KONING AHAZIA CONTRA DE PROFEET ELIA.

En hij zond tot hem eenen hoofdman van vijftig met zijne vijftig; en als hij tot hem opkwam, (want zie, hij zat op een hoogte eens hergs), zo sprak hij tot hem: Gij man Gods, de koning zegt: kom af. Maar Elia antwoordde en sprak tot den hoofdman van vijftig: Indien ik dan een man Gods hen, zoo dale vuur van de hemel en vertere u en uw vijftig. Toen daalde vuur van den hemel en verteerde hem en zijn vijftig, enz. II Koningen 1:9-14.

Gods kinderen krijgen ook wel eens een boodschap dat ze sterven moeten. Denk maar aan Hiskia, die werd krank tot stervens toe; en de profeet Jesaja kwam tot hem, en zeide tot hem: Alzo zegt de Heere: Geef bevel aan uw huis, want gij zult sterven en niet leven, Jes. 38:1. Hoe geheel anders was het leven van Hiskia dan van Ahazia. Hiskia keerde zijn aangezicht naar de wand, en bad tot de Heere, en zeide: Och, Heere, gedenk toch, dat ik voor Uw aangezicht in waarheid en met een volkomen hart gewandeld, en wat goed is in Uw ogen gedaan heb. En Hiskia weende gans zeer. In Jes. 38:14 zegt hij: gelijk een kraan of zwaluw, alzo piepte ik; ik kirde als een duif; mijn ogen verhieven zich omhoog, o Heere, ik word onderdrukt, wees Gij mijn Borg.

Zie, dat is toch andere taal dan van koning Ahazia. Hiskia kende een Borg, riep om dien Borg, weende en smeekte om genade. Hiskia kreeg in dit leven met zijn Hemelse Rechter te doen. Dan toch krijgt zulk iemand een Borg nodig die bekwaam is, die gewillig is, die God en mens is. Ja, die aan het recht voldaan heeft en bij Wien uitkomsten zijn tegen de dood. Op grond van die Borggerechtigheid is er voor een dood en doemschuldig mens vergeving. Christus heeft als Borg en Middelaar voor al de Zijnen de drievoudige dood willen ondergaan. Hij heeft genoegdoening gegeven. Hij heeft het eeuwige leven voor al de geliefden des Vaders verworven. Hij past die gerechtigheid toe door de Heilige Geest, en Gods arme volk krijgt door het zaligmakend geloof die weldaad' te omhelzen. Zij ontvangen die gerechtigheid en verkrijgen daardoor vrede en blijdschap des harten door de Heilige Geest. Het vonnis wordt opgeheven. De vrijheid wordt verkregen. De zaligheid gesmaakt.Zulk een ziel mag delen in de liefde van een Drieënig God. Dat alles verwerpt koning Ahazia. En van nature zijn we niet beter dan Ahazia. Dan verachten wij ook de genade die er is in Christus Jezus. Dan versmaden wij ook de zaligheid die door Hem verworven is. Dan bedenken wij ook niet wat tot onze eeuwige vrede is dienende. Dan doen we net als Ahazia. We trachten Elia te vangen, te dwingen, was het mogelijk, te doden.

We zullen, gelijk Ahazia, ons zelf handhaven zolang als we maar kunnen. En daarvoor menen wij nog wel recht en grond te hebben in onszelf. O, waar houdt de mens zich al niet mee op de been. Wat hebben we van nature toch een hoogmoedig bestaan. En de duvel heeft er wel schik in als we onszelf trachten te handhaven. Hij zal het vuurtje wel aanstoken om het toch maar niet op te geven.

Ahazia zond een hoofdman met zijn vijftig tot Elia, tegen het woord van God. Ahazia zal de strijd aanbinden. Hij is als Farao tegen Israël. Hij is een vijand van God en Zijn woord. Elia zat op de hoogte eens bergs. Zie, daar komt de hoofdman met zijn vijftig. Vanuit de vlakte, of vanuit de diepte, beklimt hij de berg waar Elia is gezeten. Er staat: Hij kwam tot hem op. Onbevreesd nadert hij de profeet Elia, die gezeten is op de hoogte eens bergs. Mogelijk hebben zij eerst nog wel goed het terrein bespionneerd. Alle voorzorgsmaatregelen genomen, dat Elia hen niet ontgaan zou.

Die hoofdman met zijn vijftig heeft immers een opdracht van de koning. Welnu, hij zal zijn taak getrouw vervullen. Denken wij er wel aan, van wien wij een opdracht krijgen, en wat onze taak is dis wij hebben te vervullen? Zullen wij gehoorzaam zijn aan die helse vijand van Gods Kerk? Zullen wij mede helpen om het woord van God gevangen te nemen? Om het woord Gods te buigen, ofwel te willen veranderen? Zullen wij tegen Gods woord in blijven gaan? In vijandschap blijven optrekken tegen God en Zijn knechten? Zullen wij die hoogte eens bergs blijven beklimmen?

Daar is toch wel moed voor nodig o-m tot Elia te naderen. Welnu, daar zit Elia. Ahazia heeft Elia in het oog gekregen. En ik kan niet anders denken, of E1? .H heeft ook A.hazia wel zien aankomen. Dxe twee hebben elkander wel in de ogen gestaard. En toen Ahazia vlak voor Elia stond, is het conflikt los gebarsten. Ahazia is de eerste die zijn mond opent. Hij zegt: Gij man Gods, de koning zegt: kom af. Hij spreekt Elia aan als een man Gods. We zijn geneigd om te vragen aan Ahazia Verstaat gij wel wat een man Gods is? Weet ge tot wie gij genaderd zijt? Durft 'gij uw mond opendoen tegen zulk een knecht des Allerhoogste^ O, weet het dan, het zal u duur te staan komen. Toch geeft de hoofdman het commando: De koning zegt: kom af. In 'skonings naam bindt'te'i de strijd aan. Hij beveelt Elia af te > ? ': men.

T.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen