Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

8 - 16

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

8 - 16

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

We beginnen ditmaal met een gedicht en dat is dan tevens de oplossing van puzzel 5.

BIJ HET STANDBEELD VAN DE RUYTER

Hij was weleer de schrik van d' oceaan, de vijand moest van onze kusten wijken, het kleine land bedwong de koninkrijken, één landing slechts 't was met ons volk gedaan.

Nu moet zijn dode oog de zee inkijken... Van alle kanten komen mensen aan. Ze zien het beeld op stenen voetstuk staan.

Wie was met hem eertijds te vergelijken? De vreemdelingen schuiven in hun sleeën het standbeeld langs, ze lezen er een naam, zien even naar het bronzen beeld daarboven.

Ze weten niet: de zuiveraar der zeeën werd op zijn knieën tot zijn taak bekwaam Ze zijn slechts groot die in Gods naam geloven.

De dichter van dit mooie gedicht is de onder onze lezers zo bekende meneer Nijsse. Heel vaak heeft er in ons blad al een gedicht van hem gestaan. Mart-Jan Paul uit Zoetermeer vond dit gedicht zo mooi, dat hij op een bijzondere manier jullie met dit gedicht in kennis heeft willen brengen. Leer het maar uit je hoofd. Ik geloof niet, dat de oplossing van het cijfer-raadsel veel moeilijkheden opgeleverd zal hebben.

Ook puzzel 6 heb ik zelf niet behoeven te maken. Deze werd gemaakt door mej. J. M. J. Sanderse uit Weesp, die al zo lang ziek is en die ook altijd met ons meedoet. Sturen jullie haar weer eens een kaartje, daar zal ze erg blij mee zijn. Haar adres is: Aetsveldselaan 4. Deze puzzel is weer iets anders. Je moet een tekst zoeken van 96 letters. De gevraagde woorden zijn:

a. 20.21.93.66/ zoon van Noach

b. 28.92.80.2L24.12.94. land van Jeremia

c. 71.0.2.65.67. profeet

d. 1.82.79.27.65. heeft de tegenwoordige wereld ^iefgekregen

e. 4.1-6.43.96.11.84. hier werd Trofimus krank achtergelaten

f. 26.19.95.8.45. oude taal

g. 40.10.38.36.64.59.76. dit deed de Heere Jacob

h. 14.52.26.53.18.2.23. land dat Paulus doorreisde

i. 35.74.7.53. zoon van Zimri

j. 9.31.69. dit is een verrotting der beenderen

k. 22.51.47.48. getal

1. 54.63. lidwoord

m. 73.7(^62.86.87.61.56.55. zo begint de engelenzang

n. 30.5.81.37.33.60. plaats in de Betuwe

q. 15.39.50. lichaamsdeel

r. 34.57.41.42. ontkenning

s. 90.44.46.78.91. getal

t. 6.68.88.83. gereedschap

u. 75.29.58. afk. post, telegraaf, telefoon

v. 89.49.67.25. reus

Ik krijg van jullie dus deze 22 woorden en de tekst. Natuurlijk wil ik ook weten, waar ik deze tekst kan vinden. Vergeet dus niets in te zenden. Zorg er voor dat je op tijd bent, dus voor 21 februari.

We gaan nu weer eindigen met het opstel van Bert van Putten over:

FILIPPUS EN DE MOORMAN

Plotseling hoort de Moorman naast zich een stem. „Verstaat gij ook hetgeen gij leest? " Verbaasd kijkt hij op. Naast hem loopt Filippus, de evangelist, doch de Moorman weet dit natuurlijk niet. Dit is dus het doel waarom Filippus naar deze plaats moest. Hij moet zich bij deze wagen voegen, zo wordt hem van God ingegeven.

