Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ds. P. Wittewrongel en zijn werk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ds. P. Wittewrongel en zijn werk

41 minuten leestijd Arcering uitzetten

In deze inleiding wil ik eerst iets vertellen over de auteur van het boek Oeconomia Christiana of Christelijke huishouding (1), waarvan nu het eerste deel in het hedendaags Nederlands verschenen is. Daarna wil ik aandacht schenken aan de inhoud (2) en aan de actualiteit (3) van zijn boek.

1. Wie was Petrus Wittewrongel?

Petrus aanschouwde in 1609 het levenslicht in de Zeeuwse hoofdstad Middelburg. Zijn vader was boekhouder bij de Rederijkerskamer. Niet echt een hoge functie, maar wel wat hoger dan de meeste mensen in die tijd. Het lijdt geen twijfel of Wittewrongel heeft in zijn jonge jaren gezeten onder het gehoor van de vader der Nadere Reformatie, ds. Willem Teellinck (1579-1629). Bovendien is het heel goed mogelijk dat hij ook onderwijs heeft ontvangen van de pedagoog van de Nadere Reformatie, Johannes de Swaef. Maar hoe het ook zij, in 1628 werd hij als student aan de Leidse Universiteit ingeschreven. Hij studeerde er drie jaar. Dankzij Samuel Clarke, een Engelse auteur, is bekend dat Wittewrongel net als overigens vele andere Nederlandse aanstaande predikanten, aan het eind van zijn academische studie de Noordzee overgetrokken is om zich ten huize van de bekende puritein Thomas Gataker (1574-1654) de puriteinse wijze van prediking en pastoraat eigen te maken. De achtergrond hiervan, die tot dusver nooit bekend was bij de onderzoekers, was de volgende. Op 13 oktober 1631 meldde Wittewrongel zich bij de classis Walcheren met het verzoek om het voorbereidend examen te mogen afleggen. Wie dat haalde, werd proponent en kreeg daarmee preekbevoegdheid. Hij zal er zich niet van bewust geweest zijn dat hij met dit verzoek een heleboel overhoophaalde. Twee jaar eerder, op 12 juli 1629, was er namelijk door de classis een besluit genomen dat studenten minstens vier volle jaren aan de universiteit gestudeerd moesten hebben, wilden zij tot het voorbereidend examen toegelaten kunnen worden. Wittewrongel had echter nog maar drie jaar aan de universiteit gestudeerd. Hij voldeed dus niet aan die voorwaarde en kwam dus niet in aanmerking voor het examen. Een jaar later was dat wel zo. Op 5 augustus 1632 werd hij door de classis Walcheren aangenomen als proponent. Zijn verblijf in Engeland moet daarom tussen eind 1631 en de zomer van 1632 geplaatst worden.

Daarbij is de vraag reëel of Wittewrongel wel naar Engeland vertrokken zou zijn als hij niet in oktober 1631 door de classis Walcheren afgewezen was, althans voorlopig. Hij had daardoor een heel jaar voor zich. Wat moest hij in dat jaar gaan doen? Zijn keus is kennelijk op Engeland gevallen. Die keus is eigenlijk niet zo verwonderlijk als we bedenken dat ds. Willem Teellinck, onder wie hij tijdens zijn jeugd de woordverkondiging had mogen bijwonen en met wie hij waarschijnlijk ook in direct contact gestaan heeft, zelf ook in Engeland geweest was en daar in puriteinse kringen tot bekering en roepingsbesef was gekomen. En dat Teellinck zijn oudste zoon Maximiliaan aan het einde van diens theologische studie ook naar Engeland had gezonden, alleen bij een andere puritein, John Cotton (1585-1652).

Predikant

Tot nu toe vermeldde de literatuur steevast dat Wittewrongel in 1632 tot predikant zou bevestigd zijn. Onderzoek heeft echter uitgewezen dat dit pas op 5 juni 1633, dus een jaar later geschiedde. Dit betekent dat hij een jaar lang op zijn eerste beroep heeft moeten wachten. Dat is eigenlijk best heel verwonderlijk als we de verdere loopbaan van Wittewrongel beschouwen. Het was een zeer getalenteerd predikant en toch moest hij eerst nog een jaar wachten. Wijze leiding van de Heere!

Zijn eerste gemeente lag op Schouwen en bestond uit een combinatie van twee gemeenten: Renesse en Noordwelle.

In 1634 trouwde Wittewrongel met de welgestelde Middelburgse Apolonia van de Welle, die haar man 15 jaar zou overleven.

Het enige wat van zijn werkzaamheden uit zijn eerste gemeente nog bekend is, betreft zijn ijver voor de zondagsheiliging of, zoals dat toen genaamd werd, sabbatsheiliging. Want de naam zondag wilden onze oudvaders niet gebruiken, omdat dit een heidense term is. In 1635 bracht hij het onderwerp van de sabbatsheiliging op de classis. Zijn klacht was dat de schouten op het platteland de sabbatschenders niet beboetten, omdat de baljuw niet toestond dat zij dit zonder zijn kennis zouden doen. De classis besloot dit bij de Staten van Zeeland aanhangig te maken.

Reeds in zijn eerste ambtsjaren moet Wittewrongel als predikant een goede indruk gemaakt hebben, want al in 1636 werd hij als predikant beroepen in de belangrijkste stad van Schouwen-Duiveland, Zierikzee. Dat beroep ging niet van een leien dakje. De achtergronden zal ik u allemaal niet vertellen, maar in ieder geval bleek wel dat de gemeenteleden in Zierikzee hem graag als dienaar des Woords begeerden. Kennelijk was zijn prediking geliefd bij het gewone volk.

Zijn faam moet zich vervolgens heel snel over het hele land verspreid hebben, want twee jaar later deed hij op 23 juli zijn intrede in de grootste gemeente van Nederland, Amsterdam. In zijn Amsterdamse tijd werd hij een man van betekenis in de kerkelijke wereld. Niet alleen plaatselijk, maar ook provinciaal en zelfs nationaal. In de Amsterdamse kerkenraad nam Wittewrongel al vrij snel een vooraanstaande plaats in en trad hij met name op de voorgrond als het ging om de zuiverheid van enerzijds de leer en anderzijds het leven.

Theocratisch handelend

De geringe ruimte die theocratisch ingestelde predikanten als Wittewrongel in een stad als Amsterdam hadden, werd door hem wel degelijk benut en uitgeprobeerd. Een paar voorbeelden: Tegen de afspraken in benoemden de burgemeesters van Amsterdam in 1655 op eigen houtje, zonder de kerkenraad te raadplegen, drie ziekentroosters. Wittewrongel zette in het desbetreffende stuk er een klein zinnetje bij, waarin hij zijn ongenoegen te kennen gaf over de gang van zaken, voordat het stuk naar de drukker ging en officieel gepubliceerd zou worden, maar helaas voor hem werd zijn aanmerking tijdig ontdekt en ongedaan gemaakt.

