Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEZONDEN TOT DE HEIDENEN OM....

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEZONDEN TOT DE HEIDENEN OM....

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het gaat dus om de vraag wat de bedoeling is van de Evangelie-verkondiging onder de heidenen, waartoe de Heere Zelf de opdracht gegeven heeft. Op deze vraag laat dc H. Schrift ons niet in het onzekere. Het antwoord is n.1. af te lezen uit de verantwoording, die Paulus tijdens zijn gevangenschap afgelegd heeft voor de stadhouder Felix in tegenwoordigheid van koning Agrippa. Daarin vertelt Paulus o.a. wat hem op de weg naar Damascus is geschied, toen de Heere Jezus hem verschenen is om deze vervolger tot een dienaar en getuige te stellen en Paulus tot de heidenen gezonden werd „om hun ogen te openen, en hen te bekeren van de duisternis tot het licht en van de macht des Satans tot God, opdat zij vergeving der zonden ontvangen en een erfdeel onder de geheiligden, door het geloof in Mij." (Handel. 26:18).

Deze woorden bevatten a.h.w. een kort begrip van de Evangelie-verkondiging. Daarin is samengevat wat niet alleen de heidenen maar ook wij allen van node hebben tot zaligheid. Weliswaar is er dit onderscheid tussen de heidenen en ons, dat wij reeds onder het licht van het Evangelie mogen leven en het Woord Gods aan de heidenen nog verkondigd moet worden, maar we hebben beiden hetzelfde nodig, n.1. geopende ogen, bekering van de duisternis tot het licht en van de macht van Satan tot God, vergeving der zonden en een erfdeel onder de geheiligden. Tevens wijst de Heere Jezus hier de weg aan, waarop al deze weldaden ons deel kunnen zijn, n.1. door het geloof in Hem. Daarom merkt Cal-

vijn op deze plaats zo treffend op, dat ons „hier een volmaakte beschrijving gegeven wordt van de wijze, waarop wij zalig worden" en dsze plaats a.h.w. een sleutel is „die ons de deur des hemels opent".

Onze ogen moeten dus geopend worden. Ieder mens is namelijk van nature geestelijk blind. De natuurlijke mens begrijpt immers niet de dingen, die des Geestes Gods zijn, want zij zijn hem dwaasheid en hij kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk onderscheiden worden (1 Cor. 2:14). Dus niet alleen de heidenen hebben gesloten ogen voor de geestelijke dingen, maar ook wij van nature, die onder het Woord Gods mogen leven. Dit Woord getuigt van zonde, gerechtigheid en oordeel, maar van nature hebben wij daar geen oog voor. We zullen niet ontkennen, dat ieder zijn eigen fouten heeft, maar de afschuwelijkheid en strafwaardigheid der zonde voor Gods heilig aangezicht blijft voor ons verborgen. Daarom gaan we ook aan de verlossing door Christus voorbij. Voor ons is niets begeerlijks aan Hem noch aan de dienst des Heeren, die toch een zalige liefdedienst is. Zodoende geven we blijk geen oog te hebben voor onze waarachtige zielsbelangen. Maar dit wordt anders, als we geopende ogen ontvangen om te zien. Dan gaan we onszelf zien zoals de Heere ons ziet. Onze ogen gaan dan open voor de verdorvenheid, die in ons woont, en de verkeerde wegen, die wij bewandelen, en de rampzaligheid, die we tegemoet gaan.

Maar tevens krijgen we oog voor de genade, die in Christus is. De Heere wil immers met Zijn Woord door Zijn Geest in onze harten schijnen tot verlichting der kennis der heerlijkheid Gods in het

aangezicht van Christus (II Cor. 4:6). Met geopende ogen gaan we onze verloren toestand zien en het heil in Christus, en worden wij, die eertijds duisternis waren, licht in de Heere.

Die opening van onze ogen heeft verdere gevolgen, want als we licht in de Heere zijn geworden gaan we ook als kinderen des lichts wandelen.

De Heere Jezus zegt immers tot Paulus: „om hen te bekeren van de duisternis tot het licht en van de macht Satans tot God".

Geopende ogen hebben dus bekering tengevolge. Bekering doet ons van iets afkeren om ons naar iets anders toe te wenden. Welnu, dat geschiedt ook hier: als we geopende ogen ontvangen, keren we ons af van de duisternis, waarin we tot dusver gewandeld hebben, tot het licht, dat we mochten aanschouwen. Van nature zien we de duisternis niet met alle gevaren, die ons daarin bedreigen, en daarom blijven we met 'n gerust hart in de duisternis wandelen. Maar, zodra we de duisternis gaan opmerken in het licht van het Woord Gods, begeren we daarvan verlost te worden om van nu voortaan alle dagen van ons leven in het vrolijk levenslicht te wandelen. Dan gevoelen we ons als iemand, die in het donker is voortgegaan op levensgevaarlijke plaatsen, maar voor wiens voet een licht is gaan schijnen, zodat hij de gevaren gaat zien in de kuilen, waarin hij had kunnen neerstorten, en het slangengebroed, waarop hij had kunnen trappen, en hij zich verwondert, dat hij nog leeft en niet in een kuil is weggezonken of dodelijk gebeten werd. Daarom zullen we ook zo snel mogelijk zulke gevaarlijke plaatsen zoeken te verlaten.

