Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zes gewichtige uitspraken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zes gewichtige uitspraken

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(1) „Wij, dienaar des Goddelijken Woords (resp. ouderling of diaken) der Gereformeerde Gemeente . . . verklaren in onze kwaliteit als zodanig en voor onszelf oprecht in goede consciëntie voor de Heere met deze onze ondertekening, dat wij Van harte gevoelen en geloveh, dat al de artikelen der leer als begrepen in de formulieren van Enigheid, welke door^ de Gereformeerde Gemeente in Nederland worden voor waar gehouden en beleden, in alles met Gods Woord overeenkomen." De bovenstaande woorden vormen het begin van het bekende ondertekeningsformulier dat door alle ambtsdragers in onze Gereformeerde Gemeenten na hun ambtsaanvaarding dient te worden ondertekend. Op elke kerkvisitatie wordt gevraagd, of deze ondertekening - ook door de diakenen - wel heeft plaatsgevonden. Voor het behoud 'van de eenheid der gemeenten en de zuiverheid in de leer is deze ondertekening beslist noodzakelijk. Nu verklaart elke ambtsdrager met zijn ondertekening niet alleen van harte in te stemmen met de belijdenis van de kerk, hij verklaart nog méér. Nu gaat het mij bijzonder om de volgende woorden, die in het ondertekeningsformulier onntidd^Uijk volgen op de boven geciteerde:

„Wij beloven derhalve, dat wij deze leer hiervoorschreven, zullen leren en getrouw zullen voorstaan, zonder iets daartegen hetzij in het openbaar dan wel in het geheim, direct dan wel indirect te zullen leren of op welke andere wijze ook te openbaren. Evenzeer zullen wij de dwalingen, die daartegen strijden, en in het bijzonder die, welke door de Generale Synode als zodanig gehouden worden, verwerpen, - tegenstaan, weerleggen en helpen, , weren". - -

Om de (door mij) gecursiveerde woorden gaat het in de reeks artikelen, die ik als opschrift „Zes gewichtige uitspraken" gaf. Eike ambtsdrager verbond zich (overigens met behoud van zijn recht van appèl op de meerdere vergaderingen) niet alleen tot trouw aan de belijdenis, maar ook tot het „verwerpen, tegenstaan, weerleggen en helpen weren" van de door zijn Generale Synode verworpen dwalingen, en mitsdien tot hartelijke trouw aan de leerstellige uitspraken der Synode! Deze belangrijke woorden van ons ondertekeningsformulier kwamen mij voor de geest, toen ik dezer dage"n de Handelingen van de Generale Synode, gehouden op 21 mei 1931 in Rotterdani, nog eens onder ogen kreeg. Die synode van 1931 is in de geschiedenis van onze gemeenten van bijzondere betekenis: Waarom? Wel, deze Synode deed een leeruitspraak! Synoden met een uitspraak over de leer zijn in de nu ruim zeventig jaren tellende geschiedenis van onze gemeenten vrij zeldzaam. Wij zouden haast zeggen: gelukkig maar. Want uitspraken over de leer zijn meestal noodzakelijk, omdat de leer in het geding is, hetzij door een intern, hetzij door een extern conflict. De synode van 1931 heeft zich uitgesproken over het verbond der genade. In een zestal bondige uitspraken gaf de synode zich rekenschap van de leer der Gereformeerde Gemeenten over onder meer de verhouding tussen het verbond der verlossing en het verbond der genade, over de verhouding tussen de uitverkiezing en het genadeverbond en over de verantwoordelijkheid van de mens en de aanbieding van'Christus in het Evangelie. Zaken (en dat geldt zeker van de laatste) die tot vandaag de dag in het brandpunt van de belangstelling staan!

Vóór wij wat dieper op deze zes uitspraken ingaan, lijkt het onS' goed erop te wijzen, dat deze synode-uitspraken voor onze ambtsdragers (én voor onze leden!) geen' vrijblijvend te beschouwen stukje geschiedenis zijn, maar dat wij, krachtens ons - vrijwillig gegeven! - " jawoord en krachtens onze schriftelijke ondertekening van de belijdenis, ons tot loyale trouw hebben verbonden óók aan de uitspraken van de Generale Synode van 1931. Dat deze synode met haar uitspraken intussen geen „nieuw belijdenisgeschrift" heeft willen^ opstellen (zoals dr. J. G. Woelderink haar verweet, vgl. Verbond en, bevinding, Amsterdam, 1974, blz. 191), maar dat deze uitspraken daarentegen een krachtig weerwoord behelzen tegen de in de dertiger jaren steeds meer op­ komende misvattingen van het genadeverbond, hopen wij in deze artikelen aan te tonen.

De voorgeschiedenis

Natuurlijk hebben de uitspraken van de synode een voorgeschiedenis. Geen enkele synode zal ertoe overgaan, staande de vergadering een aantal uitspraken te doen over een zo moeilijk leerstellig onderwerp als het verbond der genade, zonder dat daar een dringende noodzaak toe is en zonder dat daar een proces van voorbereiding aan voorafgaat. Wie de oude „Saambinder"-jaargangen doorneemt uit de jaren, die aan de synode voorafgaan, stuit telkens op artikelen van ds. G. H. Kersten over onderwerpen als de drie verbondenleer, de vraag of Christus het Hoofd van het genadeverbond mag worden genoemd, enzovoorts. De artikelen zijn over het algemeen polemisch van aard. De strijd ging aanvankelijk tegen de verbondsopvatting van ds. Jongeleen en van prof Van der Schuit in de Christelijke Gereformeerde Kerken; ook dr. Woelderink mengde zich in de discussie; op zijn scherpe kritiek hoop ik later nog terug te komen. Om de lezer een indruk te geven van de vragen, waarover de strijd ging, geef ik nu ^een citaat van ds. Kersten uit de „Saambinder" van 26 maart 1931, waarin hij de kern van de zaak raakt:

„Komend tot zaak zelve. . . volgens ds. Jongeleen moet aan de kinderen worden ingeprent, dat ook de niet-uitverkorenen deel hebben aan de goederen van het genadeverbond. Hij bestrijdt het dat het genadeverbond alleen met de uitverkorenen is opgericht. Het genadeverbond mag volgens ds. Jongeleen niet gesteld onder de beheersing van de verkiezing. Precies wat prof. Heijns leeert. Ik heb dit genoemd en noem het nog een verbonds-ontzenuwende leer. Tussen het verbond der verlossing en het genadeverbond zie ik geen wezenlijk onderscheid. Met Hellenbroek en al onze beroemde theologen hoop ik vast te houden, dat het genadeverbond alleen opgericht wordt met de uitverkorenen".

De cursiveringen zijn van ds. Kersten zelf. Hij schreef deze woorden twee maanden voor de synode, over wier leeruitspraken wij nu schrijven, gehouden werd. Eén ding is dus wel duidelijk: de synode van 1931 is tot haar leeruitspraken gekomen, niet om „de eigen kerkformatie als de meest zuivere aan te dienen" (zoals dr. Woelderink wat venijnig suggereerde), maar om in de strijdvragen van de tijd zich rekenschap te geven van wat de Heilige Schrift leert aangaande het genadeverbond.

Wij moeten echter nog op iets anders wijzen. Een generale synode kan nu eenmaal niet naar aanleiding van een aantal Sa^mbinderartikelen of van verontrustende tendenzen in andere kerken op eigen initiatief een uitspraak doen. Een zaak moet wettig ter tafel zijn. Welnu, de zaak van het genadeverbond was wettig aan de orde. De noordelijke Particuliere Synode van 21 februari 1929 had de zaak ter synode gebracht. Die Particuliere Synode had ds. J. D. Barth (Vlaardingen) als praeses, ds. R. Kok (Gouda) als scriba en ds. J. Fraanje (Barneveld) en ds. G. H. Kersten (Rotterdam) als assessoren. De volgende vragen werden op deze Particuliere Synode besproken: is het .Pienadeverbond van eeuwigheid of niet? Is Christus al dan niet het Hoofd van het genadeverbond te achten? Is het met de uitverkorenen opgericht of met het natuurlijk zaad van Abraham? Wij lezen in het synodeverslag dat de afgevaardigden „na brede bespreking" een zestal uitspraken aangaande deze en andere vragen opstelden, en dat „besloten wordt deze uitspraak te onderwerpen aan het oordeel der Generale Synode". Aldus geschiedde. Twee jaar later boog zich dp Generale Synode van 1931 over deze materie. Praeses is nu ds.

G. H. Kersten van Rotterdam, secundus ds. J. Fraanje van Barneveld, scriba ds. J. D. Barth, nu van Borssele, en assessoren de predikanten R. Kok, nu van Veenendaal en M. Hofman van Krabbendijke. Wat deed deze synode nu met de zes uitspraken van de Particuliere Synode van het Noorden? " Opgemerkt moet worden, dat ze niet ongewijzigd werden overgenomen. Na een volgens het verslag

„breede en aangename bespreking" stelde de Generale Synode zes andere uitspraken op, die wel grote overeenkomst vertonen met de ingediende maar wat scherper en nauwkeuriger zijn geformuleerd.

N.B.

Ds. A. Moerkerken

(wordt vervolgd).

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 augustus 1979

De Saambinder | 8 Pagina's

Zes gewichtige uitspraken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 augustus 1979

De Saambinder | 8 Pagina's