletri en Ariccia. Iets boven Albano Laziale staat nu het zomerverblijf van de paus. Paulus moet deze plaats op enkele kilometers afstand zijn gepasseerd.

Quo Vadis?
Ter hoogte van het huidige Ciampino Airport laat de oude Via Appia zich weer helder volgen. Vanaf hier loopt de weg in zestien kaarsrechte kilometers naar Rome, soms onverhard, in de buurt van Rome meer en meer beklinkerd. Elke stap op de oude basaltkeien heeft hier wel een oud verhaal.
Hoe dichter bij Rome, hoe drukker het wordt. Bij een bushalte staat de basiliek ”San Sebastiano”, met een monument voor de slachtoffers uit de Eerste Wereldoorlog, een herdenkingstekst voor Paulus en enkele catacomben en in tufsteen uitgehakte praalgraven voor rijke Romeinen.
Op de stoep van de basiliek zit een duif in ’t zilverwit. Binnen loopt een geestelijke in zwart habijt en op sandalen. Twee biechthokken zijn niet in gebruik. Er zijn borstbeelden voor Petrus en Paulus. Uit verborgen luidsprekers klinkt zacht een priesterkoor.
Langs geplunderde graven, ruïnes en catacomben, waar duizenden christenen begraven werden, voert de oude heerweg van Appius verder naar Rome.
Niet alleen de naam van Paulus is aan de Via Appia verbonden, ook die van Petrus. Het vreemde verhaal gaat dat hij Rome wilde ontvluchten, om aan de marteldood door keizer Nero te ontkomen. Net buiten de stadspoort zou hij Christus hebben ontmoet. Op die plaats staat nu het kapelletje ‘Domine, Quo Vadis’. Hier zou Petrus hebben uitgeroepen: „Domine, Quo Vadis?” (Heere, waarheen gaat Gij?) Christus zou geantwoord zou hebben: „Venio iterum cruciici” (Ik ga om Mij opnieuw te laten kruisigen.) Waarop Petrus zich bedacht en ijlings terugkeerde naar Rome, waar hij als een martelaar het leven liet. Aan de Via Appia, naast een stadion voor wagenrennen, werd Petrus begraven.

Charles Dickens
En dan zijn daar eindelijk de contouren van Rome, gelegen op zeven heuvels, de stad van het oude keizerrijk. Nu van monseigneurs, bisschoppen en knielende pelgrims, van duizenden geschiedenissen en de last van vele herinneringen, vroomheid en bloedvergieten. Alle geslachten, talen, volken en natiën zijn hier vertegenwoordigd geweest.
Rome, een samenklontering van deugd en goede werken, was in Paulus’ dagen toch ook al zevenhonderd jaar oud. Wat een stad. „En overal de eeuwen die spreken, en de overblijfselen van het antieke heidendom.” (ds. J.T. Doornenbal)


Charles Dickens op de Via Appia
De beroemde Britse schrijver Charles Dickens beschrijft in zijn ‘Italian Travel’ hoe hij de Via Appia aantrof: „Twaalf mijlen lang klommen wij ononderbroken over heuvels, puinhopen, verwoeste en ingestorte grafmonumenten en tempels, zuilen, friezen, sokkels, grote blokken graniet en marmer, verweerde met onkruid begroeide bogen. Genoeg stenen om er een hele stad mee te bouwen, lagen verstrooid om ons heen. Soms stonden er muren, door schaapherders uit losse stukken opgestapeld, in de weg. Dan weer werd het doorlopen gehinderd door een greppel tussen twee puinhopen. Af en toe waren het de brokstukken zelf die onder onze voeten wegrolden en het lopen moeilijk maakten. Maar het was altijd puin.”

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 11 december 2013

Terdege | 188 Pagina's

Via Appia leidde Paulus naar Rome

Bekijk de hele uitgave van woensdag 11 december 2013

Terdege | 188 Pagina's