Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verwachting voor Sions herstel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verwachting voor Sions herstel

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen gaf ik hun tot antwoord, en zeide tot hen: God van de hemel, Die zal het ons doen gelukken, en wij zijn knechten zullen ons opmaken en bouwen; maar gijlieden hebt geen deel, noch gerechtigheid, noch gedachtenis in Jeruzalem." Nehemia 2 : 20.

Die verwachting bestreden

Nehemia's gebed wordt rijk en wonderlijk verhoord. Als de HEERE meekomt kan alles. Dan moeten alle omstandigheden meewerken. Hier bijv. dat de koningin naast de koning zat, toen Nehemia met zijn onmogelijke verzoek kwam. Ahasveros was erg gevoelig voor vrouwen en heeft waarschijnlijk een gunstige indruk willen maken. Als de HEERE gebeden verhoort, kan Hij daar alles voor gebruiken. Daar weet u die terug mag zien op uw leven, misschien ook van te spreken. Wat is de HEERE dan groot en wonderlijk!

Al spoedig nadat hij in Jeruzalem is aangekomen, gaat Nehemia een onderzoek instellen naar de werkelijke toestand van Jeruzalems muur. Daartoe maakt hij met enkele mannen in de nacht een tocht rond die muur. Niemand heeft hij dan nog van zijn plannen op de hoogte gesteld. Dat getuigt van wijsheid en voorzichtigheid. De tegenstand en de vijandschap zullen toch wel komen, die hoeft hij niet direct uit te dagen.

Dat kunnen we van hem toch wel leren. We gaan soms zo lawaaierig te werk als er in de kerk of in de gemeente iets veranderd moet worden. Wij zullen de zaak eens recht zetten. We weten precies wat er gebeuren moet en hoe.

Maar we mogen toch niet op geruchten en loze kreten afgaan. We hebben toch de dingen ernstig te onderzoeken en dan maar het liefst zonder al te veel gerucht. We kunnen immers onnodig en te vroeg vijandschap verwekken. We mogen hierin wel zeer beducht zijn voor ons "vrome" vlees.

Zo gaat Nehemia in het duister van de nacht langs de muren en de poorten van Jeruzalem. Van het westen uit is hij langs de zuidkant naar het oosten gereden. Tenslotte kan hij niet verder. Het puin belet hem dat. We lezen niet van Nehemia's indruk van de stand van zaken, maar het zal wel niet meegevallen zijn. De dochter Sions is overgebleven als een nachthutje in de komkommerhof. Dat is er over van de heerlijkheid van Sion. In psalm 48 roept de dichter ons op: „Gaat rondom Sion, en omringt haar; telt haar torens; zet uw hart op haar vesting, beschouwt onderscheidenlijk haar paleizen, opdat gij het aan het navolgende geslacht vertelt." Toen was het de moeite waard om Jeruzalem te bezien. Sion was de volkomenheid der schoonheid. Uit haar verscheen God blinkende. Maar hoe is de dochter Sions nu gevallen! Verbroken en verscheurd ligt ze terneer. Niet omdat de HEERE haar God niet meer w 7 ilde zijn, maar om haar doorgaande ongerechtigheid.

Zullen we ook zo'n tocht maken? Neen, we bedoelen niet om het vleselijk Jeruzalem, het gaat ons om het geestelijk Jeruzalem. Het Sion van deze bedeling, de kerk des HEEREN. Is het niet goed om bij nacht te gaan net als Nehemia? Ik vrees, dat het ons ook niet mee zal vallen. Sions muren liggen ook nu verbroken. Allerlei wind van leer waait zomaar de kerk binnen. De verdraagzaamheid en liefdoenerij is vandaag aan de dag zo groot dat er geen grenzen meer lijken te zijn. Waarom zou een mohammedaan ook niet een kind van God kunnen zijn? De wacht bij Sions muren is verlaten. En kijkt u ook eens naar de muur, die Sion beschermen moet tegen de wereldgelijkvormigheid. Er is niet veel meer van over. De golven van weelde en genotzucht stromen ongehinderd de stad in. Betast ook de wal eens, die afweer moet geven tegen onderlinge twist en wrok. U kunt de brokken er zo afhalen. De vijanden liefdeloosheid en twistgierigheid hebben vrij spel. En wat te denken van lusteloosheid en onverschilligheid. Die vinden ook al geen tegenstand op hun weg. De geestelijke dingen worden veracht en verzaakt.

Gelukkig, er zijn ook dingen, waarvoor we de HEERE nog mogen danken. Hij is nog getrouw over ons en onze kinderen.

Maar wie durft zeggen, dat herbouw niet nodig is? Dat er geen plaats zou zijn voor de klacht: Och, dat Gij de hemelen scheurde, dat Ge nederkwaamt?

