Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Zoon is gekomen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Zoon is gekomen

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Genade, barmhartigheid, vrede zij met ulieden van God de Vader, en van de Heere Jezus Christus, de Zoon des Vaders, in waarheid en liefde.
2 Johannes 3

Aan de drie Godsgeschenken is de vorige keer aandacht besteed. Daarover is ieder het eens: bij God is overvloed. Wie de drie genoemde gaven ‘genade, barmhartigheid en vrede’ bezit, mag zich gelukkig heten, echt een bevoorrecht mens. Er dringt zich echter wel een vraag op: Hoe zit het nu met de ontvangst en het bezit van deze gaven? Is het misschien zo dat de lezers van de brief moeten zeggen, zoals het onder ons wel eens klinkt en in kamers te horen valt: ‘Mochten die drie gaven mijn bezit maar worden’? In veel kerkelijk leven wordt zo’n uitroep beschouwd als bewijs van ootmoedigheid en diep besef van onwaardigheid. Tegelijk druipt er veel onzekerheid van af.

Als we de door Johannes met Godsgeschenken gevulde groet naast de uitroep leggen, dan moeten we concluderen dat er wel heel wat anders uit Johannes’ pen vloeit. Zekerheid in plaats van onzekerheid, meer verzekering dan wens. Op dit punt schrijft de apostel ongetwijfeld heel bijzondere woorden en zijn gebruik van de Griekse werkwoordvorm waar de vinger bij te leggen is, kunnen we zonder twijfel opmerkelijk noemen. De conclusie zal worden dat we hier met een groet te doen hebben die niet zozeer een wens bevat als wel gevuld is met heilszekerheid.

Heilwens: gewoonlijk zonder werkwoord
Inmiddels bekend is de aanhef er een van het bekende soort. Een stereotype briefaanhef. Na de afzender en het adres volgt de groet. In apostolische brieven is die groet in zo goed als alle gevallen een wens, een zegenwens. De (huis)gemeenten hoorden reeds vroeg tijdens het voorlezen van een brief een aangenaam geluid, een apostel of briefschrijver gunde duidelijk leesbaar voor de (voor)lezer en hoorbaar voor de hoorders geestelijk het beste. Vergelijken we Johannes’ groet met die van andere apostolische brieven – en dat moet gebeuren en het werpt zijn vrucht af! – dan kunnen we er niet omheen dat Johannes zich onderscheidt. Wie de tijd ervoor neemt om de beginregels van alle brieven van Paulus na te slaan op het onderdeel van de groet, komt vanzelf tot de ontdekking dat deze apostel nooit een werkwoord daarin schrijft. Altijd ontbreekt in de groet het werkwoord, dat is het werkwoord ‘zijn’. Dat is typisch Grieks. Wij doen dat niet, de Grieken wel. In onze taal past en kan het eigenlijk niet, bij ons moet er om een complete zin te vormen altijd een werkwoord staan. Daarom staat er in de Statenvertaling in de groet altijd het ‘zij’, afgeleid van het bedoelde en erbij te denken maar niet in het Grieks geschreven werkwoord ‘zijn’. Door het werkwoord niet te schrijven heeft de groet juist, en krijgt de groet veel meer het karakter van een wens, een rijke heilwens. Door het werkwoord ‘zijn’ achterwege te laten ontstaat er een scala van vertaalmogelijkheden. De ontbrekende werkwoordsvorm ‘zijn’ heeft iets van een gebed. Een apostolisch gebed. Dat de Heere de gaven, die in de groet genoemd worden, zal geven. Het heeft iets van een wens. De schrijver kan zich voor zijn lezers niets beters wensen dan dat zij de genoemde geschenken zullen ontvangen. Kort en bondig is te zeggen dat het feit dat in de groet door Paulus nooit een werkwoord gebruikt wordt, er de oorzaak van is dat Paulus’ goede wens een wens blijft, zijn bewogen gebed een gebed blijft, niet meer en niet minder.

Dé uitzondering op de regel
Dat brengt tot het volgende. Op dit punt schrijft de gedreven Johannes met zijn pen dus werkelijk iets bijzonders en unieks neer. Letterlijk staat er vanuit het Grieks vertaald: ‘Zal zijn met ulieden genade, barmhartigheid, vrede …’ Het hoeft nauwelijks gezegd en verklaard te worden dat Johannes’ gebruik van het werkwoord ‘zijn’ in de groet en dan ook nog eens met nadruk vooropgesteld, de groet een eigen gezicht geeft en iedere hoorder verrast doet opluisteren. Het kan niet anders of lezers wrijven hun ogen uit en de oren van hoorders tuiten en gaan gloeien. Met zijn geschrijf hier vormt hij onbetwist en ontegenzeggelijk een uitzondering op de regel. Leggen onze Kanttekenaren er de vinger ook niet bij? Zij schrijven hun opmerking kort en zakelijk op. Dit keer kunnen zij het blijkbaar niet nalaten en mag het niet ongenoemd blijven.

Blijft doorgaans de zaak van het ontbrekende werkwoord onbesproken, toegekomen aan Johannes’ tweede brief volgt de aantekening: ‘Grieks: zal zijn’. Anders gezegd: Opgemerkt, hier staat het werkwoord ‘zijn’ in de toekomende tijd. Eigenlijk zou je verwachten dat de Statenvertalers met hun diepe eerbied voor het Woord Gods in de oorspronkelijke taal en met hun nooit aflatende trouw aan de grondtekst zouden vertaald hebben: ‘Genade, barmhartigheid, vrede zal met ulieden zijn van God de Vader en van de Heere Jezus Christus, de Zoon des Vaders.’ Ze hebben die verwachte vertaling niet gegeven, de zaak is in een kanttekening terechtgekomen. Misschien omdat zij de apostolische wens wilden onderstrepen, de zaak ligt in de toekomst. We hoeven naar de reden hiervan geen onderzoek te doen, maar we mogen met het diepe respect voor de grondtekst en voor het geïnspireerde woord dat zij ons leren, vragen: Wat betekent het dat Johannes hier zwart op wit schrijft: ‘zal met ulieden zijn’? Want hier is geen sprake van een wens, maar van een stellige verzekering! Wat wil de Heilige Geest ons leren?