Heftig verzette hij zich in Amsterdam ook tegen de overheidsbemoeienis met de kerkelijke censuur. U begrijpt wel wat dat inhield. Als je als kerkenraad problemen had met een arme dienstbode, dan mocht dat allemaal doorgaan, dan mocht je die wel onder censuur zetten en eventueel zelfs afsnijden. Maar als het nu een Amsterdamse burgemeester of een hooggeplaatst iemand in de maatschappij betrof, dan werd het anders en ging de politiek zich ermee bemoeien. Wittewrongel heeft zich altijd met hand en tand tegen dit soort toestanden verzet.

Op de Biddag van 1651 zag hij er niet tegenop om het stadsbestuur hevig te kapittelen vanwege allerlei zaken die hem vanuit de Heilige Schrift niet aanstonden. En in 1651 was hij ook een van de felste bestrijders van het beruchte toneelstuk Lucifer van de roomse Joost van den Vondel (1587-1679).

Blijvend contact met Engeland

Het zal aan zijn Engelse studiereis te danken zijn geweest dat hij het contact met Engeland nooit verloren heeft. Zo had hij in 1641 een briefwisseling over de aanstelling van een Nederlandse en Franse schoolmeester te Londen. Toen de derde predikantsplaats van de Nederlandse gemeente te Londen vacant werd, werd in de jaren 1643-1644 onder anderen aan hem gedacht. Een van de informanten van de kerkenraad meldde dat hem verteld was dat Wittewrongel overhelde naar het standpunt van de independenten, die de nadruk legden op de zelfstandigheid en onafhankelijkheid van een plaatselijke gemeente; onafhankelijk van synoden (tegen het presbyterianisme) en onafhankelijk van een bestuur door (aarts) bisschoppen (tegen het episcopalisme).

Ook was hij in beeld bij raadpensionaris Johan de Witt (dat was op dat moment, zeg maar, de minister-president van ons land). Deze stelde aan Oliver Cromwell (1599-1568), die in Engeland aan de macht gekomen was en een kerkorde wilde laten ontwerpen om een einde te maken aan allerlei vormen van geestdrijverij, voor om met het oog op die te maken kerkorde enige vermaarde Nederlandse predikanten naar Engeland te sturen. Dat voorstel viel bij Cromwell in goede aarde. In die commissie werd onder anderen Petrus Wittewrongel benoemd.

Sterven en nageslacht

Wittewrongel is op 7 december 1662 te Amsterdam gestorven en daar in de Westerkerk begraven. Voor zover we weten, is zijn huwelijk met Apolonia gezegend geweest met drie zonen (Christiaan, Gillis en Petrus) en een dochter (Apolonia). Twee zonen, te weten Christiaan en Petrus, hebben de ambtelijke voetsporen van hun vader gedrukt. Christiaan is predikant geweest in zijn geboorteplaats Renesse, Noord-Scharwoude en Brielle. En Petrus in Berkel en Leerdam.

2. Zijn geschrift

Nu we globaal kennis hebben gemaakt met de levensloop van Wittewrongel, willen we aandacht schenken aan zijn geschrift: Oeconomia Christiana of Christelijke huishouding. Van Wittewrongel is slechts dit éne geschrift bekend, maar dit éne geschrift is wel een heel bijzonder en belangrijk geschrift. De ontstaansgeschiedenis is niet eenvoudig.

De eerste uitgave

In 1655 verscheen de eerste uitgave van het genoemde werk, bestaande uit 526 pagina's in een klein formaat (8°). Vermoedelijk had de auteur oorspronkelijk al grootse plannen met deze uitgave, want hij heeft dit manuscript nota bene naar de Staten-Generaal gestuurd met het nederige verzoek of hij het aan hen mocht opdragen. De Statenleden bewilligden daar zomaar niet in, maar zij stuurden het werk eerst ter beoordeling door naar de theologische faculteit van de Leidse Universiteit. Die reageerde positief. Maar opmerkelijk genoeg staat er - ondanks die positieve reactie - geen opdracht aan de Staten-Generaal in Oeconomia Christiana. Wat daarachter zit, is mij niet bekend.

Aanspraak tot de lezer

Na de titelpagina volgt er een aanspraak van de auteur aan de lezer en in het bijzonder aan de oprechte lidmaten van de ware gereformeerde gemeente van Amsterdam. Dus hier horen we eigenlijk al dat Wittewrongel aan het separeren is. Hij richt zich in het bijzonder tot de oprechte lidmaten van de ware gereformeerde gemeente van Amsterdam.

Zijn aanspraak begint hij met op te merken dat Luther bezorgd was dat drie zaken het verderf over Duitsland zouden brengen, namelijk: 'menselijke wijsheid, het vergeten van Gods weldaden en vleselijke zorgeloosheid'. Nadat Wittewrongel deze drie onderwerpen aan de hand van Bijbelse gegevens uitgewerkt heeft, past hij ze toe op zijn eigen land, op zijn eigen kerk en op zijn eigen tijd. Hij constateert dat allerlei onheilen Nederland als oordelen Gods getroffen hebben, zoals het wegvallen van voortreffelijke leiders in de politiek en de kerk (onder anderen het wegvallen van stadhouder Willem II), de neergang van de handel, de vreselijke oorlog met Engeland (eigenlijk was dat een broederoorlog), het verlies van Brazilië, de verschijning van allerlei kometen aan de hemel enz., maar dat deze roepstemmen - en dat maakt het nog erger - niet ter harte genomen zijn. Men heeft zich niet bekeerd. Men blijft in een valse gerustheid in de zonden doorleven. Wittewrongel roept daarom zijn lezers hartstochtelijk op tot een reformatie van de zonden. Dit dient - wat typerend is voor Wittewrongel - "te beginnen bij een reformatie van ieders eigen huisgezin". Hierover had Wittewrongel enige tijd geleden reeds een reeks preken in zijn Amsterdamse gemeente gehouden, maar helaas moet hij constateren dat er maar weinig verbetering op gevolgd is. Dit heeft hem ertoe gebracht om aan de wens van vele Godzalige leden van de Amsterdamse gemeente en van zijn bijzondere vrienden om die preken uit te geven, gevolg te geven.

Deze eerste uitgave wordt goed ontvangen. Nog in hetzelfde jaar is een tweede druk nodig. Dit zal de auteur ongetwijfeld gestimuleerd hebben om het vervolg van zijn beoogde mammoetwerk te voltooien.

Derde druk

Zes jaar later, in 1661, is het zover. Dan verschijnt in kwartoformaat de derde druk die twee kloeke delen omvat van in totaal meer dan 2000 pagina's. De reden dat tussen deze en de voorgaande druk zes jaar zit, geeft hij ook aan. Hij was door een heleboel kerkelijke zaken opgehouden. Onder andere had hij veel zaken in opdracht van de Noord-Hollandse synode moeten afwikkelen en in zijn eigen familie was er ook het een en ander gepasseerd, waardoor hij niet veel aan schrijven toegekomen was.

Opdracht aan de Amsterdamse burgemeesters

Het eerste deel van de uiteindelijke grote uitgave kent als extra een opdracht aan de burgemeesters van Amsterdam. Hierin schrijft de auteur dat niemand het vreemd moet vinden dat de dienaren des Woords in deze boze dagen het volk enerzijds hun zonden aanzeggen en het oordeel aankondigen en anderzijds oproepen tot de nodige verbetering. In de Bijbel doet God door middel van Zijn knechten toch ook niet anders? De auteur betuigt dat hij tezamen met zijn collega's vanaf het begin van zijn dienst te Amsterdam dit heeft betracht. Hij stelt daarbij dat als de reformatie in de huisgezinnen in Amsterdam ter hand genomen zou worden en van daaruit door het gehele land beoefend zou gaan worden, het oordeel afgewend zou worden.

Wittewrongel draagt dit werk met name op aan de burgemeesters, omdat zij meer tot de bevordering van de lang gewenste reformatie teweeg kunnen brengen dan de tong van een ijverige predikant of de pen van de allerbeste auteur. Met andere woorden, hier treedt hij op als een ware theocraat en wijst de overheid op de roeping om de ware religie te bevorderen. Die bevordering is dan ook de reden waarom God de overheden met gezag bekleed heeft, en hij wijst dan naar de loffelijke voorbeelden van de Godvruchtige richters, koningen en keizers, die oudtijds niet alleen plakkaten uitvaardigden tegen de zonde, maar er ook voor zorgden dat die plakkaten in de praktijk uitgevoerd werden. Dat is ook weer een heel heikel punt, want in de zeventiende eeuw waren er best allerlei plakkaten die uitgevaardigd waren door stadsmagistraten en soms door de nationale overheid, maar waar het aan ontbrak, was de handhaving. Dat is tot op zekere hoogte tegenwoordig nog zo. Lang niet alle wetten worden tegenwoordig daadwerkelijk gehandhaafd. Als je die toch niet handhaven kunt, hebben die geen zin. In mijn ogen kun je die beter dan ook maar niet hebben. Dan zouden er veel van die overbodige regels weg zijn. Maar als het om principiële dingen gaat, dan moeten de plakkaten wel gehandhaafd worden. Dat is wat Wittewrongel hier bedoelt.

De Godzaligheid die met hoogheid vergezeld gaat (daarmee bedoelt Wittewrongel een man die een hoge politieke functie heeft, zoals bijvoorbeeld de burgemeester van Amsterdam, en die tevens Godzalig is), is in de ogen van Wittewrongel als een kostelijke diamant in een gouden ring. Want wanneer de regenten God zouden vrezen, dan zou dit de Godzaligheid bij de onderdanen sterk bevorderen. Wittewrongel is ervan verzekerd dat als degenen aan wie hij zijn geschrift opdraagt, in hun eigen gezinnen met de lang gewenste en zo nodige reformatie van de verdorven zonden zouden beginnen, de gehele stad en vervolgens het gehele land hen daarin zouden volgen.

Aanspraak tot de Amsterdamse kerkelijke ambtsdragers

Na de opdracht aan de burgemeesters volgt nog een omvangrijke aanspraak tot de predikanten, ouderlingen en diakenen van de Amsterdamse gemeente. Weer zet Wittewrongel in met klachten over de tijd. Er is nooit meer hoofdkennis geweest, maar ook nooit minder zaligmakende kennis dan nu. Weer haalt de auteur Luther aan, die profeteerde dat er een tijd zou komen dat de mensen alle jukken zouden verbreken. Hij wijst op de vele dwaalleraars die in Amsterdam een schuilplaats hadden gevonden: roomsen, jezuïeten, lutheranen (die hij verwijt bittere vijanden van de Gereformeerde Kerk en leer te zijn), remonstranten, allerlei soorten van wederdopers, om nog maar te zwijgen van kwakers, spiritualisten, libertijnen en vrijgeesten.

Verder richt hij zijn pijlen nog op de chiliasten en socinianen. Wittewrongel vindt dat al die dwaalgeesten veel te veel vrijheid in Amsterdam krijgen.

Dan komt er iets heel typerends voor Wittewrongel. Hij stelt dat het verval niet alleen de leer betreft, maar evenzeer het leven. Hij ziet de kracht der Godzaligheid met de dag afnemen. Meer dan ooit acht hij het daarom nodig om aan te dringen op reformatie des levens en op reformatie van de huisgezinnen. Hiertoe spoort hij dan ook zijn ambtsbroeders aan. Bovendien moeten zij er niet alleen bij anderen op aandringen, maar zij moeten ook zelf in hun eigen huisgezinnen het goede voorbeeld geven.

Vervolgens stelt hij de prediking aan de orde. Hij zegt dat de prediking - gelijk ook het Woord van God - twee dingen moet bevatten: Wet en Evangelie. En dat in deze volgorde, zo stelt hij nadrukkelijk. Nadat hij vele andere behartigenswaardige woorden over de wijze van preken en over het exemplarisch gedrag van predikanten aan het papier heeft toevertrouwd, maakt hij duidelijk dat ook ouderlingen en diakenen een taak hebben in die nodige reformatie.

Aanspraak tot de lezers

De in de eerste en tweede druk opgenomen aanspraak tot de lezer en in het bijzonder tot de oprechte lidmaten van de Amsterdamse gemeente heeft Wittewrongel ook in de derde druk opgenomen. Alleen in de derde druk is die aanspraak iets vermeerderd. In het nieuw toegevoegde gedeelte dringt Wittewrongel erop aan dat de huisgezinnen Christelijke huisgezinnen zullen zijn. Dat het kleine gemeenten zullen zijn. Dat is typisch puriteins! Een Christelijke gemeente die bestaat uit zulke kleine gemeenten, dat is pas een goede gemeente!

Na deze aanspraak volgen nog twee eerdichten, een ontleding van de inhoud van het boek en een register van de voornaamste zaken die in het eerste boek behandeld worden.

Overigens staat ook in het tweede boek nog een aanspraak tot de lezer. Daarin zegt Wittewrongel dat er in deze laatste, boze dagen nooit te veel op reformatie en verbetering des levens aangedrongen kan worden.

Vervolgens geeft hij in het kort een overzicht van hoe de derde druk, die twee dikke boeken, tot stand gekomen is. De prijs van deze nieuwe uitgave lag vanzelf flink wat hoger dan van het éne kleine deeltje van de eerste of tweede druk. Zij die dat eerste deeltje aangeschaft hadden, raadt hij aan om toch die twee dikke boeken te kopen en dan het overbodig geworden kleine deeltje aan de kinderen of aan een dienstbode te geven. Die kunnen immers die nieuwe uitgave niet betalen. Ten slotte erkent hij ruiterlijk dat hij veel aan Engelse puriteinse theologen ontleend heeft. Daar komen we nog op terug.

