Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Enkele psalmen uit de „Proeve” beproefd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Enkele psalmen uit de „Proeve” beproefd

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

PSALM 1.

Korte inhoud.

De eerste psalm geeft een beschrijving van het leven van de rechtvaardige en de goddeloze. Daar is een groot verschil tussen. De rechtvaardige laat zich leiden door de eis van Gods Wet, dat is Zijn Woord. Dat bepaalt mede zijn handel en wandel (vs. 1). Het spreekt van Zijn innerlijke verbondenheid aan de Heere (vs. 2).

De goddeloze daarentegen laat zich meevoeren door de boze plannen en woorden van zichzelf en anderen.

Het verschil in levenshouding komt ook openbaar in een verschil in levenslot (levensbestemming). De vrome is als een boom, die op de bestemde tijd vrucht draagt en waarvan het blad niet vroegtijdig afvalt. De niet-vrome zal kaf blijken te zijn, dat bij het dorsen van het graan door de wind weggevoerd wordt (vs. 3, 4).

De oorzaak van het bovengenoemde is daarin gelegen, dat de Heere, de God van hemel en aarde, rechter is. Hij slaat de mens gade in al z'n levensuitingen. De rechtvaardige omringt Hij met trouwe zorg en liefde (vs. 6). De goddeloze laat Hij te gronde gaan. Een en ander treedt aan de dag in dit leven en bij het eindgericht.

Formeel theologische opmerkingen.

a. Eerste couplet.

Bij vergelijking treft, dat de berijming van 1773 aldus begint: , , Welzalig hij..." Bij de Proeve vinden we# „Gezegend hij..." Er wordt hier een werkwoordsvorm gebruikt, welke de betekenis heeft van: gelukkig noemen of prijzen; gelukkig genoemd worden. 1 ) Letterlijk vertalend, zouden we het zo weer kunnen geven: , , o het geluk van..." Volgens Ridderbos-) wordt niet in de eerste plaats geduid op het subjectieve heil (de zegeningen die aan de mens geschonken worden), maar op het objectieve heil, dat er in God is voor de zijnen. Kraus, in z'n bekende

commentaar 3 ) vertaalt met „Glücklich", gelukkig. „Een vreugdevolle uitroep en een in vervoering brengende conclusie."

Het herinnert aan de zaligsprekingen uit de Bergrede (Matth. 5). O.i. is de berijming „Welzalig hij" meer in overeenstemming met de grondtekst dan „Gezegend hij".

In de onberijmde psalm vinden wij in het eerste vers de volgende trits van werkwoorden: wandelt... staat... zit. De berijming van 1773 heeft deze ook, in het eerste couplet. Er wordt een climax mee tot uitdrukking gebracht. Zalig is de man, die niet leeft naar de plannen der goddelozen, het pad der zonde niet betreedt, noch zit temidden van verkeerde vrienden, die spotten met alles wat heilig is. „De drie leden van ons vers verduidelijken elkander", zegt Ridderbos. Daarom is het jammer, dat we in de Proeve dat drietal werkwoorden niet terug vinden, althans de laatste niet. Men heeft daarvoor: „Noch zich door de spotters in de kring laat noden." Behalve het genoemde bezwaar, dat nl. het werkwoord zitten hier ontbreekt, dat de grondtekst wel geeft, kan hiertegen nog ingebracht worden, dat de zondaar zelf verantwoordelijk staat voor zijn daden. Hij laat zich niet noden in een kring van spotters (passief), maar hij neemt temidden van hen plaats (actief).

O.i. is ook „noch op 't pad der zondaars staat" (1773) een betere weergave van het bijbels gegeven dan „noch met goddelozen gaat" (Proeve). Vooreerst geeft de grondtekst al het zelfst. naamw. weg of pad. En in de tweede plaats mag deze notie in een psalm, welke handelt over de twee wegen toch niet geheel gemist worden.

De laatste twee regels van het eerste couplet luiden: „Maar 's Heeren wet blijmoedig dag en nacht herdenkt, bepeinst en ijverig betracht" (1773): „Maar die aan 's Heren wet zijn vreugde heeft en dag en nacht met zijn geboden leeft" (Proeve). In de grondtekst staat een werkwoord, dat o.a. de betekenis heeft van halfluid lezen of mompelend overdenken. Ridderbos vertaalt met „overdenken". Maar dan in ruime betekenis genomen en in nauw verband staande met het lezen van de Schrift. Ook Kraus denkt aan een halfluid lezen. We merken op, dat de berijming van 1773 in deze de zin van de grondtekst uitstekend heeft weergegeven, beter dan de Proeve dat gedaan heeft.

b. Tweede couplet.

We lezen de laatste regel van het tweede couplet: „Het gaat hem wel: 't gelukt hem, wat hij doet" (1773): „Het gaat hem wel in alles wat hij doet" (Proeve). In de grondtekst staat de werkwoordsvorm, welke hier de betekenis heeft van voorspoed hebben of zich deugdelijk bewijzen. O.i. heeft Datheen dat het best weergegeven: „Zo zal die mensche zalig zijn bekend, met al zijn doen, tot welke hij hem wendt". Het is niet een succesvol zijn op zichzelf, maar uit alles blijkt, dat de Heere met hem is.

c. Couplet 4 (nieuw 3).

De berijming van 1773 heeft een couplet meer dan de Proeve. Het vierde vers is een weergave van vers 6 uit de onberijmde psalm. De Proeve zegt alleen daarvan: „God kent die wandelt in het rechte spoor, wie Hem verlaat gaat dwalende teloor." Ons voorlopig beperkend tot de exegese, merken we op, dat de berijming van 1773 een fraaie weergave geeft van wat de woorden „kennen" en „weg" inhouden. Met dat laatste wordt immers het gehele leven van de rechtvaardige bedoeld. En het woord kennen drukt uit: met liefde en zorg omringen. De proeve geeft van dat alles een toch wel magere weergave. Dat kan ook gezegd worden van de laatste regel: „Wie Hem verlaat gaat dwalende teloor." Met de Heere en zijn Woord geen rekening houden, heeft niet slechts tot gevolg, dat we afdwalen of verdwalen, maar dat we ons te gronde richten. Nu kan men opmerken, dat de beide begrippen elkaar raken. En dat is ook wel zo. Maar er zit toch een verschil van nuance in, dat van belang is. Bovendien sluit de berijming van 1773 nauwer aan bij de onberijmde tekst. Letterlijk: „Maar de weg der goddelozen gaat te gronde."

Materieel theologische opmerkingen.

Wanneer we de beide berijmingen met elkaar vergelijken, valt direct op, dat 1773 in het derde couplet het gericht Gods met name noemt, in aansluiting bij de onberijmde tekst, terwijl we daarvan in de Proeve niets terugvinden. Hoe we dit gericht precies moeten uitleggen, doet hier niet geheel ter zake. Ridderbos ziet het meer als een complex begrip, dat omspant het oordeel van de Heere in het heden en in de eindtijd, gaande over volken en enkelingen. Volgens Valeton is het eindgericht niet bedoeld, „maar het gericht Gods, dat voortdurend over alles gaat, en dat van tijd tot tijd in grotere of kleinere

kring in catastrophen van verschillende aard zichtbaar aan het licht treedt." 4 )

In ieder geval, mag dit gegeven in een psalm, die handelt over de twee wegen, niet gemist worden, maar dient veeleer met name genoemd te worden. Te meer, omdat vers 3 tot 6 uit de onberijmde psalm er in ronde woorden over spreekt. Ook in het Nieuwe Testament wordt, waar over de twee wegen gehandeld wordt, men denke aan de gelijkenis van de vijf wijze en dwaze maagden (Matth. 25) of de enge en de wijde poort (Matth. 7) over het oordeel van de Heere gesproken.

Nu is het niet zo, dat we daar in de Proeve niets van lezen, maar toch wel in heel vage en algemene bewoordingen. Vgl.: , , Zij kunnen zich voor God niet staande houden, er is geen plaats voor hen bij zijn vertrouwden." Dit wekt de gedachte, als zou de goddeloze bezwijken voor de goddelijke overmacht. Terwijl het in het richten van de Heere toch ten diepste gaat over de toorn, de verbolgenheid van God over de zonden.

Conclusie bij deze psalm.

1. O.i. sluit de berijming van 1773 nauwer aan bij de onberijmde tekst, dan de proeve dat doet.

2. Is het ook, dat in de berijming van 1773 de geest van de tijd terug te vinden is (, , Hij, die van deugd en godsvrucht is ontaard", derde couplet), datzelfde bezwaar geldt in niet mindere mate de Proeve, waar van het gericht Gods bijkans niets meer overgebleven is. Dat klemt des te meer, daar de Proeve toch bedoelt een verbetering te zijn.

1 ) L. Koehler, Lexicon in Veteris Testamenti Libros, Leiden, E. J. Brill, 1953.

2 ) Dr. J. Ridderbos, De Psalmen, deel I, J. H. Kok, Kampen, 1955.

; i ) Hans-Joachim Kraus, Psalmen XVI, Biblischer Kommentar Altes Testament.

4 ) Dr. J. J. P. Valeton Jr., De Psalmen.

A.

P. M. Breugem.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 februari 1963

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Enkele psalmen uit de „Proeve” beproefd

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 februari 1963

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's