En wat doet Nehemia nu? Geeft hij de moed op? Het was zo te verwachten geweest. Wij mensen laten het er zo gauw bij zitten. Zelfs al hebben we met een Nehemia kennelijk ervaren, dat de HEERE met ons is. Bij de minste tegenheden zijn we zomaar onze moed en ons geloof kwijt. Moest u soms uzelf daarin leren kennen? Wat had u er een hoge verwachtingen van. U zou wel eens. En waar is het uit gekomen? Soms bij een volslagen mislukking? En nu alle geloof en alle hoop kwijt?

Wat een wonder! Nehemia Iaat zich door de trieste toestand van stad en muur niet terneerslaan. Hij mag vertrouwen oefenen op de hulp en de gunst Gods. Die had hem geholpen voor het aangezicht van de koning. Die zou hem ook nu helpen.

Is Hij dat vertrouwen niet waard? Zult u met Hem beschaamd uitkomen? En wat groot: Hij wil dat vertrouwen ook zelf werken in mensen die zuchten moeten: Ik ben het aan de HEERE verplicht om het van Hem te verwachten en toch, ik kan over die duizend zorgen en duizend doden maar niet heen zien. Leg dat maar voor Hem neer. Al wat u ontbreekt schenkt Hij zo gij het smeekt, mild en overvloedig.

Die verwachting nog verder bestreden

Na zijn inspectietocht roept Nehemia de bestuurders en de edelen van Jeruzalem bijeen en wekt hen op om onder zijn leiding Jeruzalems muur te herbouwen. De HEERE zou hen toch zegenen en dan kon en mocht het toch. En het volk valt hem van harte bij: Laten we ons opmaken, dat wij bouwen. En zij sterkten hun handen ten goede.

Dan wordt er echter opnieuw een aanval gedaan op de vastheid van Nehemia's verwachting. Nu zijn het de vijanden Sanballat.

Sanballat, de Horoniet. Tobia, de Ammonietische knecht en Gesem de Arabier horen van de plannen van het volk te Jeruzalem. De eerste twee hadden al dadelijk bij de komst van Nehemia van hun ongenoegen blijk gegeven. Het mishaagde hun dat er iemand was gekomen om het goede te zoeken voor Jeruzalem en nu dat concrete vor-

men aan gaat nemen verzetten ze zich met hand en tand. Ze kunnen het niet velen, dat Jeruzalem zal worden opgebouwd.

Wie zijn die vijanden eigenlijk? Sanballat draagt een Babylonische naam, maar hij is waarschijnlijk een Moabiet geweest. Beth-Horon was in die dagen een Moabietische stad. Tobia draagt een naam, die herinnert aan de dienst des HEEREN. Hij is een Ammoniet, een knecht, waarschijnlijk een stadhouder, van de koning. Gesem wordt een Arabier genoemd, het is niet onmogelijk dat hij van Edomietische afkomst was. Daar hebt u ze dan: Moab, Ammon, Edom, Israëls broedervolken, die zich al van den beginne in vijandschap tegen Israël hadden gesteld. Wat was hun leedvermaak groot geweest toen Jeruzalem viel. Nu echter de herbouw van de stad schijnt te beginnen komt de aloude vijandschap weer boven. Zo gaat het nu maar altijd, ook met de kerk. De vijandschap mag misschien even rusten, verdwijnen doet ze nooit. Telkens weer steekt ze de kop op. Vooral als er een tijd van opbouw voor de kerk schijnt aan te breken. Wat maakt de duivel dan een drukte om te verbreken en te verstoren. Rekent u er maar op in uw eigen leven, in het kerkelijk leven. Degenen, die het dichtst bij u staan, maken u het het moeilijkst.

Ammon, Moab en Edom, het zijn Israëls broedervolken, hun vijandschap is er echter niet minder om. Bijtend klinkt hun spot: Wat is dit voor een ding, dat gij doet? Dachten jullie soms tegen de koning op te kunnen? De vijanden van Nehemia rekenen er op dat de koning zijn verbod om Jeruzalems muur te herbouwen wel nooit herroepen zal. Ze menen de koning aan hun kant te hebben.

Alweer een tegenheid dus op Nehemia's weg. Eerst dat totale verval van de muur en nu die vijandschap. We moeten er maar op rekenen in de dienst des HEEREN. Verwacht maar niet dat alles wel van een leien dakje zal gaan. Neen, het is vaak een weg waarop we zoveel, ja alles tegen krijgen. De satan en de wereld hebben het immers op Gods kerk voorzien en de HEERE leidt haar Zelf zo vaak in een weg van beproeving en kastijding. Laat u dat maar troosten als u het niet meer ziet in uw leven. Als de HEERE maar met u is, wie zal dan tegen u zijn?