De inhoud van zijn geschrift

In het eerste boek van de grote uitgave gaat hij eerst in op het huwelijk als het fundament van het gezin. Hierbij komen aan de orde: het wezen, het doel en de heiligheid van het huwelijk, de huwelijksbeletselen, de partnerkeuze, de vrijage - het is ook heel opmerkelijk dat onze oudvaders daar gewoon over schreven -, de verloving, de huwelijksvoltrekking en de bruiloft. Feitelijk worden vrijwel alle mogelijke aspecten van de weg naar het huwelijk in dit compendium uitvoerig beschreven. Vervolgens komen de wederzijdse plichten binnen het huwelijk ter sprake, de plichten van man en vrouw, de plichten van ouders en die van de kinderen. En ten slotte de plichten van het dienstpersoneel en de heer en mevrouw van het huis. Vroeger had je immers veel dienstboden, iets dat je nu niet zoveel meer tegenkomt.

Daarna gaat de auteur in op de Christelijke huishouding en op de rol van de ouders als voorbeelden van vroomheid. Hij bespreekt de levendmaking als voorwaarde om de kracht der Godzaligheid te kunnen voorleven, want anders is het allemaal maar wetticisme. Vervolgens somt hij de kenmerken op waarin de ware gelovigen zich onderscheiden van de burgerlijke Christenen en hypocrieten. De eigenschappen van de kracht der Godzaligheid brengt hij naar voren en daarbij vergeet hij de toepassing niet. Ook de natuur en bijzondere eigenschappen van de heilszekerheid komen aan de orde. Onder andere waarin de ware verzekering van de staat der genade te onderscheiden is van de valse gerustheid, die bij veel mensen gevonden wordt. Dit is in grote lijnen de inhoud van het eerste boek.

In het tweede boek bespreekt de auteur een hele reeks aan deugden die ouders ten toon moeten spreiden. Ook de zorg van de ouders voor het uiterlijke en voor het geestelijke welzijn komen aan de orde, terwijl de auteur in het laatste hoofdstuk de plicht van de ouders uiteenzet om de overblijfselen uit de roomse tijd alsmede allerlei wereldse praktijken te weren uit hun gezin. Als wereldse praktijken noemt hij kaartspel, brasserij, dronkenschap, dansen, pronkzucht en toneel.

De aard van zijn geschrift

Wat de aard van dit geschrift betreft, Oeconomia Christiana is primair een reformatiegeschrift. Witte - wrongel signaleert verval op religieus en ethisch gebied en wil met zijn werk een handleiding geven om de geconstateerde gebreken te herstellen. Hij schrijft voor waar de zo nodige hervorming moet beginnen: in het gezin, wie als eerste de hand aan de ploeg moeten slaan: de ouders, alsmede wat er gereformeerd dient te worden en op welke wijze.

In de tweede plaats kan zijn werk getypeerd worden als een huwelijks- en een gezinsethiek. Hij geeft het gewicht van het huwelijk aan, laat zien hoe men binnen het huwelijk met elkaar moet omgaan en hoe de leden van een gezin zich onderling tot elkaar hebben te gedragen, inclusief het dienstpersoneel.

Ten derde bevat zijn geschrift een zedenkunst. Niet minder dan ruim 700 bladzijden van het tweede deel heeft de auteur daaraan geweid.

Ook bevat het een handleiding voor de gezinsgodsdienst. In het tweede boek wordt zelfs meer aandacht aan dit motief gegeven dan aan de openbare godsdienstoefening. In het kader van de huisgodsdienst behandelt de auteur: gezinscatechese, gezinsgebeden, de Bijbellezing in het gezin, de samenspreking in het gezin naar aanleiding van het Bijbellezen en de gehoorde preken, de meditatie en het gezamenlijk zingen van psalmen.

In het tweede gedeelte van het eerste boek en in het eerste gedeelte van het tweede boek geeft Wittewrongel talrijke kenmerken van het echte geestelijke leven aan de hand waarvan de lezer of de lezeres zich kan onderzoeken. Zijn werk kan daarom ten slotte ook beschouwd worden als een toetssteen van de ware genade en eigenlijk een beetje als voorloper van de Toetssteen van ware en valse genade van ds. Theodorus van der Groe (1705-1784).

Bronnen

Nauwgezet onderzoek heeft geleerd dat Wittewrongel in elk geval uit niet minder dan 24 gepubliceerde bronnen geput heeft. Dat 18 van die 24 werken door puriteinen geschreven zijn, is op zichzelf natuurlijk al veelzeggend. Wanneer daar nog bijkomt dat Wittewrongel voor de meeste en uitvoerigste ontleningen leentjebuur heeft gespeeld bij die puriteinen, dan staat het eens en voor altijd vast dat Wittewrongel overwegend putte uit puriteinse bronnen. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat de diepe indruk die de gezinsgodsdienst ten huize van Gataker op Wittewrongel gemaakt heeft, hem geïnspireerd heeft om dit thema uitputtend in eigen land te behandelen en te propageren. Deze veronderstelling wint aan zekerheid als blijkt dat hij van niet één puritein zoveel geschriften geraadpleegd heeft als van Gataker, namelijk vier. Voor een zesde deel valt hij dus terug op publicaties van deze Engelsman die hem in Engeland inleidde in de geheimen van de ambtspraktijk. Het was eigenlijk niet zijn bedoeling om naar Engeland te gaan, maar omdat hij van de classis toch nog een jaar moest studeren, is hij naar Engeland gegaan. Hoe zegenrijk is de uitwerking daarvan geweest!

Invloed

Welke invloed heeft Wittewrongel met zijn werk gehad in zijn tijd en daarna? We willen enkele lijnen trekken.

a. Invloed in Amsterdam

Kerkelijke organen hebben in de zeventiende eeuw op allerlei niveaus de burgerlijke overheid getracht te bewegen tot het uitvaardigen van weeldewetten. Dat wil zeggen, wetten tegen de weelde. U weet het, de zeventiende eeuw wordt gezien als de Gouden Eeuw. Veel welvaart, veel geld. Wat gebeurt er dan? Dan weten veel mensen niet meer wat ze van gekkigheid moeten doen, en dan komen er allerlei uitwassen. Die weeldewetten zijn nergens in Nederland daadwerkelijk uitgevaardigd, behalve in Amsterdam. Dat is eigenlijk heel wonderlijk. De grootste stad, daar zou je het toch zeker niet verwachten. Maar juist daar zijn er weeldewetten uitgevaardigd, en dat nog wel in 1655, het jaar waarin de eerste druk van Wittewrongels geschrift het licht zag. Aangezien hij in zijn aanspraak al naar die wetten verwijst, kunnen die op zichzelf natuurlijk niet op conto van het verschijnen van zijn geschrift geschreven worden, maar wel is het duidelijk dat de door hem daarvoor gehouden preken en de daardoor gemaakte indruk niet los van de uitvaardiging van die weeldewetten gezien kunnen worden. Geleerd door de praktijk, voegde hij aan de verwijzing naar die wetten wel de wens toe dat die wetten ook getrouw nagekomen zouden worden en bij gelegenheid uitgebreid. Met andere woorden, hij vond dat ze nog niet ver genoeg gingen. Die toevoeging was niet zonder reden, want het is bekend dat men in Amsterdam liever een flinke boete betaalde als men door de schout betrapt werd. Dit was met name op bruiloften het geval. Niet zelden werden bij zulke gelegenheden de weeldewetten overtreden, bijvoorbeeld ten aanzien van de toegestane hoeveelheid wijn voor een bruiloft. Men wilde echter niet graag dat de gasten ook maar iets tekort zouden komen. Dan betaalde men liever een flinke boete.

