Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wedergeboorte en geloof bij Alexander Comrie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wedergeboorte en geloof bij Alexander Comrie

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(4)

Comrie's standpunt in de strijd

In de diep ingrijpende twisten over het geloof die in de achttiende eeuw de keric in ons land beroerden, heeft ook Comrie zijn positie moeten bepalen. Het zou wel eens kunnen zijn dat Graafland de positie van Comrie goed heeft getypeerd met de opmerking, dat deze "weigert een positie in te nemen in de strijd tussen Van Thuynen en Driessen, omdat volgens hem beiden van een verkeerd principe uitgaan. Beiden gaan nl. uit van de beschouwingen van W. a Brakel, die aan de 'habitus' (hebbelijkheid) van het geloof vrijwel voorbijgaat en alle nadruk laat vallen op het geloof als daad (Graafland, a.w., blz.220). Comrie heeft zijn gevoelen over deze dingen het meest helder verwoord in zijn Stellige en prakükale verklaring van de Heidelbergse Catechismus bij de verklaring van Zondag 7. Ik citeer steeds uit de editie van 1938. Toegekomen aan de vraag wat onder een oprecht geloof moet worden verstaan, verklaart Comrie dan eerst wat zulk een geloof niet is:

"Als hier van het geloof gesproken wordt, zoo moeten wij daardoor niet verstaan eenige daad of werkzaamheid van den mensch of van de ziel der menschen. Dit moeten wij aanmerken tegen die, welke nooit anders van het geloof denken of spreken dan van een daad en werkzaamheid waardoor zeker gewrocht veroorzaakt of teweeg gebracht wordt. Ofschoon velen die zoo spreken en denken het niet zien, zoo is deze stelling nochtans de eigenlijke ziel van de leer der Remonstranten niet alleen .... maar het is in zijn grondslag daarenboven Sociniaansch en Paapsch" (426).

Als het geloof niet anders dan een daad is waardoor wij gerechtvaardigd worden, dan is het volgens Comrie "zoo klaar als de zon aan den hemel" dat wij gerechtvaardigd worden uit en door de werken. En dat is zo 'Paapsch' als het maar zijn kan. Met grote nadruk bevestigt hij dat het zó belangrijk is dat hier door het geloof geen daad of werkzaam­ heid moet worden verstaan dat als men hieraan begint te tornen men "de geheele leer doet wankelen" (427). Hij wijst erop dat de Catechismus in Zondag 7 niet zegt dat wij door te geloven, maar door het geloof Qhnsius worden ingelijfd. Dit woord geloof geeft te kennen ".... de genade of de hebbelijkheid des geloofs, waaruit de daden van het gelooven voortvloeien en uitgeoefend worden; gij behoorde uw eigen taal te verstaan en te begrijpen dat er onderscheid is tusschen geloof en gelooven. Onthoudt het in het vervolg: Geloof geeft te kennen de genade des geloofs of de ingestorte hebbelijkheid, maar gelooven geeft te kennen de werkzame daden, uit dat geloof voortkomende. Zoo is het in alle andere opzichten, het gehoor is niet hooren; het eene is het zintuig, het andere de werkzame gewaarwording van hetgeen dat door het gehoor als een lijdelijk zintuig ontvangen wordt .... Ik zal u slechts alleen te binnen brengen hoe nauwkeurig de Dordtsche vaderen dit onderscheid in het oog gehouden hebben over het derde en vierde artikel van de Remonstranten, de hebbelijkheid van de daad onderscheidende ...." (427).

De hebbelijkheid en de daden

Nadat Comrie zo duidelijk gemaakt heeft dat het geloof geen werkzaamheid of daad kan zijn en dus wat het niet is, gaat hij ertoe over te zeggen wat het wel is:

"Wij verstaan dan door het geloof hier een ingestorte hebbelijkheid of vermogen, dat God de H. Geest in de harten de uitverkorenen instort, tegelijk met de nieuwe natuur, als deszelfs eerste en voornaamste deel, waardoor zij een vermogen, uit Christus en van Christus in hen overgaande, ontvangen om al de indrukken, die het Goddelijk Woord op dit vermogen of deze hebbelijkheid maakt, te ontvangen en volgens de ontvangen indrukken van het Woord, omtrent al de gedeelten van dit Woord werkzaam te zijn, overeenkomstig met de natuur van dit ingestorte vermogen en de inhoud van die teksten, welker inhoud met een bovennatuurlijk licht tot de ziel gebracht worden en van dit nieuw vermogen ontvangen worden" (428, 429).

Het zou een misverstand zijn, te menen dat Comrie deze gedachten hier voor het eerst of hier als eerste ontvouwt. In zijn Verhandeling van enige Eigenschappen des zaligmakenden geloofs sprak hij reeds negen jaar eerder, zij het in een iets ander verband, van het vermogen (potentia) dat tot dadelijkheid (ad actum) gebracht wordt (uitgave 1930, 248). Graafland heeft erop gewezen dat reeds een eeuw vóór Comrie een verwante geloofsbeschouwing te vinden is bij Dionisius Spranckhuysen {De zekerheid van het geloof, 219). In de buitengewoon belangrijke en invloedrijke preek over Zondag 7 betoogt Comrie verder dat, hoewel de hebbelijkheid (habitus) tot de dadelijkheid (actus) komen moet, de hebbelijkheid daarom in zichzelf nog niet onvolkomen is. Zo kan de smaak volmaakt zijn, hoewel zij nooit zoet heeft geproefd. Doorgaans verloopt er. aldus Comrie, niet veel tijd tussen de inplanting van het geloofsvermogen en de eerste geloofsdaden.

Hoe komt het geloof tot geloven?

De habitus moet komen tot de actus; anders gezegd: de hebbelijkheid of het geloofsvermogen moet komen tot de dadelijkheid. En nóg eenvoudiger: het geloof moet komen tot geloven! Maar hoe gaat dat dan? Dat geschiedt door de werking van de Heilige Geest, Die het Woord tot het geloofsvermogen brengt en de geloofsdaden veroorzaakt:

"De werkzaamheden uit dit beginsel voortvloeiende, zijn overeenkomstig die gedeelten des Goddelijken Woords, waarmede en waardoor het God den Heiligen Geest behaagt op dit vermogen te werken. Werkt Gods Geest door de Wet op dit ingewrocht geloof, dan wordt de mensch, die het geloof oefent van zijn zonden en ellende op een zaligmakende wijze zoo overtuigd, dat hij waarlijk zich zoo kennende, zijn ellende betreurt, zijn zonden belijdt en zich voor God schaamt. Werkt Gods Geest door het Evangelie op het ingewrocht geloof, Jezus in het Evangelie openbarende aan de ziel, dan werkt het geloof omtrent den Middelaar, zooals Hij ontdekt wordt, van verre of nabij, in begeeren, verlangen, hongeren, dorsten, vluchten, enz., zoo Hij van verre gezien wordt; maar zoo Hij van nabij aan de ziel geopenbaard wordt in het Woord van 't Evangelie, dan in aannemen, omhelzen, vertrouwen en verlating van zichzelven op Hem met de volste gerustheid en verzekering" (Catechismus, 430, 431).

De bovenstaande woorden zijn buitengewoon belangrijk. Comrie wil hier zeggen, dat de mens alleen maar geloven kan, als de Heilige Geest met Zijn bovennatuurlijke en onwederstandelijke kracht inwerkt op het geloofsvermogen. Dat doet de Geest des Heeren altijd door het Woord. En dan wel zó door het Woord, dat Hij een bepaald gedeelte van het Woord neemt en dat tot het hart van de zondaar brengt. Het geschonken geloofsvermogen komt dan tot de oefening van het geloof en richt zich op het Woord, maar dan ook alléén op dat Woord, dat door de Heilige Geest wordt gebruikt. Méér kan de zondaar op dat moment niet geloven; minder ook niet! Is nu het woord dat de Heilige Geest tot het hart brengt een woord der Wet, dan ontstaat er in het hart van de zondaar smart over de zonde en schaamte voor God. Het is erg belangrijk erop te letten dat Comrie deze dingen tot het geloof rekent. Is echter het Woord dat de Geest gebruikt een woord van het Evangelie dan ontstaat er in het hart werkzaamheid omtrent de Middelaar! Lees het bovenstaande citaat nog eens door; let u er dan bijzonder op hoe Comrie ook in de kennis van de Middelaar een onderscheid aanbrengt: men kan de Middelaar kennen 'van verre' en 'van nabij'! Is het van verre, dan ontstaat er in het hart een verlangen, hongeren, dorsten en vluchten tot Hem. Is het van nabij, dan mag de zondaar Hem aannemen, vertrouwen en omhelzen. Het komt mij voor dat deze dingen ook voor de prediking in onze tijd van het grootste belang zijn.

Capelle aan den IJssel,

ds. A. Moerkerken.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 juni 1997

De Saambinder | 12 Pagina's

Wedergeboorte en geloof bij Alexander Comrie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 juni 1997

De Saambinder | 12 Pagina's