Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tweeërlei droefheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tweeërlei droefheid

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want de droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid, maar de droefheid der wereld werkt de dood.

2 Korinthe 7:10

Als iemand bedroefd is naar de wereld, dan denkt hij: “Ik betreur mijn zonden.” Maar hij treurt alleen maar, omdat hij zich niet meer beroemen kan, dat hij iets is. Hij zegt, dat hij grote strijd heeft gehad, maar het was slechts strijd tussen overtuiging en lust. En zijn angst ligt in het doen tegen beter weten in. Er is een herhaald betuigen van berouw over de zonde, maar er is volstrekt geen wil, om anders te handelen, dan men doet. Men is dan ook telkens spoedig gereed met belijdenis van schuld en zonde, maar nooit is er het voornemen des harten, zich van zijn ondeugd tot God te bekeren, al bekeert men zich eenmaal en andermaal.

Het “ik” blijft de boventoon voeren; daarom is de treurigheid als een morgenwolk; men is spoedig weer getroost en gerustgesteld. De gang van zulk een leven herinnert aan Saul en

Achab. Zo is er dan wel droefheid en menigmaal meer geween en tranen dan bij de oprechten, maar het komt nooit tot een verbroken hart. De droefheid kan ontstaan uit vrees voor de hel, of dat men de algehele verbrijzeling van de godzaligheid onbewust nabootst. Er zijn er, die groot misbaar maken, omdat hun zonde, die zij bedekt hadden, voor de mensen openbaar geworden is, of zij willen een grote misdaad bedekken, door veel over de grootheid van hun zonde te spreken. Ook zijn er, die in het geheel geen droefheid over hun zonden hebben en er telkens wat op vinden om hun zondige aard te vergoeilijken. En het ergste van alles is, dat een ieder, die zo is, zich het alles niet aantrekt en zegt: “Daarvoor beware mij God, dat ik zo zou zijn,” en hij verbergt zich er achter, dat hij het toch goed bedoelt. Is het een mens te doen, om zijn geweten te sussen, dan rechtvaardigt hij zichzelf en hij komt zijn droefheid spoedig te boven. Is het een hartezaak, dan veroordeelt hij zichzelf en niemand kan hem troosten, dan God alleen.

Die nu zijn zonde en zijn vervloeking in waarheid bedenkt, die dus naar God bedroefd is, is over de zonde bedroefd, omdat zij zonde is. Hij is over de zonde bedroefd, omdat zij een vergrijp, een misdaad tegen de Heere is, de allerhoogste God, die alleen waardig is, gevreesd en gediend te worden. Wie naar God bedroefd is, blijft niet bij de begane zonden staan, maar het doet hem van harte leed, dat hij tegen de Heere gezondigd, Zijn heilige geboden overtreden en de duivel en de wereld aanleiding gegeven heeft, dat des Heeren heilige Naam om zijnentwil gelasterd werd. Verbrijzeld en geheel verslagen ligt hij daar voor God en hij gevoelt Gods gramschap in geheel zijn gebeente. O, hoe diep buigt de zonde zijn ziel terneer! Welk een waarachtige schaamte, welk een bekommering en verlegenheid is daar in zijn ziel! Ja waarlijk, de droefheid is bij des Heeren volk een zaak des harten. Hij wil de straf wel dragen, als de Heere hem maar genadig en met hem verzoend mocht willen wezen.

In oprechtheid veroordeelt hij zichzelf, niet om zijn eigen “ik” te behouden, maar hij erkent, dat God rechtvaardig is. Zo dringt hij door tot zijn algehele verdorvenheid, schandelijke rebellie en volslagen onmacht, om iets weder te kunnen goedmaken. Dit is dus het kenteken, of iemand naar God bedroefd is, dat het hun om God te doen is en hij stelt zijn hoogste goed alleen in Hem. Daar schreeuwt de ziel tot God. En daar wordt de droefheid niet tot een grond gemaakt, om zich te troosten. Wie naar God bedroefd is, denkt alleen aan God. Wie naar de wereld bedroefd is, wil alleen maar genade. De eerste laat zich gemakkelijk door mensen troosten, met de ander heeft God Zelf moeite, om hem getroost te krijgen. Met eerbied gezegd. Daar is het om de genade van de Borg te doen. Zo is deze droefheid geboren uit liefde tot de heiligheid Gods en uit het missen van die liefde.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 juni 2001

Bewaar het pand | 8 Pagina's

Tweeërlei droefheid

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 juni 2001

Bewaar het pand | 8 Pagina's