Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Schriftvisie van dr. B Loonstra

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Schriftvisie van dr. B Loonstra

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

(1)

Dr. B. Loonstra is sinds 1982 predikant in de Christelijke Gereformeerde Kerken. Eerst te Oud-Beijerland en sinds 1993 te Hoogeveen. In 1990 promoveerde hij in Utrecht op een studie over "Verkiezing - verzoening - verbond" in de gereformeerde theologie. In de in 1993 verschenen studie "Theologische aspecten van de Nadere Reformatie" schreef Loonstra een hoofdstuk over "De leer van God en Christus in de Nadere Reformatie". In 1994 verscheen zijn boek "De geloofwaardigheid van de Bijbel"; een boek dat nogal wat stof heeft doen opwaaien en waarin Loonstra zijn visie op de Heilige Schrift ontvouwt.

Het is ongetwijfeld een boeiend boek, zeker ook door de aanpak. Loonstra gaat niet thetisch te werk, hij begint niet eerst zijn eigen positie te beschrijven. In hoofdstuk 1 zet hij de probleemstelling uiteen, waarna hij in het volgende hoofdstuk een aantal moeilijkheden opsomt ten aanzien van de geloofwaardigheid van de Bijbel. In het derde hoofdstuk gaat hij na hoe anderen die moeilijkheden hebben opgelost. Op boeiende wijze gaat hij dan in op de posities van Calvijn, Voetius, Bavinck en Barth. Hij vindt echter hun opvattingen onbevredigend. In de volgende hoofdstukken gaat hij dan in op de overdrachtelijke en allegorische uitleg van de Schrift. Hij behandelt daarbij de allegorische uitleg van Origenes en de typologische uitleg van gereformeerde theologen. Ook gaat hij in op allerlei literaire vormen met een overdrachtelijke uitleg, die in de Schrift zouden voorkomen, zoals het gebruik van motieven ontleend aan mythen en sagen. Uitvoerig stelt hij vervolgens aan de orde, dat de werkelijksheidbeleving van de bijbelschrijvers heel anders geweest is dan de onze. Pas in het laatste, het zevende hoofdstuk is het terrein afgebakend waarop Loonstra zijn eigen visie kan uitzetten. Een visie, die niet onweersproken is gebleven en waarvan drs.J.A.van Delden in "Bijbel en wetenschap" (nov.1995, nr.l83) het volgende opmerkt: "Schriftkritische opvattingen zijn niet nieuw, het nieuwe ervan is dat een variant ervan binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken wordt verdedigd." Dat laatste is toch wel schokkend. Eerlijkheidshalve moet worden opgemerkt dat ook binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken kritiek is gekomen op de visie van Loonstra, bijvoorbeeld van prof. dr. J. v .Genderen en ds. R den Butter.

Het zal uit het voorgaande duidelijk zijn dat Loonstra in zijn boek veel aan de orde stelt. Duidelijk is in ieder geval dat hij niet uit de voeten kan met de Schriftvisies van Calvijn, Voetius en Bavinck. De modeme mens, die met kritische vragen ten aanzien van de geloofwaardigheid van de Schrift komt, is met die visies volgens Loonstra niet meer geholpen. Ik wil proberen de kern van zijn visie vanuit zijn boek aan de orde te stellen. Loonstra begint met te stellen, dat het zijn overtuiging is, dat wij in het O.T. en in het N.T. te maken hebben "met het geschreven Woord van de levende en betrouwbare God". In de Bijbel is God Zelf aan het woord en gaat met mensen een gesprek aan, aldus Loonstra. Wanneer het zo gezegd wordt, moet er mijns inziens al een rode lamp gaan branden. Gaat de Heere in Zijn Woord met ons alleen maar een dialoog aan? Is dit niet een relativeren van het gezag van de Schrift? Dienen wij, zeker ook in onze tijd, niet met kracht op te komen voor de goddelijke autoriteit van de Schriften, voor het "daar staat geschreven", waarvoor het de mens past alleen maar te buigen?

Overigens zegt Loonstra in het begin van zijn boek ook waardevolle dingen over het gezag van de Schrift, wanneer hij uiteenzet wat verstaan moet worden onder het zelfgetuigenis van de Schrift en het getuigenis van de Heilige Geest, die in het hart van de waarachtigheid van de Schrift getuigt. Hij zegt dan letterlijk: "De Schrift zelf getuigt dat zij Gods Woord is. Dit zelfgetuigenis van de Schrift vindt weerklank in ons hart door het inwendige getuigenis van de Heilige Geest. Op grond van dit tweeledige getuigenis aanvaarden wij de Schrift als Gods Woord."

