Winterstilte
De vorst verstijft het lichaam onzer aarcle cn doet den lach van uit haar wezen slinken, zij krimpt en barst, in starre pijnen blinken haar ogen, die een laten glans bewaarden.
Haar zwier'ge tooi verstoof op alle winden, zij huivert in haar schamele gewaän, maar trekt zich krachtig in zich zelf te saam, opdat de dood haar innigst hart niet vinde.
Zoovele lenten zijn met zang en klang vreugdevol ingekeerd na lange winter, clat zij wel weet: 't leven hielcl, die vinclt er eind'lijk de ruimte weer na nauw bedwang.
Zoo leeft zij stil en bergt de kostbre zaden in koest'ring van haar zorgenvolle schoot: het leven, krachten zaamlend tot de clood van buiten aflaat, dat ten groei beraden.
Haar dagen zijn een inkeer, een bereiding, een stilte„ tot een nieuwe tocht begint, een krachtig wachten, tot een lentewind het wachtwoord geeft voor nieuwe zelfbevrijding.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 februari 1972
Daniel | 16 Pagina's