Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een weerwoord tot de Pinksterbeweging

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een weerwoord tot de Pinksterbeweging

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2).

Lukas en Paulus.

Wat we hierboven hebben geconstateerd heeft gevolgen voor het denken over teksten uit Handelingen (Lukas!) en Paulus' brieven over de Geestesdoop en de tongentaai e.d. Voor we kort naar die Schriftgedeelten zelf gaan kijken, dient ons het volgende duidelijk te zijn: De Pinksterbeweging neemt haar uitgangspunt voornamelijk in Lukas' geschrift, d.w.z. Handelingen. De manier waarop in Handelingen over de Geestesgaven wordt gesproken acht zij bindend voor alle tijden. Is dat juist? Ik dacht van niet. Hier manifesteert zich nu het schadelijke gevolg van het gebrek aan dogmatische bezinning, — ik bedoel: het Schrift met Schrift vergelijken. Paulus heeft n.1. ook wat te zeggen t.a.v. de Geestesgaven! Uit Handelingen zouden we — bij oppervlakkig de Pinksterbeweging lezen — de indruk kunnen krijgen dat de speciale Geestesgaven centraal staan, dat die het kenmerk van de christelijke gemeente vormen. Bij Paulus kan die indruk geenszins opkomen.

Lukas.

Hoe komt dat? Dat komt omdat Lukas de feiten zonder meer doorvertelt, hij zegt niet hóe het altijd moet gaan, hij legt geen normen aan, terwijl Paulus in zijn brieven regels en voorschriften geeft, de feiten toetst aan de wezenlijke kenmerken van het christen-zijn. Dit moge bij het lezen duidelijk zijn: Lukas zegt nooit: je moet dit of dat, maar schrijft zonder meer hoe het gebeurd is; maar Paulus gebiedt en verbiedt, raadt aan en raadt af. Dit blijkt ook duidelijk uit de variatie in de feiten die Lukas weergeeft. Het gaat hem kennelijk niet 0111 voorschriften, maar om de ware toedracht. We moeten daaruit opmerken dat er de eerste tijd na Pinksteren nog geen sprake was van een nauwkeurig bepaalde regelmaat. Lees daartoe met aandacht de volgende hoofdstukken, die ik hier in telegramstijl samenvat:

Hand. 8: Geloof - waterdoop - na enige dagen: handoplegging - Geest. Hand. 9: bekering - handoplegging - Geest - waterdoop. Hand. 10: Geest onder prediking - tongentaai (gave om in vreemde klanken God te loven) - waterdoop zonder handoplegging. Hand. 19: Waterdoop - handoplegging - Geest met tongentaai. (Zie voor deze teksten de artikelen van ds. Rijksen).

Het zou onzinnig zijn om hier een chronologisch systeem uit op te maken. Als Lukas bedoelde om voorschriften te geven, hoe kan hij dan schrijven dat de kamerling „gewoon" gedoopt wordt (Hand. 8 : 36)? Als die Geestesgaven regel geweest waren zou Lukas ze hier vermeld hebben. Komt in de belijdenis

van de kamerling trouwens niet openbaar wat Paulus schrijft: „Niemand kan zeggen Jezus de Heere te zijn dan door de Heilige Geest"? Dat had de kamerling nu precies beleden, zelfs al voor de doop. Zo ook worden de stokbewaarder (16) en velen van de Corinthiërs (18) en Lydia (16) „gewoon" gedoopt. Waarom zouden wij een norm opstellen vanuit Lukas, wanneer Paulus normen geeft?

Paulus.

Sprekende over de charismata (Geestesgaven) legt Paulus de nadruk op de strekking daarvan, zie 1 Cor. 12—14. Hem gaat het er om dat God verheerlijkt wordt, en de gemeente gesticht, dat is: pgebouwd. Bij Paulus zien we 1 Joh. 16 : 14 centraal staan: Die zal Mij verheerlijken, en zal het u verkondigen". In het Grieks staat daar: erugboodschappen, waarmee tekenend wordt gewezen op het „bescheiden" terugwijzende karakter van de Heilige Geest. Ik zou dit zo willen opvatten: e Geest past ons toe het Woord van Christus, ja Christus zelf eigent Hij toe. Zodat er een nauwe band bestaat tussen Geest, Christus en het Woord. Door het Woord verheerlijkt de Geest Christus, en waar dat gebeurt komt de mens in zijn schande openbaar.

Tongentaal.

De norm voor Paulus is of de Geestesgaven wel gericht zijn op de opbouw van de gemeente (1 Cor. 14, Rom. 12 : 4—9). Tevens moeten zij zendingsgetuigenis kunnen zijn voor de ongelovigen (1 Cor. 14 : 23-25). In 1 Cor. 12 : 8-10 stelt Paulus de tongentaai onderaan, omdat ze niet tot opbouw van het lichaam van Christus strekt. Bovendien was (en is) tongentaai niet specifiek christelijk: et is een wijdverbreid godsdienstig verschijnsel, in de oude wereld vooral. Dat maakt het juist zo betrekkelijk: aar dient zon algemeen verschijnsel toe? Paulus zegt dat in de gemeente alleen in tongen gesproken mag worden als er een uitlegger bij is (14 : 27, 28). Het gaat Paulus kennelijk om klare, duidelijke taal, waardoor Christus op verstaanbare wijze verheerlijkt wordt. Natuurlijk, want daar gaat het Paulus steeds om. Dit alles neemt niet weg dat Paulus ervoor dankt dat hij meer in tongen spreekt dan de Corinthiërs allemaal (14 : 18). Het gaat hier dus over glossolalie (tongentaai) die niet in de gemeente beoefend wordt, maar „privé". Misschien denkt hij aan iets dergelijks, als hij in 2 Cor. 12 spreekt over zijn openbaringen. Maar daar is hij zó bescheiden dat hij in deze persoon overgaat: ik ken een mens . . .". Hij roemt niet opdat niemand van hem zal denken boven wat hij van Paulus ziet of hoort! Daarom zwijgt hij erover. Iiem is dan ook een doorn in het vlees gegeven opdat hij in genade, die in zwakheid volbracht wordt, zal roemen! Dit moest de Pinkstergemeente meer ter harte nemen. Het is toch onloochenbaar dat Paulus de tongentaai een zeer ondergeschikte plaats laat innemen.

Profetie.

Veel hoger slaat Paulus dan ook de profetie aan (1 Cor. 14 : 1), omdat deze tot stichting, vermaning en vertroosting geschiedt (vers 3). Profetie betekent niet zomaar „in de toekomst zien", maar ten diepste: ods wil doorgeven. Ook hier gaat het om de strekking en niet om de „begeesterdheid". Daarom staat het voor mij vast dat de kerk juist heeft gedaan door de profetie op te vatten als: ijzondere verlichting in Gods Woord, waarin Zijn wil is geopenbaard. Ik laat nu hier verder alle detailpunten rusten, om te komen tot het ernstigste bezwaar tegen de Pinksterbeweging: oor haar eenzijdig accentueren van bijzaken miskent of onderschat zij de hoofdzaken van de Schrift.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juni 1967

Daniel | 16 Pagina's

Een weerwoord tot de Pinksterbeweging

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juni 1967

Daniel | 16 Pagina's