Positief is ook zijn veroordeling van de opvattingen van Kuitert. Deze zegt letterlijk in zijn boek "Het algemeen betwijfeld christelijk geloof: "De bijbel bevat wat Israël over God dacht en wat de evangelisten en apostelen - als toevoeging daaraan-over Jezus dachten. Niets meer, niets minder". Dan wordt de Bijbel een boek van beneden, een menselijk boek. Vandaar dat Kuitert zegt: "Alles wat wij over boven zeggen, komt van beneden", zelfs zo "dat ook openbaring een woord is dat van benedenaf over boven spreekt". Loonstra maakt duidelijk, dat hij deze opvatting verwerpt. Hij neemt ook afstand van het rapport "God met ons" (1981), dat door de Gereformeerde synode van Delft werd gezien als een confessioneel verantwoorde uiteenzetting over de wijze waarop de Schrift verstaan moet worden. In dit rapport wordt benadrukt, dat het waarheidsbegrip in onze tijd heel anders is, dan zoals dat functioneerde in de tijd van de bijbelschrijvers. Hun beleving van de werkelijkheid was heel anders dan de onze. Loonstra is het daar geheel mee eens.

In zijn boek werkt hij dat ook uitvoerig uit. Waar hij het niet mee eens is, dat is het volgende: in het rapport "God met ons" wordt waarheid opgevat als waarheid in relatie tot de mens persoonlijk. Waarheid is relationele waarheid en geen objectief gegeven zonder meer. De bijbelse waarheid is alleen in het geloof te zien en weer te geven. Daarbij komt het aan op wat waarheid voor ons is. De schrijvers en de lezers van de Bijbel moeten dan wel bondgenoten van God zijn. Het "God met ons" is dus beslissend. Van Genderen heeft terecht opgemerkt dat door dit rapport het relativisme in de hand gewerkt is. Loonstra ziet heel duidelijk achter deze visie op de Schrift de opvattingen van Immanuël Kant, de "grote" filosoof van de Verlichting. Deze stelt dat de objectieve werkelijkheid voor de mens onkenbaar is. De mens ziet de dingen altijd met een gekleurde bril, maar nooit zoals zij in werkelijkheid zijn. Wij kennen de waarheid altijd zoals wij die ervaren, maar nooit zoals die in werkelijkheid is. Dat is de diepste achtergrond van het rapport "God met ons". Loonstra ziet dat heel duidelijk. Hij verwerpt dat relativerende waarheidsbegrip. Toch vrees ik, dat hij in zijn visie door de achterdeur weer binnenhaalt, hetgeen hij er door de voordeur uitzet. Dat maakt zijn visie zo gevaarlijk. Wij willen er nader op ingaan.

Loonstra begint met het opsommen van een aantal tegenstrijdigheden of "onelïenheden", die hij aantreft in de Schrift. Hoe staat het dan met de historische geloofwaardigheid van de Schrift? Als er onjuistheden in de Bijbel zijn aan te wijzen, hoe moeten wij daar dan over spreken, terwijl wij toch de geloofwaardigheid van de Bijbel handhaven? Als op bepaalde punten de historische werkelijkheid van de Bijbel blijkbaar anders ingevuld moet worden, dan hetgeen wij onder historische werkelijkheid verstaan, moeten wij ons dan niet herbezinnen op de strekking van de geloofwaardigheid van de Schrift? Dat zijn de vragen die Loonstra stelt. Hij wijst erop dat de mensen steeds kritischer worden in hun omgang met wat is overgeleverd. Ook de Bijbel wordt steeds kritischer gelezen. Tegenstrijdigheden en oneffenheden in de Schrift kunnen daarom niet zomaar aan de kant worden geschoven, maar vormen een probleem dat om een af­ doende reactie vraagt. Loonstra wil nu enerzijds de oneffenheden in het Bijbels getuigenis ernstig nemen, terwijl hij anderzijds wil opkomen voor de geloofwaardigheid van de Heilige Schriften. Vanuit dat gegeven heeft hij zijn boek geschreven.