Slechts zeker van God
Die vraag is te beantwoorden. Johannes blijkt de kracht van het woord te kennen. Anders nog: hij is overtuigd van de betrouwbaarheid van God. Hij weet maar al te goed en is verzekerd door de Verzekerende van Wie hij zeker kan, mag en moet zijn. Al met al toont hij te weten dat geen woord van God ledig weerkeert (Jes. 55). De apostel is overtuigd dat God Zijn Woord in het leven van de lezers en hoorders gebracht heeft. Met ‘ulieden’ is het persoonlijke een hard gegeven. Ze hébben genade gevonden in Zijn ogen, ze zijn in Zijn hart en daaruit zijn ze nooit. Hijzelf hééft de vrede met hen getekend door dierbaar zoenbloed. Welnu, het goede werk dat Hij begonnen is, volbrengt Hij ook (Fil. 1:6) en voor Johannes is het rotsvast, Kruisvast: de Godsgeschenken zullen er voor hen zijn! Johannes schrijft in de toekomende tijd. In de taal van het ‘Ik roem in God, ik prijs het onfeilbaar Woord’, ja, ‘in God zal ik het Woord prijzen, in de HEERE zal ik het Woord prijzen’. Het zal uit het vervolg van de brief duidelijk worden dat er aanslagen op de vrouw en de kinderen zijn, ze staan aan gevaren bloot, ze hebben te maken met aanvallen van binnenuit en van buitenaf.

Kijk, als daarmee gerekend wordt en als dát praktijk is, dan is het begin van de brief hartversterkend: ‘Genade, barmhartigheid en vrede zullen met ulieden zijn.’ Al worden de duimschroeven aangedraaid, het vuur opgestookt, het leven onmogelijk gemaakt, al is het vonnis om Zijns Naams wil de doodstraf, ‘de genade en de barmhartigheid en de vrede zullen met ons zijn’, aldus Johannes’ verkregen zekerheid. De toekomst ligt in Zijn handen. De Godsgeschenken vloeien overvloedig. Hij is een overvloedige Fontein. De hemelse Rechter strijdt Zelf voor de rechteloze bruid, Hij doet haar recht, Hij schenkt haar genade. De God aller genade zal bij haar blijven. De Vader der barmhartigheid zal Zijn barmhartigheden die geen einde hebben, uitgieten. De God des vredes was gisteren met u, is heden met u en is in de toekomst met u. Onze vaderen hebben al te goed geweten hoezeer het ‘zal zijn met ulieden’ de uitkomst voor Zijn uitverkoren Liefste garandeert en dat slechts Hij zekerheid biedt. Het vijfde hoofdstuk van de Dordtse Leerregels loopt ervan over. Lees het eens. Slechts twee grepen daaruit om u de smaak te geven (we drukken ter verduidelijking de woorden schuin die in de groet staan): ‘Maar God is getrouw, Die hen in de genade, hun eenmaal gegeven, barmhartig bevestigt en ten einde toe krachtig bewaart’ (D.L. V,3). En: ‘Want God Die rijk is in barmhartigheid, neemt naar het onveranderlijke voornemen der verkiezing, de Heilige Geest van de Zijnen, ook zelfs in hun droevig vallen, niet geheel weg, en laat hen zó ver niet vervallen, dat zij van de genade der aanneming en van de staat der rechtvaardigmaking uitvallen, of dat zij zondigen ten dode, of tegen de Heilige Geest, en van Hem geheel verlaten zijnde, zichzelf in het eeuwige verderf storten’ (D.L. V,6). Ja, een waar gelovige hangt aan de lippen Gods. Op het gezicht van een rechteloze, een amechtige, een zieltogende dorstige komt een glans en betraande ogen glinsteren: ‘Gij laat niet varen de werken Uwer handen.’ Twee Middelaarshanden die getoond worden maken de tong los: ‘Mijn Heere en mijn God.’ Als laatste is hier te zeggen: Kinderen onder elkaar, beter: Góds kinderen onder elkaar steken elkaar een hart onder de riem als het om God gaat – of: ‘een riem onder het hart’ als u die latere uitdrukking liever gebruikt, waarmee gezegd is dat de riem belet dat de moed neerzinkt.

Zo ik niet had geloofd, dat in dit leven
Mijn ziel Gods gunst en hulp genieten zou,
Mijn God, waar was mijn hoop,
mijn moed, gebleven?
Ik was vergaan in al mijn smart en rouw.

In dit Psalmvers staat het prachtig. Is dit persoonlijke gezegd, dan moet het andere volgen. Andere kinderen. Aangespoord. Toegezongen. Opgewekt om mee te zingen.

Wacht op den HEER’,
godvruchte schaar, houd moed!
Hij is getrouw, de Bron van alle goed.
Zo daalt Zijn kracht op u in zwakheid neer.
Wacht dan, ja wacht, verlaat u op den HEER’!

De een tilt de ander op door op het hart en de handen van de Drie-enige te wijzen. Het mag Gods kind niet vreemd in de oren klinken!

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 2011

Kerkblad | 16 Pagina's

De Zoon is gekomen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 2011

Kerkblad | 16 Pagina's