Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Guido de Brès – De Nederlandse Geloofsbelijdenis - 33 (artikel 30)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Guido de Brès – De Nederlandse Geloofsbelijdenis - 33 (artikel 30)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De regering van de kerk
In artikel 30 gaat Guido de Brès in op de regering van de kerk door middel van de kerkelijke ambten. ’Wij geloven dat deze ware Kerk geregeerd moet worden naar de geestelijke politie, die onze Heere ons heeft geleerd in Zijn Woord’. Het woord ’politie’ duidt op orde of bestuur. De Kerk moet dus op een geestelijke wijze bestuurd worden, overeenkomstig de regels of voorschriften die de Kerk betreffen. In Efeze 4:4-16 geeft Paulus een aantal richtlijnen voor het kerkbestuur. Volgens Calvijn toont de apostel in dit Schriftgedeelte aan dat de dienst van mensen, die God gebruikt om de kerk te besturen, de belangrijkste zenuw is waarmee de gelovigen in één lichaam samengehouden kunnen worden. Christus is opgevaren in de hoogte, opdat Hij alles vervullen zou (Ef. 4:10). ’Nu is dit de wijze van vervullen dat Hij door middel van dienaren, aan wie Hij de opdracht gegeven heeft en de genade om die taak te vervullen, Zijn gaven aan de kerk uitdeelt en verdeelt. In zekere zin laat Hij op deze wijze ook Zijn eigen tegenwoordigheid merken, doordat Hij de kracht van Zijn Geest in deze inzetting van Hem laat werken, zodat ze niet zinloos of vruchteloos is. Zo wordt de toerusting van de heiligen volvoerd, zo wordt het lichaam van Christus opgebouwd’ (Institutie 4.3.2).
De kerkregering houdt dus heel wat in! De kerkenraad is geen verenigingsbestuur die wat activiteiten en diensten moet organiseren, maar het gaat om het geven van geestelijke leiding, naar Gods wil die Hij in Zijn Woord heeft bekend gemaakt. Calvijn schrijft over dit verantwoordelijke werk nog het volgende: ’Ieder die zich erop toelegt de orde waarover wij hier spreken en deze vorm van bestuur te vernietigen of die haar als een niet zo heel belangrijke taak voorstelt, is dan ook uit op de verstrooiing of liever gezegd, de val en de ondergang van de kerk’ (Institutie 4.3.2).

Herders
Guido de Brès noemt in dit artikel drie ambten waardoor de kerk geregeerd wordt. In de eerste plaats schrijft hij dat er dienaars of herders moeten zijn, om Gods Woord te prediken en de sacramenten te bedienen. De predikanten worden vaak aangeduid als ’dienaars des Woords’ of ’herder van de gemeente’, maar ook als ’leraar’ omdat ze het leerambt hebben.
Ds. Arnoldus Rotterdam beschrijft het werk van een leraar als volgt: Het prediken van Gods Woord, met ernst, deftigheid en verstand. Predik het Woord; houd aan tijdiglijk, ontijdiglijk; wederleg, bestraf, vermaan in alle lankmoedigheid en leer (2. Tim 4:2). Daarnaast noemt hij het voorgaan in het openbaar gebed, het bedienen van de sacramenten, het catechiseren en het visiteren. Met visiteren doelt hij op het huisbezoek, tot bevordering van de godzaligheid. Zijt naarstig om het aangezicht uwer schapen te kennen, zet uw hart op de kudden (Spr. 27:23). Ten slotte noemt hij het bewaren van de sleutelen van het Koninkrijk der hemelen, door zorg te dragen dat de overtreders op een geestelijke wijze gestraft en in toom worden gehouden (Sions roem en sterkte, blz. 460).
Calvijn wijst erop dat de Heere de mensen een bijzondere weldaad bewijst door leraars te verwekken die hen onderrichten. Dat getuigt Hij wanneer Hij de profeet opdraagt uit te roepen dat de voeten van hen die de vrede boodschappen, lieflijk zijn en hun komst welgelukzalig, en wanneer Hij de apostelen het licht van de wereld noemt en het zout van de aarde. En geen groter luister kon Hij dit ambt verlenen dan toen Hij zei: Wie u hoort, die hoort Mij; en wie u verwerpt, die verwerpt Mij (Luk. 10:16a). Paulus betoogt in de tweede brief aan de Korinthiërs ’dat er in de kerk niets voortreffelijker of heerlijker is dan de dienst van het Evangelie, omdat die de bediening is van de Geest, van de gerechtigheid en van het eeuwige leven’ (Institutie 4.3.3).

