Een troostvolle toezegging in een troosteloze tijd

We staan aan het begin van een nieuw jaar dat wil zeggen voor een onbekende toekomst. Wat zai dit nieuwe jaar ons brengen? Het is ons alies onbekend, maar we zien de toekomst met zorg tegemoet. Deze tijd kenmerkt zich door onrust op allerlei gebied. Voor de Kerk van Christus lijkt het steeds moeilijker te worden. Er is een bewuste, stelselmatige afbraak van bijbelse normen en waarden. De zondag is niet langer een afgezonderde dag. Gods Wet heeft steeds minder zeggingskracht en gezag. Allerwegen is er onrust, vrees en verwarring. De ikgerichtheid wordt steeds groter. Waar zal dit alles op uitlopen?

Nee, als we naar beneden zien, is er geen verwachting. Dan is er vrees en geen vrede. En toch staan ook voor 1999 de woorden Anno Domini. Ook 1 999 is het jaar onzes HEEREN. Het welbehagen des HEEREN zal door de hand van Christus voorspoedig voortgaan. Ook in dit jaar leidt de Almachtige en eeuwige God alle dingen. Hij heeft aan johannes en in hem aan de ganse Kerk beloofd: "Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde."

jullie weten dat de letters 'alfa' en 'omega' de eerste en laatste letter van het Griekse alfabet zijn. Wij zouden zeggen: de 'a' en de 'z'. Dit woord predikt de heerlijkheid van de verhoogde Christus. Hij omvat alle dingen, maar is Zelf niet te omvatten. Hij is van eeuwigheid tot eeuwigheid Dezelfde, de Onveranderlijke. Van Hem geldt: Maar Gij hebt, o Opperwezen Nooit verandering te vrezen. Gij Die de eeuwen acht als uren Zult al d'eeuwigheid verduren.

Uit Hem, door Hem en tot Hem zijn alle dingen. O, wie zal zeggen Wie Christus is! Wie zal de macht en heerlijkheid van deze Persoon onder woorden kunnen brengen. Op het woordje 'Ik' moet volgens de grondtekst alle nadruk vallen. Eigenlijk staat er: "Ik, Ik ben de Alfa en de Omega." Christus is het Begin. In de eeuwigheid reeds is een volk uitverkoren en geschonken aan de Zoon. Hij verwierf voor hen de zaligheid. Maar Hij is ook door Zijn Geest de Toepasser. Zo is Hij de Alles-vervullende. Hij werkt de zaligheid uit in het hart van een verloren zondaar. Maar Hij heeft ook gezegd dat de poorten der hel zijn gemeente niet zullen overweldigen. Wat een troostvol woord in een troosteloze tijd. Hij is gisteren en heden en ook in 1999 Dezelfde.

Misschien is er duisternis in je hart. Misschien zie je het eigenlijk niet meer zitten. Misschien worstel je met de levensvraag: "Hoe krijg ik een genadig God? Hoe ontvang ik vrede met God? Hoe word ik zalig? " Overdenk eens biddend deze tekst. Hij is de Onveranderlijke en Hij heeft beloofd de dorstige te geven van het water des levens om niet. Dat zal Hij blijven doen. Het betekent dat er niet alleen water is, maar ook dat er dorstigen zullen blijven. Dorstend naar God en Zijn gemeenschap, jongeren die om God verlegen zijn en met de dichter instemmen: "Gelijk een hert schreeuwt naar de wateren, alzo dorst mijn ziel naar U, o God!" Ook in 1999 zullen er zijn die naar verzoening haken, die uitzien naar Zijn komst in het hart en tevreden zijn als Hij spreekt: "Ik ben uw heil." Hij zorgt voor dorstigen én voor water. Water voortkomend uit de fontein des heils. Het zijn dorstigen die zelf de dorst naar God niet meer kunnen lessen. Die zichzelf daartoe onbekwaam en onmachtig leren kennen.

Is die geestelijke dorst al in jouw leven verwekt? Bedenk dat de wereld voorbijgaat en Christus als de Rechter komende is. Smeek dan toch om dat water dat Hij geven kan. Er is een dure prijs voor betaald, maar het wordt uit genade, om niet, aan dorstigen geschonken. De Heere geve onder onze jongeren in 1999 velen van zulke dorstigen, heilbegerigen. Die dorst gaat niet meer over. Zeker, de ene keer is ze sterker dan de andere keer. Ook in het hart van ware gelovigen is vaak nog zo'n dorst naar de wereld. Ze kennen de klacht: "Hoe kleeft mijn ziel aan het stof, ai, zie mijn nood." Het is ook een wonderlijke dorst. Hoe meer ze van het levende water drinken, hoe meer behoefte ze er naar krijgen. Christus wordt hen al meer noodzakelijk en dierbaar. Met deze Christus kunnen we 1999 in en door. En ziende op Hem zegt het geloof: Doch gij mijn ziel, het ga zo 't wil, Stel u gerust, zwijgt Code stil; Ik wacht op Hem, Zijn hulp zal blijken. Hij is mijn rots, mijn heiI in nood, Mijn hoog vertrek; Zijn macht is groot; Ik zal noch wank'len, noch bezwijken.

s. B. van der Heiden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen