Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Genesis 2 en 3

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Genesis 2 en 3

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

18

Na de paragraaf over de zonde en haar gevolgen volgt een paragraaf met het opschrift De cherubs.

Prof. Oosterhoff begint aldus: „De cherubs, die de weg naar de boom des levens moesten bewaken tegen de mens, waren voor de Israëliet geen onbekende figuren. Ze worden dan ook in Gen. 3 : 24 zonder enige nadere aanduiding genoemd. De Israëliet wist wat hij er bij denken moest.

Voor ons is dat een wat moeilijker zaak. Wel worden de cherubs in het O.T. herhaaldelijk genoemd, maar we krijgen er geen éénvormige voorstelling van. Toch kunnen we wel een indruk krijgen van wat wij onder de cherubs moeten verstaan.”

De schrijver wijst op Ps. 18 : 11 en op Ps. 104 : 3 en zegt dan: „Maar men kan zich afvragen of de cherubfiguur is ontleend aan het beeld van de onweerswolken of dat de onweerswolken vergeleken worden bij het beeld van de cherub. En dan denk ik het liefst aan het laatste. De cherub vertoont waar wij hem tegenkomen weinig van een onweerswolk. Wel komt de cherub voor als de drager van God of van de troon van God en zo kan de onweerswolk, waarop God voor het oog van de dichter kwam aanrijden, bij een cherub vergeleken worden God kwam op een onweerswolk als op een cherub aangereden ”

Prof. Oosterhoff spreekt vervolgens over het roepingsvisioen (Ez. 1) en het tcmpelvisioen (Ez. 10) van de proleet Ezechiël en concludeert „Duidelijk zijn bij Ezechiël de churubs dragers van de troon van God en van zijn heerlijkheid ”

Daarna gaat de schrijver na wat we in de Schrift lezen over de cherubs in verband met de ark, die in de tabernakel en later in de tempel van Salomo stond, en zegt dan „Ook hier moeten dus de cherubs als de dragers van de troon van God worden beschouwd. Niet de ark was de troon van God, maar de troon van God werd gedacht boven de vleugels van de cherubs. Dat komt ook overeen met 1 Kron. 28 : 18, waar de cherubs een „wagen” worden genoemd. Dat doet ook weer denken aan Ps 18 : 11, waar gezegd wordt, dat God reed op een cherub. We moeten denken aan een soort troonwagen. Ook de cherubs bi] Ezechiël doen denken aan een troonwagen. Want naast elke cherub was een rad.

Dit is misschien een reden om onze voorstelling inzake de ark in de tabernakel van Mozes te herzien ”

De schrijver wijst op verschillende teksten en zegt dan: „Hoe het zij, zowel in de tabernakel als in de tempel weid de ark bedekt of overschaduwd door de vleugels van de cherubs. God werd dan tronend boven de cherubs of de vleugels van de cherubs gedacht. Zowel in de tabernakel als in de tempel werden de cherubs als de dragers van God of van de troon van God gedacht. Dus precies als in de visioenen van Ezechiël.

Prof Oosterhoff gaat nog verschillende plaatsen in de Schrift na, waarin sprake is van cherubs en schrijft dan: „Want zover wij kunnen nagaan hebben de cherubs in de Schrift tweeërlei funktie. De eerste is die van dragers te zijn van de troon van God. Maar zij hebben ook een bewakende en afwerende funktie. Die hebben ze duidelijk in het paradijsverhaal. Daar dienen de cherubs om de weg naar de boom des levens te bewaken en de mens daarvan af te houden „ Vervolgens laat de schrijver zien, dat de cherubfiguur ook buiten Israël voorkwam en dan zegt hij: „Zij bewaakten in het verre noorden het heilige goud. De cherub was in heel het oude oosten een bekende figuur.

God heeft zich in zijn openbaring aan Israël aangesloten bij de voorstellingswereld van de oude Semiet. De cherubs in tabernakel en tempel waren geen figuren, die buiten Israël onbekend waren. Integendeel, God heeft bekende voorstellingen gebruikt om onder Israël in tabernakel en tempel zich te openbaren en zijn aanwezigheid te symboliseren. Ook in ander opzicht heeft God zich in tabernakel en tempel aangesloten bij onder en buiten Israël bekende gebruiken en vormen (bouw en indeling van het heiligdom, offers en altaar, rein en onrein, enz.). En wanneer de ontoegankelijkheid van het paradijs en van de boom des levens voor de in zonde gevallen mens moet getekend worden, wordt de figuur van de cherub te hulp geroepen om die ontoegankelijkheid tot uitdrukking te brengen. En vanuit de tabernakel en de tempel èn vanuit oude voorstellingen was de cherub-figuur aan de Israëliet bekend ”

Als we het goed zien zijn de cherubs voor prof. Oosterhoff geen engelen, maar de is de cherubfiguur ontleend aan de oud-oosterse wereld. Dus ook hier wordt de openbaring Gods afhankelijk gemaakt van wat er vele eeuwen na de zondeval aan volksgeloof in het oosten is gaan leven.

Wanneer we blijven bij de letterlijke opvatting van wat de Schrift zegt hebben we een dergelijke afhankelijkheid van wat in de heidenwereld leefde niet nodig. Dan is juist de voorstellingsweield, die er was in het oude oosten, te zien als een verbastering van de zuivere openbaring, evenals dat met het zondvloed-verhaal het geval is.

Prof. Aalders zegt in de Korte Verklaring op Gen 3 : 24, dat we onder cherubs hebben te verstaan geestelijke wezens, die behoren tot de wereld van wat wij „engelen” noemen „Het is ons” aldus prof. Aalders verder „met mogelijk ons van deze hemelse wezens een enigszins nauwkeurige voorstelling te vormen, of te zeggen waardoor zij zich van andere soortgelijke engelengroepen onderscheiden. Ze hebben natuurlijk geen stoffelijke gedaante in eigenlijke zin, en wij behoeven er ons dus niet over te verbazen dat de voorstelling die de H. Schrift van hen geeft niet overal precies dezelfde is ”

Verder is van belang wat prof. Aalders aan het einde van de behandeling van Gen. 3 zegt. Hij wijst er op, dat er bij andere volken sporen van een Paradijstraditie zijn te vinden. „Ook deze Paradijstraditie is hopeloos verminkt, maar het is toch mogelijk in haar de heugenis aan het droeve wedervaren van ons aller eerste voorouders te herkennen.” Aldus genoemde hoogleraar.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 november 1973

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Genesis 2 en 3

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 november 1973

Bewaar het pand | 4 Pagina's