Op de door hem gestelde vraag krijgt hij ten antwoord: „Hoe zou ik kunnen, als er niemand is die het voor me verklaart". Een begrijpelijk antwoord. Hoe zou zo'n heiden, want dat is hij nog, zoiets kunnen begrijpen? Die man heeft nog nooit van Jezus gehoord, die aan het kruis gestorven is. Hij begrijpt er allemaal niets van. Daarom smeekt hij Filippus bij hem op de wagen te komen zitten. Van deze jood zal hij wellicht wat kunnen leren. Deze zal toch wel antwoord op zijn vragen weten. En ach, wat valt het de kamerling mee. Filippus beantwoordt niet alleen de vragen, die hem worden gesteld, maar hij mag ook gaan preken. Heel eenvoudig natuurlijk. Filippus vertelt dan wie Jesaja met die „Hij" in zijn profetie bedoelt n.1. Jezus, de zoon van God. Hij mag die kamerling vertellen, dat Jezus gestorven is om Zijn volk van hun zonden zalig te maken. En dat we bekeerd moeten worden om later die zaligheid te kunnen beërven. Maar ook kan en mag hij zeggen, dat er voor een kamerling nog een weg is om zalig te worden. Geloof maar dat Filippus vol liefde gepreekt heeft. Waarschijnlijk heeft hij het er met de kamerling over gehad, dat hij gedoopt moet worden, want als ze een watertje passeren vraagt de kamerling: „Zie daar water, wat verhindert mij gedoopt te worden? " Ja, wat verhindert hem? Niets, mits hij gelooft. Dat zegt Filippus dan ook. „Indien gij van ganser harte gelooft zo is het geoorloofd." En dan dat verrassende antwoord: „IK geloof, dat Jezus Christus de zoon van God is". Deze belijdenis heeft de moorman door het geloof mogen uitspreken, want uit zichzelf kon hij dat onmogelijk. Wat zal Filippus met dit antwoord blij geweest zijn. Zijn prediking is niet vruchteloos geweest.

De wagen wordt stilgehouden en de beide mannen gaan naar het meertje. De doop geschiedt, zoals gewoonlijk, door onderdompeling. Na de doop, zo lezen we, neemt de Geest des Heeren Filippus weg. Dat is iets wonderlijks. We moeten het niet misschien letterlijk opvatten en niet denken aan een wonderbare voering door de lucht, maar zoals vele verklaarders zeggen, dat de kamerling nu geen oog meer heeft voor Filippus, maar alleen oog voor Christus. Dit is op te merken uit dat woordje „want" hij reisde zijn weg met blijdschap. Hij heeft geen oog meer voor Filippus, het middel waardoor hij tot het christendom heeft mogen komen. Hij heeft vrede voor zijn ziel gevonden en daardoor ziet hij nu alleen maar op Christus. Hij heeft vreugde in de Heere en blijdschap over de bekering.

We vernemen hierna niets meer over de kamerling van Candacé. Dat is ook niet meer belangrijk, want de profetie is vervuld: „En Morenland zal zich haasten zijn handen tot God uit te strekken".

Wat Filippus betreft. Deze werd te Azote gevonden, waar hij het evangelie verkondigt. Hij trekt langs de kust over Joppe naar Caesarea, waar hij zich vestigt. Hier begint zijn nieuwe werk.

Dit verhaal toont ons, hoe God een mens zoekend maakt en hoe hij Hem doet vinden. De zoeker vindt door Woord en Geest. Maar voor ons is het een vermaning. Wij mogen het Woord hebben en dat wordt ons iedere week verklaard. Als wij Hem niet zoeken zullen wij Hem ook niet vinden en zullen de Moren en andere heidenen ons voorgaan in het Koninkrijk der hemelen. Laten wij dan de Heere zoeken, terwijl hij nog te vinden is.

Bert van Putten.

En met deze laatste zin van Bert zijn we het van harte eens.

Allen een hartelijke groet en tot over D.V. veertien dagen.

C. de Bode

Ten Ankerweg 40 - Tholen

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 februari 1969

Daniel | 16 Pagina's

8 - 16

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 februari 1969

Daniel | 16 Pagina's