b. Invloed op andere oudvaders

We kunnen lijnen trekken naar andere oudvaders die na Wittewrongel gepubliceerd hebben. Zo is de invloed van Oeconomia Christiana echt aantoonbaar bij de Rotterdamse predikant Franciscus Ridderus (1620-1683). Het is duidelijk dat deze Rotterdamse predikant het standaardwerk van Wittewrongel vaak voor zich had liggen toen hij zijn eigen geschriften schreef, en dat dit standaardwerk ook richtinggevend voor hem was. In mindere mate geldt dit eveneens voor de Purmerendse predikant Simon Oomius (1630-1706) en de volbloed-nadere-reformator Jacobus Koelman (1632-1695). Dan ligt het verder ook voor de hand dat Wittewrongels geschrift een rol gespeeld zal hebben bij het vervaardigen van latere stichtelijke publicaties die over het Christelijke gezin handelen. Maar dat valt toch eigenlijk wat tegen. Ik heb slechts één werk gevonden: Kort ontwerp van de praktyk des Christendoms van de Emdense predikant Eduard Meiners (1691-1752), terwijl bijvoorbeeld Gerhard Meyer (1655-1718), predikant te Beerta en auteur van Portaal des Heren of een verhandeling van de plichten der ouderen, waar te nemen in de opvoedinge van hunne kinderen (1701), helemaal geen weet schijnt gehad te hebben van Wittewrongels werk.

c. Invloed op Bavinck en Geesink

Toch is Wittewrongels werk niet geheel in vergetelheid geraakt. Bijvoorbeeld in de eerste helft van de twintigste eeuw waren er binnen de Gereformeerde kerken in Nederland, die toen nog redelijk orthodox waren, twee grootheden die allebei zwaar leunden op de schouders van Wittewrongel bij hun uiteenzetting van de huwelijks- en gezinsethiek. Dit was in de eerste plaats de bekende dogmaticus Herman Bavinck (1854-1921) in zijn boek: Het Christelijk huisgezin (1908). Dat zou je eigenlijk niet zo verwachten, want Bavinck was niet zo'n liefhebber van de oude schrijvers, maar op dit punt blijkt Bavinck zich wel sterk georiënteerd te hebben op het werk van Wittewrongel. En prof. G.H.J.W.J. Geesink (1854-1929) in zijn bekende werk: Gereformeerde Ethiek (1931) doet dat evenzeer. Beide heren waren hoogleraren aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.

3. Actualiteit

De vraag kan gesteld worden of een boek uit de zeventiende eeuw, en dan nog wel zo'n omvangrijk boek, het waard is om opnieuw in het hedendaags Nederlands te worden uitgegeven? Naar mijn mening wel en dat om redenen die verband houden met het feit dat wij in het huidige moderne tijdsgewicht van twee kanten ernstig bedreigd worden, te weten: van binnenuit en van buitenaf.

a. Bedreigingen van binnenuit

Tot op zekere hoogte ziet het er aan de buitenkant in de rechterflank van de gereformeerde gezindte nog best aardig uit. Op zondag is er in het algemeen nog een trouwe opkomst. Maar doordeweeks? Dan maakt het niet uit om welk kerkgenootschap het gaat, maar haast overal zie je een sterke terugloop als het gaat over het bijwonen van doordeweekse diensten. Dat is tekenend. De gewoonte is er dus nog wel om zondags naar de kerk te gaan, maar de behoefte? Daarmee lijkt het niet best gesteld te zijn.

En hoe vaak is er binnen de refo-wereld niet sprake van een schrijnende tegenstelling tussen de zondag en de andere dagen van de week en tussen leer en leven? Toen ik onlangs voor de jeugd sprak, kwam ik weer zo onder de indruk hoever we weg zijn. De refojeugd is net zo hard verslaafd aan de digitale wereld van computer, internet, mobiele telefoon, ipad enz. als de seculiere jeugd. En een groot deel van de refojeugd brengt de zaterdagavond door op plaatsen waar ze God niet kunnen ontmoeten. Hoe komt dit nu?

Ik kan het nog scherper stellen. Ik heb het over Willem Teellinck gehad. Die man had verscheidene kinderen. Al zijn kinderen zijn predikant geworden, voor zover ze althans de volwassen leeftijd bereikt hebben. Ze zijn allemaal in het spoor van hun vader gebleven. Je hebt hele predikantengeslachten in de 17e eeuw gehad, de Van Larens bijvoorbeeld. Dat waren Godzalige predikanten. Hele gezinnen waren zo. Maar hoe is het nu met onze gezinnen? Gaan al onze kinderen in ons voetspoor? Of zijn we er al aan gewoon geworden dat de meesten vaak al niet eens meer naar de kerk gaan en zijn we al tevreden als er nog een paar bij de waarheid gebleven zijn? Maar hoe komt het dat het vroeger zo vaak voorkwam dat kinderen bij de waarheid bleven en nu veel minder? Veelal wordt dan al snel opgemerkt dat er nu zoveel meer bedreigingen en verleidingen zijn dan toen. En dat de verleidingen nu zoveel te indringender zijn, om vervolgens daarin te berusten.

Ook in de tijd van Wittewrongel waren er - zeker in Amsterdam - bedreigingen en verleidingen voor de jeugd. Wittewrongel moest tot zijn grote verdriet en smart constateren dat het gereformeerde Amsterdam een broeinest van ongerechtigheid was en dat het leven van vele gereformeerden niet in overeenstemming was met hun leer. Juist daarom drong hij aan op een grondige en radicale reformatie. Veel mensen zaten zondag aan zondag wel onder de ware leer, maar stonden buiten de gemeenschap met Christus; zij leefden onverzoend met God gerust daarheen. Is dit ook onder ons niet veel het geval? Hoe kunnen we dan onze kinderen ooit heilig jaloers maken?