Daartoe verleent de Heere ook de macht, want Hij bekeert ons van de macht van Satan tot God.

Zolang we met gesloten ogen door de wereld gaan, hebben we geen oog voor de macht van Satan, die hij als overste over deze wereld en ons mensenhart heeft. Dan wandelen we in de begeerlijkheden van ons vlees, doende de wil des vleses en der gedachten, d.w.z. naar de eeuw dezer wereld, naar de Overste van de macht der lucht (Ef. 2:2, 3). Dit is de keten, waarmee Satan ons gevangen houdt en henenvoert waarheen hij wil. Zijnerzijds zal hij geen enkele poging aanwenden om ons tot inzicht daarvan te brengen. Integendeel, wanneer we ons al eens afvragen of we niet op de verkeerde weg zijn, verblindt hij onze zinnen, opdat de verlichting van het Evangelie der heerlijkheid van Christus ons niet bestrale (II Cor. 4:4). Hij leidt ons dus a.h.w. met een blinddoek voor de ogen rond aan de ketenen van onze zonden. Hij handelt met ons als de Filistijnen met Simson, die hem de ogen uitgroeven, opdat hij tot een speelbal voor hen zou zijn. Zo maakt Satan ons eveneens tot zijn speelbal om ons telaat tot de ontdekking te doen komen, dat hij ons ten verderve voert. De Heere bekeert de Zijnen echter van de macht van Satan tot God, Hij trekt hen uit de macht der duisternis en zet hen over in het koninkrijk van de Zoon Zijner liefde (Cot 1:13). Hij opent hun ogen voor de donkere kerker, waarin zij zich bevinden, en de ketenen, waarmede zij gebonden zijn, en verbreekt deze door de bevrijdende kracht van Zijn Geest en verbindt hen met Zichzelf en Zijn dienst. Zó alleen worden we bevrijde mensen uit de macht van Satan tot God.

Daarbij ontvangen we dan ook de vergeving der zonden, zoals de Heere Jezus hier tct Paulus zegt.

Zolang we geen oog voor de zonde hebben en er lust in hebben in plaats van er door te worden verontrust, hebben we ook geen behoefte aan zondevergeving. Hoogstens vergeven we deze onszelf. Maar als de ware aard der zonde ons ontdekt is en wij deze in haar schuld en strafwaardigheid leerden kennen, is ons niets zo begeerlijk als van zonde bevrijd te worden, opdat de Heere in Zijn gunst Zijn gemeenschap weer voor ons kan openstellen.

Deze weldaad der schuldvergeving schenkt de Heere nu aan al de Zijnen. Hij neemt radicaal de schuld van hen weg. Daardoor zijn zij van de straf der zonde bevrijd, is de weg tot Gods troon weer ontsloten en stelt de Heere Zijn gunst voor hen open. Daaruit vloeit een vrede voor het hart voort, die alle verstand te boven gaat.

De laatste weldaad, die hier genoemd wordt, staat in onmiddellijk verband daarmede, n.1. het ontvangen van een erfdeel onder de gcheiligden. Dit erfdeel is meer dan dc volkomenheid in het hiernamaals in het eeuwig, zalig hcmelleven. Het is de Heere Zelf ia Zijn gunst. Hij is immers het deel hunner erve en wil hun goed, hun God cn 't deel huns bekers wezen (Ps. 16). En wie de Heere als zijn God weet te bezitten, vindt alles in Hem als de Bron van moed en kracht, van troost, vrede en blijdschap voor dc Zijnen. Wat zij echter op aarde van dit erfdeel reeds genieten mogen, zijn slechts de eerstelingen van de hemelse erfenis. Als kinderen Gods zijn zij erfgenamen Gods en dus ook van de hemelse erfenis, die Hij voor hen bereid heeft.

Ook dit erfdeel is genadegift des Heeren. Anders zou het geen èrfdeel zijn. Het karakter van een erfdeel is immers, dat er geen aanspraak op gemaakt kan worden, omdat het aan de vrije gunst van de erflater te danken is.

Dit erfdeel schenkt de Heere nu aan de „geheiligden". Deze toebereide plaatsen zijn voor een geheiligd volk. Voor iemand, wiens hart niet van zonde gereinigd en door de Geest geheiligd is en wiens leven daarvan geen stempel draagt, is er evenmin toegang tot het leven in 's Heeren gunst en eens tot de heerlijkheid als voor Adam na de val tot het aardse Paradijs en de boom des levens. De Heere schept echter een gereinigd en toebereid volk, dat Hij reinigt door het bloed van Christus en heiligt door Zijn Geest om hun leven in Zijn dienst te besteden.

Deze weldaden worden niet slechts verkondigd, maar in die verkondiging wordt ons ook aangewezen, hoe zij ons deel kunnen zijn, n.1. „door het geloof in Mij".