Die verwachting krachtig beleden

Dat geloofsvertrouwen maakt Nehemia sterk in alle tegenheden, ook tegenover zijn vijanden. Die mogen menen de koning mee te hebben. Hij heeft de Koning der koningen mee. God van de hemel, Die zal het ons doen gelukken. Rotsvast mag Nehemia hier in zijn geloof staan. Daarom heeft Hij verwachting voor Sion. Hij verwacht het niet van zijn eigen inzicht of kracht. Het zijn ook de mensen om hem heen niet, op wie hij ziet. God van de hemel. De hoge God, Die in de hemel woont en troont en de aarde heeft tot een voetbank voor Zijn voeten, Die zal het doen gelukken. Het mag leven in hem: de EIEERE zal mij niet begeven en mij niet verlaten, wat zal een mens mij doen?

Maar spant Nehemia hier zijn verwachting niet te hoog? Is dat nu zo vanzelfsprekend? Mocht de HEERE het ons maar doen gelukken, dat past toch beter, dat is toch meer op zijn plaats! Zeker, zo is het, als we zien op onszelf, hoe kan de HEERE ooit met ons zijn? We zijn zondaren. We hebben Zijn woord en wet veracht. Nehemia wist daar ook van. We hoorden hem dat belijden in het vorige hoofdstuk. En we kunnen er niet genoeg van doordrongen zijn. En daarom, zo vlot weg en zo vanzelfsprekend hebben we de HEERE niet aan onze kant. '

En toch, Nehemia's verwachting is niet te hooggespannen. God van de hemel, Die almachtige en eeuwige God is immers de God van Zijn verbond. En Zijn verbond is een genade verbond, helemaal een genadeverbond. Ja, het is hèt genadeverbond in Christus. God van de hemel is de God van Christus. En om Hem wil Hij van een zondig en verloren volk de genadige God en Vader zijn, Die van alle goed ons verzorgen en alle kwaad van ons weren of ten onzen beste keren wil. Zouden we dan onze verwachtingen wel ooit hoog genoeg kunnen spannen? Mogen wc dan klein denken van de HEERE? Past dat bij de milde overvloed waarmee Hij Zijn kinderen onderhoudt? Nehemia's vaste verwachting moge ons verootmoedigen en uitdrijven tot Hem, Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft. Hoe zal Hij dan ook niet met Hern ons alle dingen schenken. We kunnen nooit genoeg krediet hebben voor de Heere en Zijn genade in de Heere Jezus Christus.

Nehemia's verwachting is van de HEERE. Toch maakt hem dat niet lijdelijk. Hij vervolgt zijn belijdenis niet met: En dus wachten wij nu verder maar af. Zo kunnen wij wel eens denken en zo kunnen wij wel eens willen, maar zo is het niet. Het vertrouwen op de HEERE mag ons des te ijveriger aan het werk doen gaan. Wij zijn knechten zullen ons opmaken en bouwen.

Wel komt dat op de tweede plaats. Wij willen het nog wel eens omdraaien. Wij gaan bouwen en dan moet de HEERE onze inspanningen maar belonen. We beginnen bij onszelf en bij onze kracht, de HEERE moet dan maar achter ons aankomen. En tenslotte lopen wij nog met de eer weg ook. Maar dat is de weg niet. Eerst de HEERE en het vertrouwen op Hem, ja en dan ook ons bouwen. Anders komt er nooit iets van terecht. Wie zijn we in onszelf? In onszelf doen we het altijd weer net anders dan de HEERE wil. Maar nu, achter Hem aan komen, het maar stil van Hem verwachten en zo maar doende zijn, in ons persoonlijk leven, in ons gezin, in onze gemeente, in alles waartoe de HEERE ons geroepen heeft. Dan zal onze arbeid niet ijdel zijn in de HEERE.

Tenslotte wordt de vijand nog teruggewezen. Nehemia gooit het met de vijand niet op een akkoordje om ze te vriend te houden. Nehemia vraagt niet of ze mee willen doen om hen gunstig te stemmen. Hij wijst hen radikaal af. Ze zullen geen erfenis vinden in Jeruzalem, noch zullen ze daar rechten kunnen laten gelden. Hunner zal daar niet gedacht worden. Al draagt Tobia dan nog zon godsdienstige naam.

Wat een bittere zaak verworpen te worden, omdat we er misschien wel bij willen horen, maar niet oprecht, niet met verlies van onszelf.

Voor huichelaars gaan de poorten van Jeruzalem dicht. Ze staan echter open voor een ieder, die de HEERE niet meer kan missen om Zijn genade in de Heere Jezus Christus.

De Filistijn, de Tyriër, de Moren, Zijn binnen u, o Godsstad, voortgebracht! Van Sion zal het blijde nageslacht Haast zeggen: Deez' en die is daar geboren.

A.

Jac. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1978

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Verwachting voor Sions herstel

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1978

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's