Diep in het slop

Het geven van een Bijbelse opvoeding aan onze kinderen is onze dure plicht. Maar hoe goed wij hen ook opvoeden, wij zelf kunnen onze kinderen in de middellijke weg hooguit opvoeden tot een farizeeër. Verder niet. Maar is er nu onder ons nog een levendige behoefte en een drang des harten, is het bij ons nog een opgebonden zaak, om te bidden en alles in het werk te stellen dat ze bekeerd mochten worden? Vaak hoor ik: 'Dominee, mijn kinderen gaan allemaal nog naar de kerk en nog twee keer ook, hoor! Nu, dat is mooi, maar hoeveel zijn er nu al ongelukkig geworden, omdat ze God missen? Hoeveel lopen er met de schuld? Hoeveel zijn er al uitgedreven tot Christus? 'Ja dominee, daar moet je maar niet over praten, maar ze gaan nog wel trouw naar de kerk.' Kijk, als we hierin als gezindte berusten, dan hoop ik dat u voelt dat we diep in het slop zitten, dat we ons echt op een doodlopende weg bevinden. Dan krijg je godsdienst en je krijgt misschien nog wel vroomheid, maar de ware vreze van Gods Naam wordt gemist. Wittewrongel legde toen de vinger op deze zere plek en dat gebeurt ook nu door de nieuwe uitgave van zijn werk.

Reformatie in en vanuit de gezinnen

Wittewrongel zei dat er een nadere reformatie moest komen. Dat zeiden er meer: Teellinck, Udemans, Voetsius, Koelman hebben dat ook allemaal gezegd. Het bijzondere van Wittewrongel is dat hij zei: 'Ja, maar dan moet je beginnen bij het gezin. Daar moet het zaad gestrooid worden. Vanuit de gezinnen als kleine gemeenten, als kleine kerkjes, moet de gemeente gebouwd en gereformeerd worden. Als er een inzicht actueel is voor onze tijd, dan is het - naar mijn vaste overtuiging - dit wel. Als onze gezinnen weer kleine kerkjes zouden worden, waar de vreze van Gods Naam mag ruisen, waar alle dingen op het Woord van God geënt zijn en waar de liefde het samenbindende element is, dan zullen de gewetens van onze kinderen en van onze kleinkinderen daardoor gevormd worden. Verder durf ik niet te gaan.

Gewetensvorming en een voorbeeld zijn

Maar wat ik nu in onze gezindte constateer, is dat er te weinig aan gewetensvorming wordt gedaan. Als je op catechisatie met hen spreekt, als je ziet hoe ze zich gedragen en waar ze mee omgaan, wat ze door de week doen, dan denk ik: 'Is er bij een aanzienlijk deel van onze kinderen nog wel een besef van God? God zegt ze niets meer.' Zo gauw wordt dan gezegd: 'Ja, maar ze leven in een heel andere wereld!' Dat is dan wel mede de schuld van ons als ouders! Als God hun niets meer zegt, omdat ze ondergedompeld zijn in de virtuele wereld van de moderne media, hebben wij dan wel voldoende op de wacht gestaan of hebben wij alles maar toegelaten? Hebben wij voldoende gedaan om ze daarvan te weerhouden? Hebben wij hen daarvoor ernstig gewaarschuwd? Ik zie zo vaak dat ouders hun kinderen maar loslaten. 'Het helpt toch niet meer, dominee, wat je ook zegt. Ze hebben hun vrienden en vriendinnen, wat die vinden, dat is belangrijk.' Ja, dat is waar, maar ze hebben eerst u en mij als vader. Dat is het hele punt. Dan bedoel ik niet dat onze kinderen beter zullen zijn dan anderen, dat echt niet. Maar als hun gewetens gevormd worden, dan zullen ze in ieder geval wel het verschil voelen. Dan zullen hun gewetens gaan spreken wanneer ze toch doen wat niet mag. Maar nu dreigt er een geslacht op te komen dat voelt helemaal geen verschil meer. Ik denk toch dat ik geen vreemde taal spreek als ik zeg dat wij in onze jeugd het heel goed aanvoelden; als je een keer naar de bioscoop zou gegaan zijn, dan bonkte je hart uit je borst, of niet? Nu zeggen ze: 'Wat maakt dat nu uit een filmpje in de bioscoop bekijken? Dat doen we regelmatig al via internet, dominee.' Wanneer ze een paar uur vrij hebben van school, gaan ze gerust tussendoor even naar de bioscoop, terwijl ze op een reformatorische school zitten.

Ja, dat is de werkelijkheid van nu. Hoe komt dat? Hoe komt het dat er vroeger nog jeugd rondliep die een geweten had, al waren ze niet beter? Wel, daar was aan gewetensvorming gedaan. En ik vrees dat dit meer en meer verdwijnt. Hoe geweldig belangrijk is dan ook het geschrift van Wittewrongel. Gewetensvorming zal de jeugd voor veel zonden bewaren. Temeer nog als wij voorbeelden voor hen mogen zijn. Dat is nog belangrijker. Ik zeg niet dat al onze kinderen dan in het spoor zullen blijven, maar dan zeg ik wel dat dat vaak indruk maakt en tot jaloersheid verwekt. Dan kan het zijn dat dit diep wegzakt, maar het komt later in het leven bij de kinderen toch weer terug. Een opvoeding waarbij ouders alleen maar verbieden, stoot af, maar een voorgaan in de praktijk der Godzaligheid, dat trekt aan.

's Zaterdagavonds

Het is te vrezen dat heel veel refo-jongeren op de voorsabbat van huis zijn. Op Urk waar ik nu mag staan, is dat vreselijk, juist ook bij de rechtse kerken. Het lijkt er wel op hoe rechtser een kerk, hoe goddelozer dat de jeugd zich 's zaterdagsavonds gedraagt. Hoe komt dat? Voor een deel omdat de ouders zelf vaak die avond ook niet thuis zijn. Een catechisant van me vertelde eens: 'Mijn ouders zijn 's zaterdagsavonds altijd weg en wij dus ook. Wij moeten om half 12 thuis zijn. Afgelopen zaterdag waren we ook om half 12 thuis, maar zelf kwamen ze om kwart voor 12 thuis'. Kijk, dat soort dingen, het zelf niet thuis zijn en dan nog later thuiskomen ook, dat is zo funest.

Ouders willen vaak rust hebben voor zichzelf en die vinden het dan wel goed dat de jeugd weg is of nog erger, ze zeggen: 'Dominee, de grootste boeven van nu, worden de beste ouderlingen van de toekomst, alsof zonde ooit goed zou zijn.' Nee, wie van Godswege de ouderroeping op zijn hart gebonden heeft gekregen, die zal er dan alles aan willen doen om de jeugd thuis te houden. Maak het maar gezellig. Het is misschien wat platvloers gezegd: 'Bak dan maar snacks voor ze, maar zorg dat ze thuis zijn en niet op plaatsen komen waar de wereld en de duivel heersen.' Zeg niet tegen de jeugd: 'We willen het rustig hebben en morgen is het zondag; daarom hier in huis niets overhoop halen, het moet netjes blijven; dus nu geen vrienden en vriendinnen hier.' Doe zo niet, maar zet je huis open. Laat ze maar komen, want dan heb je het zelf voor het zeggen. Dan weet je wat er gebeurt. En als je ze weg laat gaan, dan weet je het niet. Mijn ervaring heeft mij geleerd dat je dan soms nog tot hele aardige gesprekken kunt komen met de jeugd, van hart tot hart.