De Heere Jezus spreekt hier vanuit Zijn verhoging tot Paulus en daarin deelt Hij mede, wat Hij in Zijn vernedering verwierf.

Hij schenkt geopende ogen, want Hij is het Licht, bij Wien de duisternis openbaar en verdreven wordt, zodat wie Hem volgt niet in de duisternis wandelt, maar het licht des levens heeft.

Hij voert uit de macht van Satan tot God, want Hij is de Slangenvertreder en de Sterkere, die in het huis van de sterke is ingekomen om hem te binden en hem zijn buit te ontroven.

Hij schenkt vergeving der zonden, die Hij gedragen heeft op het hout, zodat wij rechtvaardig voor God gesteld worden en het vonnis des doods is opgeheven.

Hij maakt ons tot geheiligden, omdat al dc Zijnen geheiligd zijn in Hem en geheiligd worden door Zijn Woord en Geest.

Het erfdeel is bereid in Hem, in Wien een vrijmoedige toegang geopend is tot de troon van Gods barmhartigheid en eens tot het Vaderhuis met de vele woningen.

Door Hem kunnen wij alleen verlicht, bevrijd, gereinigd, geheiligd en verheerlijkt worden.

En dat geschiedt door het geloof „, in" Hem. Het voorwerp des geloofs zijn dus niet deze weldaden op zichzelf, maar Christus en Zijn weldaden. In Hem is deze schat van zegeningen ons deel. Het geloof richt zich geheel op Hem. In het geloof raken we in volkomen zelfovergave ons aan Hem kwijt, vertrouwen ons geheel aan Hem toe om alles te bezitten, wat Hij verworven heeft en uit Zijn volheid genade voor genade te ontvangen. Het geloof is slechts de ledige hand, die uit Zijn volheid gevuld wordt. Het drijft blinde zondaren naar Hem toe als de Bron van het Licht en gebonden zondaren tot Hem als Bevrijder; het doet schuldige zondaren in Hem een Verzoener der zonden vinden en een Plaatsbereider in het hemelse heiligdom.

Die weg der zaligheid wordt nu in het Evangelie ontsloten. Paulus wordt immers tot de heidenen gezonden om door de verkondiging van het Evangelie hun ogen te openen etc. De Heere wil dit namelijk door Zijn Geest als een kracht Gods tot zaligheid gebruiken en aldus deze wonderen der genade tot stand brengen. En die wonderen zijn groot: Blinden worden ziende, gevangenen bevrijd, schuldigen ontvangen vrijspraak, onreinen worden geheiligd, voor verdoemden wordt de poort des hemels ontsloten. Dat komt omdat de levende Christus er achter staat, die Zich door Zijn dienaren in de verkondiging en door Zijn Geest in de harten verheerlijken laat. Hij maakt Zijn Woord tot ogenzalf om de ogen te openen, tot een kwitantie van schulduitdelging, tot een macht ter vernieuwing en tot een sleutel om de gevangenis achter hen dicht te sluiten en de poort des hemels te doen opengaan.

Zulke wonderen zijn ook in Toradja-Iand geschied door de dienst der zending. De Heere heeft deze willen zegenen. Veler ogen zijn reeds opengegaan. Maar, zolang er nog ogen geopend moeten worden én in Toradjaland èn onder andere heidense volkeren, moet deze dienst der zending voortgaan in opdracht van Christus als Zender.

Voor ons persoonlijk blijft de hoofdzaak of wij deze verlichtende, bevrijdende, reinigende kracht van het Evangelie reeds ondervonden hebben. Heeft de verkondiging ons reeds tot het geloof gebracht in Hem, in Wien al deze weldaden ons deel zijn? We hebben dit allen nodig! Van tweeën één: we zijn kinderen der duisternis of des lichts, gebonden of vrij, begenadigden of veroordeelden, zalig of rampzalig. We hebben dus terdege onszelf te beproeven of we in het geloof zijn.

En zo niet, dan zal de oorzaak wel hierin gezocht moeten worden, dat we liever met gesloten ogen verder gaan dan geopende ogen te bezitten, liever naar de stem van de verleider luisteren dan uit zijn macht bevrijd te worden, liever de zonden vermenigvuldigen dan vergeving te ontvangen, liever ons deel

aan de wereld dan het erfdeel der geheiligden najagen.

Misschien merkt iemand op, dat we het vanmorgen meer over onszelf dan over de heidenen hebben gehad. Maar nogmaals: zij en wij hebben prccics het-

zelfde van node. En als het Evangelie bij ons een kracht Gods tot zaligheid mag zijn, dan zullen we met des te meer liefde en ijver het werk der zending behartigen om ook de heidenen dc ogen te openen, hen te bekeren van de duisternis tot het licht en van dc macht des Satans tot God, opdat zij vergeving der zonden ontvangen en een erfdeei onder de gcheiligden door het geloof in Hem.

(Openingswoord op de Zendingsdag 6 augustus 1959.)

Dit artikel werd u aangeboden door: Gereformeerde Zendingsbond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1959

Alle Volken | 16 Pagina's

GEZONDEN TOT DE HEIDENEN OM....

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1959

Alle Volken | 16 Pagina's