Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van het Zendingsveld

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van het Zendingsveld

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

(62.)

R. Moffat. Ploegen op rotsen.

De bekende Middelburgse dominee Smytegelt heeft van de predikanten'gezegd: „God vindt ze bekwaam of Hij maakt ze bekwaam." Hetzelfde zouden we ook wel kunnen zeggen van de zendelingen. Hoe groot moet hun bekwaamheid wel zijn om dat zware werk ten uitvoer te brengen! Een zendeling gaat niet naar een rustig dorpje, waar een geïnstitueerde kerk is, maar onder wilden, menseneters, die een onbekende taal spreken, verscheidene andere gewoontens hebben, moet hij zich begeven en proberen contact te krijgen en te houden om zodoende druppelsgewijs de Leer die naar het Leven leidt vóór te houden. Hoe groot zijn de gevaren, hoe menigvuldig is de onrust! De grote Apostel, zendelingbij uitnemendheid, wist hiervan mee te spreken:

„In het reizen menigmaal in gevaren van rivieren, in gevaren van moordenaars, in gevaren van mijn geslacht, in gevaren van de heidenen, in gevaren in de stad, in gevaren in de woestijn, in gevaren op de zee, in gevaren onder de valse broeders, " enz. (2 Cor. 11.)

Moffat heeft Paulus heel goed kunnen begrijpen. We zullen de zendeling nu nagaan in zijn arbeid onder de Beetsjoeanen, en speciaal onder één der stammen, de Batlapins. Deze mensen woonden in de buurt van de Koeroemanrivier en hun voornaamste stad was Lithako.

Vóór Moffats komst was er onder dit volk al gearbeid, maar zonder vrucht. De zendelingen werden bestolen aan alle kanten en op allerhande manieren. Was er tegenslag onder de bevolking, de blanke zendelingen kregen er de schuld van. Die moesten maar maken dat ze weg kwamen. Ze waren niet zeker van hun leven.

In die streken zijn vaak grote perioden van droogte. Dan worden de regenmakers te hulp geroepen, en het zal wel eens voorgevallen zijn, dat het de andere dagregende. Het spreekt vanzelf, dat die regenmakers pas dan werden geroepen, als de droogte hardnekkig aanhield en het wonder was niet groot, dat enkele dagen na de toverijen de druppels gingen vallen: 't werd zachtjesaan de tijd weer dat er buien kwamen. Het bijgelovige volk geloofde, dat het door de regenmakers kwam.

Niet lang vóór de komst van Moffat was zo'n regenmaker bezig geweest om regen te verwekken, maar zonder resultaat. Wat nu? Het was de schuld van de blanken. Dit werd aan de bevolking meegedeeld, en het volk geloofde het en werkte mee om de zendelingen met hun helpers op te ruimen.

Er was maar één zendeling meer over, toen Robert Moffat zich vestigde te Lithako. Het was Hamilton, die zeer verheugd was, een helper te ontvangen. Samen gingen ze ijverig arbeiden. Moffat was er de man w r el naar om flink aan te pakken. Allereerst de taal! Hij had Hottentotse helpers, die Nederlands spraken. Daarom ging hij weken alleen op reis om niets anders om zich heen te hebben dan inboorlingen. Bij andere stammen liacl hij gebruik gemaakt van tolken, maar daar waren ook grote bezwaren aan verbonden. Het was wel voorgekomen, dat midden in een prediking de tolk sprak van een ossenstaart of een wagenwiel, omdat het woord, dat Moffat uitsprak, daar veel op geleek. Wie maar een beetje van vreemde talen afweet, kan goed snappen, dat zoiets mogelijk is.

Een grote steun had Robert aan zijn vrouw, de Kranige Mary Smith. Ook zij leerde met veel ijver de taal der inboorlingen, om in staat te zijn onder de kinderen te arbeiden. Hoe moeilijk alles was, kan het best blijken uit een brief, die Mary schreef aan haar ouders:

„De mensen hebben niet de minste begeerte, dat hun kinderen onderwijs ontvangen. Zij hebben alleen maar vrees, dat hun kinderen Hollanders zullen worden. Wanneer wij de berichten uit Madagaskar lezen, dan voelen wij, welk een groot onderscheid er is. Daar zoekt men onderricht en hier veracht men het. Wanneer wij maaide geringste vrucht op ons werk zagen, dan zouden wij ons kunnen verheugen te midden van de moeiten en ontberingen, maar nu hangen onze handen dikwijls slap. Gij ziet, dat wij behoefte hebben aan Uw sympathie en Uw gebed, en dat niet alleen van U, maar van alle Christenen

alle Christenen Er is nog niet de minste vooruitgang in ons werk. De Beetsjoeanen zijn nog even zorgeloos als altijd en hebben niet de minste belangstelling voor het Evangelie. Hun onverschilligheid schijnt eer toe dan af te nemen en er is niet het minste teken van verbetering.

Onze enige troost ligt in de beloften van onze onveranderlijke God. Wij wandelen door geloof en niet door aanschouwen.

In bijna ieder deel van de wereld, waar het Evangelie gebracht wordt, zijn mensen, die het met blijdschap ontvangen. Alleen hier wordt alle zegen onthouden. Vijf jaren zijn voorbij gegaan, sinds hier voor het eerst een zendeling kwam en nog is er geen enkele ziel bekeerd, geen enkele zelfs, die het oor leent aan de prediking."

Toen Moffat ruim een jaar had gewerkt onder de Batlapins, schreef hij aan zijn broer:

„Onze harp hangt nog altijd aan de wilgen en wij treuren om de duizenden, die hier hun verderf tegemoet snellen. Zij sluiten hun oren voor de boodschap des heils en hebben voor de prediking der verlossing niet anders dan spot.

De toestand in het algemeen is echter meer hoopvol, dan toen wij hier kwamen. Ik heb gehoord, dat de bevolking besloten heeft, de georganiseerde rooftochten tot het stelen van vee af te schaffen. En ook heeft zij er dit jaar van afgezien, de hulp van een regenmaker in te roepen. Hierover verheugden wij ons zeer, omdat zijn aanwezigheid een grote hinderpaal is voor de prediking van het Evangelie.

Wij hebben gebeden, dat een gunstig jaargetijde hen voorgoed zou overtuigen, dat alleen God de macht heeft om regen te schenken. Maar Zijn wegen zijn hoger dan onze wegen. Het jaargetijde is zo droog geweest, dat vrijwel de gehele oogst is mislukt, behalve een gedeelte, dat op een moerassig terrein was gezaaid. Wij trachten zoveel mogelijk het vertrouwen van de bevolking te winnen, hoewel wij het niet gemakkelijk hebben."

M. NIJSSE.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 mei 1951

Daniel | 8 Pagina's

Van het Zendingsveld

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 mei 1951

Daniel | 8 Pagina's