Als argument om zich op zaterdagavond en op de dag des Heeren niet met kinderen en met de jeugd op te houden, wordt door ouders ook vaak als argument gebruikt dat men moe is van de dagelijkse arbeid. 'Dan mag je toch ook wel je rust hebben, dominee?' Nu, daar heb ik maar één antwoord op: 'Wie zo hard werkt dat hij bijna geen aandacht voor zijn kinderen heeft, die moet voelen dat hij onverantwoord bezig is. Die zal in biddend opzien tot de Heere zijn leefen zijn werkpatroon radicaal moeten wijzigen. Geld heeft geen eeuwigheidswaarde, maar de zielen van uw kinderen des te meer.'

Wedergeboorte

Geen enkele ouder heeft krachtens het recht van God op ons het recht om onbekeerd te zijn. De vele wantoestanden die er zijn, zouden wel eens voor een belangrijk deel het gevolg kunnen zijn van het feit dat veel ouders naar hun kinderen uitstralen dat ze onbekeerd zijn en erbij uitstralen - dat is het ergste -dat ze er niet mee zitten ook. Dat is vreselijk, dat is funest! In dit opzicht is hoofdstuk 43 van het eerste boek van Wittewrongels werk zo ontdekkend en leerzaam. In de nieuwe uitgave is dit hoofdstuk te vinden in deel 1. Ik zou zeggen: 'Lees dat 43e hoofdstuk eens heel goed door. Daarin wordt gesteld dat wedergeboorte de noodzakelijke voorwaarde is voor een Godzalige opvoeding. Dat wordt door Wittewrongel niet zo geponeerd om onder de verantwoordelijkheid uit te komen, maar juist om de noodzakelijkheid van zowel een verbroken hart en een verslagen geest als van de kennis van Christus de lezers op het hart te binden.

Afschuifsysteem

In het verleden hebben velen onder ons gedacht dat met het optuigen van een reformatorische zuil de zaken goed geregeld waren. Wij konden onze kinderen toevertrouwen aan de reformatorische leerkrachten, zo meenden wij. In de praktijk heeft dit echter uitgewerkt dat ouders nog minder hun verantwoordelijkheid voelen voor de opvoeding van hun kinderen dan vroeger. Er is een afschuifsysteem gekomen. De juffrouw en de meester op de reformatorische basisschool, de leerkrachten in het voortgezet reformatorisch onderwijs, de predikant of de ouderling op catechisatie, moeten maar doen wat wijzelf bij het doopvont hebben beloofd te doen. Maar nu de refo-zuil van binnenuit uitgehold en op sterven na dood is, worden ouders pijnlijk met hun neus op de feiten gedrukt. Nee, eerst thuis onderwijzen, daar ligt de basis, dan pas op school, dan pas op catechisatie, dan pas in de kerk.

b. Bedreigingen van buitenaf

De bedreiging komt echter niet alleen van binnenuit op ons af, maar zeker ook van buitenaf. Het reformatorische onderwijs staat onder heel sterke druk om zaken als emancipatie en homoacceptatie in het onderwijsprogramma op te nemen. Ten diepste is het nu al zo, gelet op de eisen van politiek Nederland, dat er geen reformatorische scholen meer kunnen bestaan.

Wij denken dat het allemaal nog reformatorische instituten zijn, maar dat is natuurlijk onszelf gewoon voor de gek houden. Kijk, als wij bejaardeninstellingen hebben of zorginstellingen die gesubsidieerd worden door de overheid, dan zijn het in feite geen reformatorische instellingen meer, want dan kun je tegenwoordig als bestuur niet meer zeggen: 'Je mag geen televisie op je kamer.' Als je dat zegt, is er grond om de subsidie in te trekken. Je kunt volgens de huidige wetgeving als reformatorische school ook niet meer zeggen: 'Wij willen geen homoleraar voor de klas'. Doe je dat wel, dan is er grond om door de rechter in het ongelijk gesteld en veroordeeld te worden. Dat is op dit moment de situatie. Ik kan het mis hebben, maar voor mij is het in ieder geval zo dat er geen reformatorische zuil meer is. Die is gewoon weg. Alleen in naam is hij er nog en we beelden ons wel in dat hij er is, maar in de praktijk is hij er niet meer.

Als het nu zover komt dat de subsidie wordt afgepakt, wat dan? Moeten we dan maar buigen om de subsidie te behouden? Nee, we moeten bidden om genade om Gode meer gehoorzaam te mogen zijn dan de mensen. Het kan ook best zo zijn dat het ons straks onmogelijk wordt gemaakt om naar de stembus te gaan. Dan moeten we maar gaan zuchten, bidden en belijden, en niet toch maar naar de stembus gaan om zo gezegd groter kwaad te voorkomen.


BESTELLEN HERUITGAVE 'CHRISTELIJKE HUISHOUDING'

De Landelijke Stichting ter bevordering van de Staatkundig Gereformeerde beginselen is druk bezig met het heruitgeven van het inhoudsvolle en omvangrijke werk van ds. P. Wittewrongel, genaamd 'Oeconomia Christiana of Christelijke huishouding'. Tot voor kort was dit zo lezenswaardige werk van ruim 2000 pagina's alleen (beperkt) in de zogenaamde oude druk verkrijgbaar, wat voor velen een hoge drempel vormt om het te lezen. Daarom heeft de Landelijke Stichting besloten dit werk opnieuw uit te geven in het hedendaags Nederlands.

In herspelde vorm zal deze serie uit vijf boeken van circa 600 pagina's gaan bestaan. Het eerste deel van deze serie is in mei van dit jaar verschenen. Stevig ingebonden en voorzien van een harde kaft. Naar verwachting zal elk volgend deel telkens een halfjaar tot een jaar later verschijnen, zodat de gehele serie bij leven en welzijn binnen 3-4 jaar compleet zal zijn (verschijning deel 2: december 2013).

Het betreft een eenmalige uitgave (ISBN: 978-90-77530-11-5) en de vijf delen worden alleen per serie verkocht. Wat de prijs betreft, tot 1 juli 2013 was het mogelijk om voordelig in te tekenen op deze serie voor een prijs van € 199,- (inclusief portokosten). Daarna is de prijs omhooggegaan naar € 249,- per serie. Het aantal intekeningen op deze serie heeft echter alle verwachtingen overtroffen. Daardoor is het mogelijk geworden om de serie blijvend en met terugwerkende kracht voor € 199,- aan te bieden. Recent heeft het bestuur daartoe besloten. Dit bedrag behoeft u bovendien niet ineens te betalen, maar in 5 termijnen: na het verschijnen van ieder deel betaalt u € 39,80 (dit is inclusief portokosten!). Deze vijfdelige serie is alleen bij de administratie van de Landelijke Stichting verkrijgbaar en wordt dus niet via de boekhandel verkocht, daar het anders niet mogelijk is om de prijs zo laag te houden. Om in te schrijven op de volledige serie kunt u - bij voorkeur - mailen naar: inhetspoor@kliksafe.nl, of bellen naar: 0418-671790 (b.g.g: 0416-693844). Graag in alle gevallen uw volledige adres en uw telefoonnummer doorgeven alsmede het aantal series van vijf boeken dat u wenst te ontvangen. Het reeds verschenen eerste deel wordt u dan zo spoedig mogelijk toegezonden.