Opzieners
In de tweede plaats noemt Guido de Brès de opzieners. Deze benaming voor de ouderlingen is ontleend aan Titus 1:7: Want een opziener moet onberispelijk zijn, als een huisverzorger Gods. De ouderling is belast met de regering van de kerk. De taak van ouderling laat zich als volgt omschrijven: ze moeten, samen met de predikant, toezicht houden op leer en leven van de gemeente, de mensen die een ongeregeld leven leiden bestraffen, de kleinmoedigen vertroosten. Verder moeten de ouderlingen voorkómen dat de sacramenten ontheiligd worden. Om die reden treden de ouderlingen tijdens de bediening van het Heilig Avondmaal op als tafelwacht. Verder hebben de ouderlingen de taak om de predikant bij alle voorkomende zaken behulpzaam te zijn. Daarbij komt dat de ouderlingen opzicht moeten houden op de leer en het leven van de predikant, opdat alles stichtelijk verloopt in de kerk en er geen vreemde leringen voorgesteld worden.
De ouderlingen hebben dus een zeer verantwoordelijke taak, die zij niet met dwang, maar door het geven van onderwijs moeten uitvoeren. Weidt de kudde Gods die onder u is, hebbende opzicht daarover, niet uit bedwang, maar gewilliglijk, noch om vuil gewin, maar met een volvaardig gemoed; noch als heerschappij voerende over het erfdeel des Heeren, maar als voorbeelden der kudde geworden zijnde (1 Petr. 5:2,3).

Diakenen
In de derde plaats noemt Guido de Brès de diakenen. Diakenen hebben tot taak om barmhartigheid uit te oefenen en zorg te dragen voor de armen. De behoeftigen moeten geholpen en de bedroefden getroost worden.
Het gaat dus om meer dan het inzamelen van giften en het in eenvoudigheid en blijmoedigheid uitdelen ervan (Rom. 12:8). Er wordt weleens gedacht dat het ambt van diaken van lagere orde is dan dat van de andere ambten. Dat is niet het geval. Het is van een ándere orde. Het is ook een Goddelijke instelling (Hand. 6:1-6). De zorg van de gemeente is ook aan de diakenen toebetrouwd, al ligt dan hun taak op een ander terrein dan dat van predikanten en ouderlingen. Maar ook dit ambt moet geestelijk betracht worden.

De orde in de kerk
De kerk is het huis van God, waarin orde moet zijn. Laat alle dingen eerlijk en met orde geschieden (1 Kor. 14:40). Om die reden wordt de kerk geregeerd door de kerkenraad, die bestaat uit een herder, ouderlingen en diakenen. Deze ambten en ook alle andere gaven die Christus schenkt, zijn bedoeld om de gemeente op te bouwen in het geloof, de waarheid en de liefde: Tot de volmaking der heiligen, tot het werk der bediening, tot opbouwing van het lichaam van Christus (Ef. 4:12). Om alles ordelijk te laten geschieden, dienen er ook eisen gesteld te worden aan de ambtsdragers. Niet iedereen kan tot het ambt gekozen worden. Paulus gaat in zijn brief aan Timotheüs uitgebreid in op de voorwaarden waaraan een ambtsdrager moet voldoen (1 Tim 3). Als hier geen rekening mee wordt gehouden, kan dat tot gevolg hebben dat er schade wordt toegebracht aan het welzijn van de Kerk.

De roomse ambtsbeschouwing
Hoewel Guido de Brès in dit artikel geen enkele verwijzing maakt naar de rooms-katholieke kerk, zal duidelijk zijn dat hij zich in deze belijdenis keert tegen de roomse ambtsbeschouwing. Hij negeert het pausdom en al de verschillende ambten die de roomse kerk ’rijk’ is. Door hier geheel aan voorbij te gaan verwerpt Guido de Brès de ambtelijke hiërarchie van de roomse kerk. De geloofsbelijdenis laat duidelijk zien dat de opsteller het grote onderscheid tussen de heersende geestelijken en de onmondige leken van de hand wijst. In dit artikel beperkt Guido de Brès zich tot de Bijbelse ambten die we nu nog in de kerk mogen hebben. Hoezeer zijn wij verplicht om de Heere hiervoor te danken, Die naar Zijn wijsheid deze ambten ten goede voor Zijn Kerk heeft ingezet. Moge de Heere het werk van Zijn dienstknechten gebruiken tot uitbreiding van Zijn Koninkrijk en verstoring van de werken van de satan.
Doe wel bij Sion naar Uw welbehagen, bouw de muren van Jeruzalem op (Ps. 51:20).

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 april 2013

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Guido de Brès – De Nederlandse Geloofsbelijdenis - 33 (artikel 30)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 april 2013

De Wachter Sions | 8 Pagina's