Uitvoerig gaat hij dan in op die zgn. oneffenheden. Hij spreekt in dit verband ook over "interne ongerijmdheden". De volgende voorbeelden noemt hij dan:

- De vrees van Kaïn. In Gen.4:14 zegt Kaïn, nadat hij Abel heeft doodgeslagen, tot de Heere: Het zal geschieden, dat al wie mij vindt, mij zal doodslaan." Waar komen die mensen vandaan, voor wie Kaïn bang is? Loonstra verwerpt de gedachte van de zgn. pre-adamieten, mensen die buiten of zelfs voor Adam en Eva op aarde geleefd zouden hebben. Maar voor wie moet Kaïn dan vrezen? Alleen zijn eigen gezinsleden blijven over, maar hij was nu juist van zijn ouderlijk huis weggevlucht. Loonstra vindt, dat wanneer wij Gen. 4 vanuit historische belangstelling lezen, wij hier voor een onoplosbaar probleem staan. - De vrouwen van Ezau. Hier spreekt volgens Loonstra de Schrift zichzelf tegen. Volgens Gen. 26 : 34 trouwde Ezau met Judith, de dochter van Beëri, de Hethiet, en met Basmath, de dochter van Elon, de Hethiet. In Gen. 36 : 2 echter heet de dochter van Elon echter niet Basmath, maar Ada, terwijl Basmath daar de dochter van Ismaël wordt genoemd. Loonstra meent dat de historische geloofwaardigheid van de Schrift hier in het geding is.

- De naamgeving van Mozes. Hoe kan een Egyptische prinses aan Mozes zijn naam hebben gegeven op grond van de Hebreeuwse overeenkomst van zijn naam met het Hebr. werkwoord masjah, uittrekken, uit het water trekken? Volgens Loonstra is hier nog nooit een bevredigende verklaring voor gegeven.

- Het aantal Israëlieten. Volgens de bijbelse gegevens moet het aantal Israëlieten bij de uittocht uit Egypte met vrouwen en kinderen erbij op wel drie miljoen worden gerekend. De 18e eeuwse verlichtingstheoloog Reimarus heeft uitgerekend dat een zo groot aantal mensen er meer dan negen etmalen over moet hebben gedaan om de Schelfzee door te trekken, terwijl volgens Ex .14 men in één nacht door de zee trok. Loonstra vindt het accepteren van de bijbelse aantallen hetzelfde als het accepteren van logische tegenstrijdigheden. Als wij zo de geloofwaardigheid van de Schrift willen hooghouden, bereiken wij het omgekeerde.

- Door wie werd Goliath gedood? Er is verschil tussen de teksten 1 Sam. 17, 2 Sam. 21 : 19 en 1 Kron. 20 : 5. In de eerstgenoemde tekst wordt vermeld hoe David de reus Goliath heeft verslagen, terwijl het verslaan van Goliath in de tweede tekst wordt toegeschreven aan één van Davids helden, de Bethlehemiet Elhanan, terwijl in de derde tekst gezegd wordt dat Elhanan Lachmi, de broer van Goliath, doodsloeg. Wat is nu de historische werkelijkheid?

- Vervolgens wijst Loonstra op allerlei tegenstrijdigheden tussen de boeken Samuel en Koningen enerzijds en Kronieken anderzijds. Uitvoerig bespreekt hij ook allerlei ongerijmdheden, die te vinden zouden zijn in de vergelijking van de beide geslachtsregisters van Christus uit Mattheüs en Lukas. Ook meent hij dat men bij vergelijking van hetgeen de Evangeliën meedelen ten aanzien van Jezus geboorte op oneffenheden stuit. Ik ga nu verder niet op dit alles in. Loonstra doet het echter uitvoerig. Het gaat er mij om, dat wij op de hoogte zijn van zijn wijze van benadering.

- Tenslotte wijst Loonstra op de zoals hij dat noemt "verhalen" van Jezus' opstanding. Uitvoerig gaat hij in op allerlei zaken, waarin de Evangeliën volgens hem niet op één lijn zijn te krijgen. Om een voorbeeld te noemen: Volgens Mattheüs is Jezus eerst aan de vrouwen verschenen, volgens Johannes eerst aan Maria Magdalena, terwijl Lukas daarentegen in het geheel niet lijkt te rekenen met een verschijning aan de vrouwen.

Zeist,

ds. J.J. van Eckeveld.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 oktober 1996

De Saambinder | 16 Pagina's

De Schriftvisie van dr. B Loonstra

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 oktober 1996

De Saambinder | 16 Pagina's