Wij willen u vragen om familieleden, vrienden en kennissen op deze zeer waardevolle heruitgave te attenderen om zo gezamenlijk de voortzetting hiervan mogelijk te maken.

Het bestuur


Blaast God erin?

Misschien is het zelfs wel zo dat God blaast in geheel onze reformatorische zuil, waarin zoveel mis is. Afgelopen tijd heb ik een aantal ouders gesproken van wie ik verwachtte dat ze zonder meer hun kinderen naar het reformatorisch voortgezet onderwijs zouden sturen en tot mijn grote verbazing zeiden die ouders: 'Dominee, we doen dat niet, want daar is het nog erger dan op een Christelijke school. Als ik mijn dochter straks in september naar die reformatorische school stuur, binnen een jaar gaan ze zich opmaken, gaan ze korte rokjes dragen enz. Dit zie je zo vaak gebeuren, ook bij meisjes uit de meest rechtse gemeenten. Doen ze niet mee, dan liggen ze eruit. Dan kan het zelfs zo zijn dat ze vanwege die groepsdruk tot wereldgelijkvormigheid geen leven meer hebben op een reformatorische school. En als we ze nu naar een gewone Christelijke school sturen, dan gebeurt er niets, want dan zeggen ze: 'Nu ja, die mensen zijn nu eenmaal zo. Dan worden ze vaak helemaal niet geplaagd. Dan kunnen ze nog met een normale roklengte komen. Dan behoeven ze geen oorbellen in en noem maar op.' Het is erg dat het zo gaat. Wat ten goede moest zijn, keert zich zo ten kwade. Wij en onze kinderen zijn ook op deze wijze geenszins meer een voorbeeld voor de wereld, geenszins meer een lichtend licht en een zoutend zout. Moeten we dan nog vreemd opkijken als God erin blaast?

Te veel opgegaan in eigen kring?

De vraag kan ook gesteld worden of we niet te veel opgegaan zijn in eigen kring? Hebben we niet te veel vergeten wat de Heere tegen de discipelen gezegd heeft: Zie, Ik zend u als schapen in het midden der wolven (Matth. 10:16a). En: Gaat dan heen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in den Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles wat Ik u geboden heb (Matth. 28:19). Wij willen niet opgegeten worden, wij willen in eigen kring blijven, maar die opdracht van de Heere geldt nog steeds. De eerste Christengemeente in Jeruzalem wilde ook bij elkaar blijven, maar de Heere wierp een steen van vervolging in de vijver en toen werden ze over de gehele toenmalige bekende wereld verspreid. Daarmee bereikte God Zijn doel: Zijn Koninkrijk werd verspreid. Geliefden, ik denk dat we in een tijd leven die veel meer zegt dan wij nu kunnen bedenken. Dat geldt voor ons als ouderen, maar dat geldt juist ook voor de jeugd. Wat hebben wij te verwachten van onze overheid? Heel simpel, druk. Vervolging zelfs. Iedereen noemt mij een pessimist. Daar kan ik dan ook niets aan doen, maar ik ben er vast van overtuigd dat wij over kortere of langere tijd de vervolging zullen ingaan. De vervolging is altijd ver weg geweest, maar die komt steeds naderbij en dan? Dan rest ons menselijk gesproken nog maar één maatschappelijke kern: het gezin. Juist daarvoor, voor de Christelijke huishouding in het gezin heeft Petrus Wittewrongel zo'n geweldig boek geschreven. Het is te hopen en te bidden dat wij de inhoud van dit boek tot ons mogen nemen en mogen praktiseren, voordat het straks zover is. Want als het zover komt, dan zou dit boek na de Bijbel wel eens als eerste op de lijst van verboden boeken kunnen komen te staan.

Een voorbeeld uit de praktijk

De in Wittewrongels boek beschreven gezinsgodsdienst is een middel waardoor de gereformeerde religie zou kunnen voortbestaan als gereformeerde instellingen, scholen, kerken enz. ons zullen ontnomen zijn. Misschien dat u denkt: 'Dat is allemaal zo utopisch.' Dan heeft u het toch mis. Ik wil ten bewijze een voorbeeld geven uit het verleden. Aan het eind van de zeventiende eeuw had de contrareformatie (dus de roomse beweging om de reformatie teniet te maken) in Hongarije en Zevenburgen het zover voor elkaar dat er een einde gekomen was aan alle vormen van gereformeerde eredienst en van protestants onderwijs. Dat moet u zich eens voorstellen wat dat inhoudt: je mocht niet eens meer naar de kerk en je kinderen kregen op school geen gereformeerd onderwijs meer. Deze situatie heeft daar heel lang geduurd. Maar toen na een lange periode van onderdrukking er weer een beetje adem kwam, bleek de gereformeerde religie die lange periode toch overleefd te hebben. De onderzoekers zijn het erover eens dat een belangrijke verklaring daarvoor ligt in de gezinsgodsdienst die door veel gezinnen daar, zowel voor als tijdens de vervolgingen, onderhouden werd. Zo werd de gereformeerde religie ondanks de vervolgingen toch van geslacht tot geslacht voortgezet. De diverse drukken van de Hongaarse vertaling van het bekende handboek van Lewis Bayly (ca. 1575-1631): De praktijk der Godzaligheid hebben daarbij een belangrijke rol gespeeld. Mede door dit puriteins vroomheidsboek had de gezinsgodsdienst diep ingang gevonden in het dagelijkse leven van de Hongaarse en Zevenburgse gereformeerden. Dit voorbeeld uit de geschiedenis kan voor ons in de toekomst wel eens van groot belang zijn. Wij worden teruggedrongen naar de gezinnen, maar laat het daar dan ook mogen gebeuren.

Ten besluite

Oeconomia Christiana is een werk dat bij uitstek geschikt is om ons toe te rusten voor het heden in de strijd tegen de moderne en antichristelijke tijdgeest en cultuur, en voor de toekomst als we teruggeworpen worden op het allerkleinste en allerlaatste maatschappelijke verband: het gezin. De Heere geve ons de keuze van Jozua in het hart en in praktijk: maar aangaande mij en mijn huis, wij zullen den HEERE dienen (Joz. 24:15). Hij ontferme Zich over de opkomende generaties!

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 2013

In het spoor | 52 Pagina's

Ds. P. Wittewrongel en zijn werk

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 2013

In het spoor | 52 Pagina's